SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Resflor 300, 16,5 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen
4. FARMACOLOGISCHE GEGEVENS
4.1 ATCvet-code: QJ01BA99
4.2 Farmacodynamische eigenschappen
Florfenicol is een synthetisch breedspectrum antibioticum dat werkzaam is tegen de meeste Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën die geïsoleerd worden uit huisdieren. Florfenicol remt de eiwitsynthese op ribosomaal niveau en is bacteriostatisch. Laboratoriumonderzoek heeft aangetoond dat florfenicol werkzaam is tegen de meest voorkomende bacteriële pathogenen die bij luchtwegaandoeningen bij runderen worden geïsoleerd, inclusief Mycoplasma bovis, Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida en Histophilus somni.
Florfenicol wordt beschouwd als een bacteriostatisch agens, maar in vitro studies met florfenicol tonen een bactericide werking aan tegen Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida en Histophilus somni.
De bactericide werking van florfenicol tegen deze drie pathogenen was voornamelijk als tijdsafhankelijk gekarakteriseerd, met een mogelijke uitzondering van H. somni waar een concentratieafhankelijkheid waargenomen was.
Gedurende een florfenicol gevoeligheidsprogramma (2000-2003) zijn in totaal 487 M. haemolytica, 522 P. multocida en 25 H. somni isolaten verzameld.
De MIC-waarden varieerden tussen < 0,12 en 2 µg/ml voor M. haemolytica (MIC90 = 1 µg/ml), tussen < 0,12 en 2 µg/ml voor P. multocida (MIC90 = 0,50 µg/ml) en tussen 0,12 en 0,5 µg/ml voor H. somni.
Breekpunten voor luchtwegpathogenen bij runderen zijn als volgt vastgesteld door het CLSI
(Clinical and Laboratory Standard Institute):
Pathogeen | Florfenicol Disk | Diameter (mm) | MIC (µg/ml) | ||||
S | I | R | S | I | R | ||
M. haemolytica | 30 | 19 | 15-18 | 14 | 2 | 4 | 8 |
Er zijn geen breekpunten en gestandaardiseerde kweektechnieken vastgesteld voor Mycoplasma bovis door CLSI. Ondanks een vermindering van de pathogeenbelasting van Mycoplasma bovis is het mogelijk dat Mycoplasma bovis niet volledig geëlimineerd wordt uit de longen na behandeling met het diergeneesmiddel.
De enige resistentiemechanismen tegen chlooramfenicol, waarvan bekend is dat zij belangrijke klinische relevantie hebben, zijn CAT-gemedieerde inactivering en efflux-pomp gemedieerde resistentie. Slechts enkele van de efflux gemedieerde resistentiemechanismen zouden ook resistentie tegen florfenicol geven en dus mogelijk beïnvloed kunnen worden door florfenicol gebruik bij dieren.
Resistentie tegen florfenicol in doelpathogenen is slechts gemeld in zeldzame gevallen en was geassocieerd met de efflux-pomp en de aanwezigheid van het floR gen.
Flunixine meglumine is een niet-steroïdaal anti-inflammatoir geneesmiddel met een analgetische en antipyretische werking. Flunixine meglumine werkt als een reversibele, niet-selectieve remmer van cyclo-oxygenase (zowel COX-1 als COX-2), een belangrijk enzym in de arachidonzuurreactieketen, dat verantwoordelijk is voor de omzetting van arachidonzuur in cyclische endoperoxiden. Daardoor wordt de synthese van eicosanoïden, belangrijke mediatoren van het ontstekingsproces bij centrale pyresie, pijnperceptie en weefselontsteking, geremd. Door zijn effect op de arachidonzuurreactieketen remt flunixine ook de productie van thromboxaan, een krachtige bloedplaatjes pro-aggregator en vasoconstrictor die vrijkomt bij bloedstolling. Flunixine oefent zijn antipyretische werking uit door de prostaglandine E2-synthese in de hypothalamus te remmen.
Hoewel flunixine geen directe effecten heeft op endotoxines nadat deze zijn geproduceerd, vermindert het de aanmaak van prostaglandines en vermindert het daardoor de vele effecten van de prostaglandine reactieketen. Prostaglandines zijn een deel van complexe processen betrokken bij de ontwikkeling van endotoxische shocks.
4.3 Farmacokinetische eigenschappen
Subcutane toediening van het diergeneesmiddel in de adviesdosering van florfenicol 40 mg/kg handhaaft effectieve plasmaspiegels in runderen boven een MIC90 van 1 µg/ml gedurende ongeveer 50 uur en boven een MIC90 van 2 µg/ml gedurende ongeveer 36 uur. De maximale plasmaconcentratie (Cmax) van ongeveer 9,9 µg/ml werd ongeveer 8 uur (Tmax) na toedienen bereikt.
Na subcutane toediening van het diergeneesmiddel in de adviesdosering van flunixine 2,2 mg/kg werden maximale plasmaconcentraties van 2,8 µg/ml na 1 uur bereikt.
De binding van florfenicol aan eiwitten is ongeveer 20% en voor flunixine > 99%. De eliminatiegraad van florfenicolresiduen via de urine is ongeveer 68% en via de feces ongeveer 8%. De eliminatiegraad van flunixineresiduen via de urine is ongeveer 34% en via de feces ongeveer 57%.
Milieukenmerken
Flunixine is giftig voor aas etende roofvogels, hoewel een verwachte lage blootstelling tot een laag risico leidt.