SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Caninsulin 40 I.E./ml suspensie voor injectie voor honden en katten
4. FARMACOLOGISCHE GEGEVENS
4.1 ATCvet-code: QA10AC03
4.2 Farmacodynamische eigenschappen
Insuline stimuleert de anabole reacties. Het verzekert de glucoseopname door de cellen en activeert bepaalde intracellulaire enzymes. De membranen van de targetweefsels zijn gevoelig voor insuline door de aanwezigheid van speciale insulinereceptoren.
Lipolyse, proteolyse, ketogenese en gluconeogenese worden geïnhibeerd door insuline.
Diabetes mellitus wordt gekarakteriseerd door een absoluut of relatief insulinetekort dat kan leiden tot een persistente hyperglycemie. Door controle van de bloedglucoseconcentraties krijgt men een juist beeld van het algemeen effect van de toegediende insuline.
Bij honden met diabetes vindt de maximale werking van het diergeneesmiddel op de bloedglucoseconcentratie, na S.C. toediening, plaats 4-8 u na injectie en houdt 14-24 u aan.
Bij katten met diabetes, vindt de maximale werking van het diergeneesmiddel op de bloedglucoseconcentratie, na S.C. toediening, plaats 4 u na injectie met als extreme waarden 1,5-8 u, en duurt gemiddeld 10 uren met extreme waarden van 8-12 u na injectie.
4.3 Farmacokinetische eigenschappen
Door de gekozen combinatie van 35% amorfe en 65% kristallijne zinkinsulinesuspensie wordt een intermediaire werkingsduur verkregen.
Na S.C. toediening van het diergeneesmiddel aan de hond wordt de maximale plasmaconcentratie (85-288 µU/ml) van insuline bereikt tussen 2 en 6 u (gemiddeld 4,3 u).
Bij 50% van de honden wordt een tweede plasma-insulinepiek (99-194 µU/ml) vastgesteld tussen 8 en 14 u (gemiddeld 12 u). Deze tweede piek is waarschijnlijk het gevolg van de kristallijne zinkinsulinefractie. De totale werkingsduur schommelt tussen 14 en 24 u.
Na S.C. toediening van het diergeneesmiddel bij katten wordt de maximale plasmaconcentratie van insuline (13-100 µU/ml) bereikt na ± 1,5 u (0,5-10 u). De totale werkingsduur schommelt tussen de 5 en 12 u.
De afbraak van insuline gebeurt voornamelijk in de lever en in de nieren.