- Overzicht bijsluiters
- Bijsluiter
Nobivac Myxo-RHD Plus
1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Nobivac Myxo-RHD PLUS lyofilisaat en suspendeervloeistof voor injectie voor konijnen
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Per dosis van (0,2 ml of 0,5 ml) gereconstitueerd vaccin:
Werkzame bestanddelen:
Levend myxomavirus met RHD-virus vector, stam 009: 103,0 - 105,8 FFU*
Levend myxomavirus met RHD-virus vector, stam MK1899: 103,0 - 105,8 FFU*
* Focus Forming Units
Hulpstoffen:
Kwalitatieve samenstelling van hulpstoffen en andere bestanddelen |
Lyofilisaat: |
Gehydrolyseerde gelatine |
Pancreas caseïnehydrolysaat |
Sorbitol |
Dinatriumwaterstoffosfaatdihydraat |
Suspendeervloeistof: |
Dinatriumwaterstoffosfaatdihydraat |
Kaliumdiwaterstoffosfaat |
Water voor injecties |
Lyofilisaat: gebroken wit- of crèmekleurige pellet.
Suspendeervloeistof: doorzichtige kleurloze oplossing.
3. KLINISCHE GEGEVENS
3.1 Doeldiersoort(en)
Konijn.
3.2 Indicaties voor gebruik voor elke doeldiersoort
Voor de actieve immunisatie van konijnen vanaf de leeftijd van 5 weken ter vermindering van de mortaliteit en de klinische verschijnselen van myxomatose en rabbit haemorrhagic disease (RHD) veroorzaakt door klassiek RHD virus (RHDV1) en RHD type 2 virus (RHDV2).
Aanvang van de immuniteit: 3 weken
Duur van de immuniteit: 1 jaar
3.3 Contra-indicaties
Geen.
3.4 Speciale waarschuwingen
Vaccineer alleen gezonde dieren.
Hoge niveaus van maternale antilichamen tegen myxomavirus en/of RHD virus kunnen mogelijk de effectiviteit van het product verminderen. Om zeker te zijn van de volledige immuniteitsduur wordt in dit geval geadviseerd vanaf een leeftijd van 7 weken te vaccineren.
Het is mogelijk dat konijnen die al eerder gevaccineerd zijn met een ander myxomatose vaccin of die een veldinfectie met myxomatose hebben doorgemaakt, na vaccinatie geen adequate immuunrespons ontwikkelen tegen RHD.
3.5 Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik
Speciale voorzorgsmaatregelen voor veilig gebruik bij de doeldiersoort(en):
Niet van toepassing.
Speciale voorzorgsmaatregelen te nemen door de persoon die het diergeneesmiddel aan de dieren toedient:
Niet van toepassing.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor de bescherming van het milieu:
Niet van toepassing.
3.6 Bijwerkingen
Konijn:
Vaak | Verhoogde temperatuur1. |
Zeer zelden | Necrose op de injectieplaats3, korstje op de injectieplaats3, korst op de injectieplaats3, haaruitval op de injectieplaats3. |
1 Tijdelijke verhoging van de lichaamstemperatuur met 1 - 2 °C.
2 Een kleine niet pijnlijke zwelling (diameter maximaal 2 cm) binnen de eerste twee weken na vaccinatie. De zwelling zal 3 weken na vaccinatie volledig verdwenen zijn.
3 Bij konijnen die gehouden worden als gezelschapsdier.
4 Soms fataal.
5 Milde klinische verschijnselen van myxomatose kunnen optreden tot 3 weken na vaccinatie.
Het melden van bijwerkingen is belangrijk. Op deze manier kan de veiligheid van een diergeneesmiddel voortdurend worden bewaakt. De meldingen moeten, bij voorkeur via een dierenarts, worden gestuurd naar ofwel de houder van de vergunning voor het in de handel brengen ofwel de nationale bevoegde autoriteit via het nationale meldsysteem. Zie de bijsluiter voor de desbetreffende contactgegevens.
3.7 Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
Dracht:
Kan tijdens de dracht worden gebruikt.
Vruchtbaarheid:
Er zijn geen veiligheidsstudies uitgevoerd naar het effect op de voortplanting bij mannelijke konijnen (rammelaars). Daarom wordt vaccinatie van mannelijke fokdieren niet aanbevolen.
3.8 Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel. Ten aanzien van het gebruik van dit vaccin vóór of na enig ander diergeneesmiddel dient per geval een beslissing te worden genomen.
3.9 Toedieningswegen en dosering
Subcutaan gebruik.
Basisvaccinatie:
Dien 1 dosis toe aan konijnen vanaf de leeftijd van 5 weken.
Herhalingsvaccinatie:
Vaccinatie jaarlijks herhalen.
Zorg ervoor dat het lyofilisaat voor gebruik volledig gereconstitueerd is.
Gereconstitueerd product: rozeachtige of rozekleurige suspensie.
Injectieflacon met enkelvoudige dosis:
Reconstitueer een injectieflacon met enkelvoudige dosis gevriesdroogd vaccin met 0,5 ml van de geleverde suspendeervloeistof. Dien de volledige inhoud van de injectieflacon toe.
Injectieflacon met meerdere doses (50 doses):
Reconstitueer een injectieflacon met meerdere doses gevriesdroogd vaccin met 10 ml van de geleverde suspendeervloeistof. Dien 0,2 ml toe aan ieder dier.
Volg voor het op de juiste manier reconstitueren van de inhoud van de injectieflacon met meerdere doses de volgende werkwijze:
1. Voeg 1 - 2 ml suspendeervloeistof toe aan de injectieflacon met 50 doses vaccin en zorg ervoor dat het gevriesdroogde vaccin volledig mengt.
2. Trek het gereconstitueerde vaccinconcentraat op uit de injectieflacon en spuit deze suspensie terug in de injectieflacon met suspendeervloeistof.
3. Zorg ervoor dat de vaccinsuspensie die nu in de suspendeervloeistof injectieflacon is ontstaan goed wordt gemengd.
4. Gebruik de vaccinsuspensie binnen 4 uur na reconstitutie. Gereconstitueerd vaccin dat daarna overblijft, moet worden weggegooid.
3.10 Symptomen van overdosering (en, in voorkomend geval, spoedbehandeling en tegengiffen)
Naast de klinische bijwerkingen die kunnen optreden na vaccinatie met een enkelvoudige dosering, kan een geringe zwelling van de lokale lymfeknopen optreden binnen 3 dagen na een 10-voudige overdosering.
3.11 Speciale beperkingen op het gebruik en speciale voorwaarden voor het gebruik, met inbegrip van beperkingen op het gebruik van antimicrobiële en antiparasitaire diergeneesmiddelen om het risico op ontwikkeling van resistentie te beperken
Ieder persoon die het voornemen heeft om een diergeneesmiddel te produceren, in te voeren, te bezitten, verkopen, leveren en gebruiken moet voorafgaand de desbetreffende bevoegde instantie in de betrokken lidstaat raadplegen over het actuele vaccinatiebeleid. Deze activiteiten kunnen op het hele grondgebied van een lidstaat of een deel ervan verboden worden op grond van de nationale wetgeving.
3.12 Wachttijd(en)
Nul dagen.
4. IMMUNOLOGISCHE GEGEVENS
4.1 ATCvet-code: Q108AD
Stimulatie van de actieve immuniteit tegen myxomavirus en RHD-virussen bij konijnen.
De vaccinstammen zijn myxomavirussen die een gen van het kapseleiwit van het klassieke of type 2 RHD-virus tot expressie brengen. Als gevolg hiervan worden konijnen geïmmuniseerd tegen het myxomavirus en zowel het klassieke als het type 2 RHD-virus.
Na infectie met virulent myxoma veldvirus kunnen sommige gevaccineerde dieren enkele zeer kleine zwellingen ontwikkelen, met name op de haarloze delen van het lichaam, die snel korstjes vormen. Deze korstjes verdwijnen doorgaans binnen 2 weken. Deze korstjes worden uitsluitend waargenomen bij dieren met actieve immuniteit en hebben geen invloed op de algemene gezondheidstoestand, de eetlust en het gedrag van het konijn.
Recente of latente infectie met myxoma veldvirus lijkt een rol te spelen bij de ontwikkeling van de milde klinische symptomen van myxomatose die binnen 3 weken na vaccinatie kunnen optreden.
5. FARMACEUTISCHE GEGEVENS
5.1 Belangrijke onverenigbaarheden
Niet mengen met enig ander diergeneesmiddel, behalve de suspendeervloeistof dat wordt geleverd voor gebruik bij het diergeneesmiddel.
5.2 Houdbaarheidstermijn
Houdbaarheid van het diergeneesmiddel (lyofilisaat) in de verkoopverpakking: 2 jaar.
Houdbaarheid van de suspendeervloeistof in de verkoopverpakking: 4 jaar.
Houdbaarheid na reconstitutie volgens instructies: 4 uur.
5.3 Bijzondere voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Lyofilisaat:
Bewaren in een koelkast (2 °C – 8 °C).
Niet in de vriezer bewaren.
Beschermen tegen licht.
Suspendeervloeistof:
Geen bijzondere bewaarvoorschriften.
5.4 Aard en samenstelling van de primaire verpakking
Lyofilisaat:
Type I doorzichtige glazen injectieflacon van 1 of 50 doses, afgesloten met een chloorbutyl rubber stop en een aluminium felscapsule.
Suspendeervloeistof:
Type I doorzichtige glazen injectieflacon van 0,5 ml of 10 ml, afgesloten met een broombutyl rubber stop en een aluminium felscapsule.
Verpakkingsgrootten:
- Plastic doos met 5 injectieflacons van 1 dosis vaccin en 5 injectieflacons van 0,5 ml suspendeervloeistof.
- Plastic doos met 25 injectieflacons van 1 dosis vaccin en 25 injectieflacons van 0,5 ml suspendeervloeistof.
- Kartonnen doos met 10 injectieflacons van 50 doses vaccin + kartonnen doos met 10 injectieflacons van 10 ml suspendeervloeistof.
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.
5.5 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet-gebruikte diergeneesmiddelen of afvalmateriaal voortkomend uit het gebruik van het diergeneesmiddel
Geneesmiddelen mogen niet verwijderd worden via afvalwater of huishoudelijk afval.
Maak gebruik van terugnameregelingen voor de verwijdering van ongebruikte diergeneesmiddelen of uit het gebruik van dergelijke middelen voortvloeiend afvalmateriaal in overeenstemming met de lokale voorschriften en nationale inzamelingssystemen die op het desbetreffende diergeneesmiddel van toepassing zijn.
6. NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Intervet International B.V.
7. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING(EN) VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/2/19/244/001-003
8. DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING
Datum van eerste vergunningverlening: 19/11/2019
9. DATUM VAN DE LAATSTE HERZIENING VAN DE SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
12/2023.
10. INDELING VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Diergeneesmiddel op voorschrift.
Gedetailleerde informatie over dit diergeneesmiddel is beschikbaar in de diergeneesmiddelendatabank van de Unie (https://medicines.health.europa.eu/veterinary).