SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
MabThera 100 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
MabThera 500 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
MabThera 100 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
Elke ml bevat 10 mg rituximab.
Elke 10 ml injectieflacon bevat 100 mg rituximab.
MabThera 500 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
Elke ml bevat 10 mg rituximab.
Elke 50 ml injectieflacon bevat 500 mg rituximab.
Rituximab is een genetisch geconstrueerd chimerisch muis/humaan monoklonaal antilichaam bestaande uit een geglycosyleerd immunoglobuline met humane IgG1 constante regio’s en muizen lichte- en zware-keten variabele regio sequenties. Het antilichaam wordt geproduceerd door een zoogdier- (Chinese hamsterovarium) celsuspensiecultuur en gezuiverd door affiniteitschromatografie en ionenwisseling, inclusief specifieke virale inactivatie- en verwijderingsprocedures.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke 10 ml injectieflacon bevat 2,3 mmol (52,6 mg) natrium.
Elke 50 ml injectieflacon bevat 11,5 mmol (263,2 mg) natrium.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie.
Heldere, kleurloze vloeistof met een pH van 6,2 - 6,8 en een osmolaliteit van 324 - 396 mOsmol/kg.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
MabThera is geïndiceerd voor volwassenen bij de volgende indicaties:
Non-Hodgkinlymfoom (NHL)
MabThera is geïndiceerd voor de behandeling van niet eerder behandelde volwassen patiënten met stadium III-IV folliculair lymfoom in combinatie met chemotherapie.
MabThera onderhoudstherapie is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met folliculair lymfoom die responderen op inductietherapie.
MabThera monotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met stadium III-IV folliculair lymfoom die chemoresistent zijn of bij wie een tweede of volgend recidief optreedt na chemotherapie.
MabThera is in combinatie met CHOP (cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine, prednisolon) chemotherapie geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met CD20-positief diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom.
MabThera in combinatie met chemotherapie is geïndiceerd voor de behandeling van pediatrische patiënten (leeftijd ≥ 6 maanden tot < 18 jaar oud) met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL), burkittlymfoom (BL)/burkittleukemie (rijpe B-cel acute leukemie (BAL)) of burkitt-achtig lymfoom (BLL).
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
MabThera is in combinatie met chemotherapie geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met onbehandelde en recidiverende/refractaire CLL. Er zijn slechts beperkte gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten die eerder zijn behandeld met monoklonale antilichamen waaronder MabThera, of patiënten refractair voor eerdere behandeling met MabThera plus chemotherapie.
Zie rubriek 5.1 voor verdere informatie.
Reumatoïde artritis
MabThera in combinatie met methotrexaat is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met ernstige actieve reumatoïde artritis die een inadequate respons of onverdraagbaarheid hebben ondervonden bij één of meer tumornecrosefactor (TNF)-blokkerende therapieën.
Er is aangetoond dat MabThera de progressiesnelheid van gewrichtsschade remt, wat gemeten is door middel van röntgenonderzoek, en de fysieke functie verbetert wanneer het gegeven wordt in combinatie met methotrexaat.
Granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis
MabThera is, in combinatie met glucocorticoïden, geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met ernstige, actieve granulomatose met polyangiitis (ziekte van Wegener, GPA) en microscopische polyangiitis (MPA).
MabThera is, in combinatie met glucocorticoïden, geïndiceerd voor de inductie van remissie bij pediatrische patiënten (leeftijd ≥ 2 tot < 18 jaar) met ernstige actieve GPA (ziekte van Wegener) en MPA.
Pemphigus vulgaris
MabThera is geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met matig ernstige tot ernstige pemphigus vulgaris (PV).
4.2 Dosering en wijze van toediening
MabThera moet worden toegediend onder nauwgezet toezicht van een ervaren beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg en in een omgeving waar volledige reanimatiefaciliteiten direct beschikbaar zijn (zie rubriek 4.4).
Premedicatie en profylaxe
Premedicatie, bestaande uit een anti-pyretisch geneesmiddel en een antihistaminicum, bijv. paracetamol en difenhydramine, moet altijd voorafgaand aan elke toediening van MabThera worden gegeven.
Bij volwassen patiënten met non-Hodgkinlymfoom en chronische lymfatische leukemie moet pre-medicatie met glucocorticoïden worden overwogen wanneer MabThera niet in combinatie wordt gegeven met een chemotherapie die glucocorticoïden bevat.
Bij pediatrische patiënten met non-Hodgkinlymfoom moet premedicatie met paracetamol en H1-antihistaminica (difenhydramine of equivalent) 30-60 minuten voor de start van de infusie met MabThera worden toegediend. Daarnaast moet prednison gegeven worden zoals aangegeven in tabel 1.
Profylaxe bestaand uit adequate hydratatie en toediening van uricostatica, te starten 48 uur voorafgaand aan de start van de behandeling, wordt aanbevolen bij CLL-patiënten ter verlaging van het risico op tumorlysissyndroom. Bij CLL-patiënten met een lymfocytenaantal > 25 x 109/l wordt aanbevolen om prednison/prednisolon 100 mg intraveneus kort voor de infusie met MabThera toe te dienen ter vermindering van het aantal gevallen en de ernst van acute infusiereacties en/of “cytokine release syndrome”.
Bij patiënten met reumatoïde artritis, GPA of MPA of pemphigus vulgaris, moet premedicatie met 100 mg intraveneuze methylprednisolon 30 minuten vóór elke infusie met MabThera afgerond zijn, om de incidentie en de ernst van infusiegerelateerde reacties (IRR’s) te verminderen.
Bij volwassen patiënten met GPA of MPA wordt aanbevolen om, voorafgaand aan de eerste infusie met MabThera, intraveneus methylprednisolon toe te dienen gedurende 1 tot 3 dagen met een dosering van 1000 mg per dag (de laatste dosis methylprednisolon kan op dezelfde dag gegeven worden als de eerste infusie met MabThera). Dit moet worden gevolgd door 1 mg/kg/dag oraal prednison (maximaal 80 mg/dag en zo snel mogelijk afbouwen op basis van de klinische behoefte) gedurende en na de 4-weekse MabThera-inductiebehandeling.
Profylaxe voor Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PJP) wordt aanbevolen bij volwassen patiënten met GPA of MPA of PV tijdens en na behandeling met MabThera, indien van toepassing volgens de lokaal geldende klinische richtlijnen.
Pediatrische patiënten
Bij pediatrische patiënten met GPA of MPA moeten voorafgaand aan de eerste intraveneuze infusie met MabThera eerst drie dagelijkse doseringen van 30 mg/kg/dag (niet meer dan 1 g/dag) methylprednisolon intraveneus worden gegeven om ernstige vasculitisverschijnselen te behandelen. Er mogen maximaal drie extra dagelijkse doseringen van 30 mg/kg methylprednisolon intraveneus worden gegeven voorafgaand aan de eerste MabThera-infusie.
Na voltooiing van de intraveneuze toediening van methylprednisolon moeten patiënten 1 mg/kg/dag (niet meer dan 60 mg/dag) prednison oraal ontvangen en dit zo snel mogelijk afbouwen indien klinisch noodzakelijk (zie rubriek 5.1).
Profylaxe voor Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PJP) wordt aanbevolen bij pediatrische patiënten met GPA of MPA tijdens en na behandeling met MabThera, indien van toepassing.
Dosering
Het is van belang de etiketten van de geneesmiddelen te controleren om er zeker van te zijn dat de juiste formulering (intraveneuze of subcutane formulering) aan de patiënt wordt gegeven, zoals voorgeschreven.
Non-Hodgkinlymfoom
Folliculair lymfoom
Combinatietherapie
De aanbevolen dosering MabThera in combinatie met chemotherapie voor inductiebehandeling van niet eerder behandelde of recidiverende/refractaire patiënten met folliculair lymfoom is: 375 mg/m² lichaamsoppervlak per kuur, gedurende maximaal 8 kuren.
MabThera moet worden toegediend op dag 1 van iedere chemotherapiekuur, na intraveneuze toediening van de glucocorticoïdcomponent van de chemotherapie indien dit van toepassing is.
Onderhoudsbehandeling
Niet eerder behandeld folliculair lymfoom
De aanbevolen dosering MabThera toegepast als onderhoudsbehandeling van patiënten met een niet eerder behandeld folliculair lymfoom die respondeerden op inductiebehandeling is: 375 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 2 maanden (beginnend 2 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie) tot progressie van de ziekte of gedurende een maximale periode van 2 jaar (12 infusies in totaal).
Recidiverend/refractair folliculair lymfoom
De aanbevolen dosering MabThera toegepast als onderhoudsbehandeling van patiënten met recidiverend/refractair folliculair lymfoom die respondeerden op inductiebehandeling is: 375 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 3 maanden (beginnend 3 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie) tot progressie van de ziekte of gedurende een maximale periode van 2 jaar (8 infusies in totaal).
Monotherapie
Recidiverend/refractair folliculair lymfoom
De aanbevolen dosering MabThera monotherapie toegepast als inductiebehandeling van volwassen patiënten met stadium III-IV folliculair lymfoom die chemoresistent zijn of bij wie een tweede of volgend recidief optreedt na chemotherapie is: 375 mg/m² lichaamsoppervlak, toegediend via intraveneuze infusie eenmaal per week gedurende vier weken.
Voor herbehandeling met MabThera monotherapie van patiënten die reageerden op eerdere behandeling met MabThera monotherapie voor recidiverend/refractair folliculair lymfoom, is de aanbevolen dosering: 375 mg/m² lichaamsoppervlak, toegediend via intraveneuze infusie eenmaal per week gedurende vier weken (zie rubriek 5.1).
Diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom bij volwassenen
MabThera moet worden gebruikt in combinatie met CHOP-chemotherapie. De aanbevolen dosering bedraagt 375 mg/m² lichaamsoppervlak, toegediend op dag 1 van elke chemotherapiekuur gedurende 8 kuren na intraveneuze infusie van de glucocorticoïdcomponent van CHOP. De veiligheid en werkzaamheid van MabThera zijn niet vastgesteld in combinatie met andere chemotherapieën bij diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom.
Doseringsaanpassingen tijdens de behandeling
Er worden geen dosisverlagingen van MabThera aanbevolen. Wanneer MabThera in combinatie met chemotherapie wordt toegediend, zijn voor wat betreft de chemotherapiegeneesmiddelen de standaard dosisverlagingen van toepassing.
Chronische lymfatische leukemie
De aanbevolen dosering van MabThera in combinatie met chemotherapie voor onbehandelde en recidiverende/refractaire patiënten is 375 mg/m2 lichaamsoppervlak toegediend op dag 0 van de eerste behandelingscyclus gevolgd door 500 mg/m2 lichaamsoppervlak toegediend op dag 1 van elke volgende cyclus gedurende 6 cycli in totaal. De chemotherapie moet gegeven worden na infusie van MabThera.
Reumatoïde artritis
Patiënten die met MabThera behandeld worden, dienen de waarschuwingskaart te ontvangen bij elke infusie.
Een kuur met MabThera bestaat uit twee intraveneuze infusies van 1000 mg. De aanbevolen dosering MabThera is 1000 mg via intraveneuze infusie gevolgd door een tweede intraveneuze infusie van 1000 mg twee weken later.
De noodzaak van een vervolgkuur moet 24 weken na de voorgaande kuur worden beoordeeld. Herbehandeling moet op dat moment gegeven worden indien een resterende ziekteactiviteit bestaat. In andere gevallen moet herbehandeling uitgesteld worden totdat de ziekteactiviteit terugkeert.
Beschikbare gegevens duiden erop dat klinische respons gewoonlijk wordt bereikt binnen 16 tot 24 weken na een eerste behandelingskuur. Het voortzetten van de behandeling moet zorgvuldig in overweging worden genomen bij patiënten waarbij geen bewijs voor therapeutisch voordeel wordt waargenomen binnen deze tijdsperiode.
Granulomatose met polyangiitis (GPA) en microscopische polyangiitis (MPA)
Patiënten die met MabThera behandeld worden, dienen bij elke infusie de waarschuwingskaart te ontvangen.
Inductie van remissie bij volwassenen
De aanbevolen dosering van MabThera voor de inductie van remissie bij volwassen patiënten met GPA en MPA is 375 mg/m2 lichaamsoppervlak, toegediend via een intraveneuze infusie eenmaal per week gedurende vier weken (vier infusies in totaal).
Onderhoudsbehandeling bij volwassenen
Na inductie van remissie met MabThera mag de onderhoudsbehandeling bij volwassen patiënten met GPA en MPA niet eerder dan 16 weken na de laatste MabThera-infusie gestart worden.
Na inductie van remissie met een andere immunosuppressieve standaardbehandeling, moet de MabThera onderhoudsbehandeling gestart worden in de 4 weken na ziekteremissie.
MabThera moet toegediend worden als twee intraveneuze infusies van 500 mg met een interval van twee weken, gevolgd door een intraveneuze infusie van 500 mg iedere 6 maanden daarna. Patiënten moeten MabThera krijgen gedurende ten minste 24 maanden na het bereiken van remissie (afwezigheid van klinische tekenen en verschijnselen). Bij patiënten die mogelijk een hoger risico op recidief hebben, moeten artsen een langere duur van onderhoudsbehandeling met MabThera overwegen tot maximaal 5 jaar.
Pemphigus vulgaris
Patiënten die met MabThera behandeld worden, dienen bij elke infusie de waarschuwingskaart te ontvangen.
De aanbevolen dosering van MabThera voor de behandeling van pemphigus vulgaris is 1000 mg toegediend via intraveneuze infusie gevolgd door een tweede intraveneuze infusie van 1000 mg twee weken later, in combinatie met een geleidelijk afbouwende glucocorticoïdbehandeling.
Onderhoudsbehandeling
Een intraveneuze infusie van 500 mg moet toegediend worden als onderhoudsdosis na 12 en 18 maanden en daarna iedere 6 maanden indien nodig op basis van klinische beoordeling.
Behandeling van recidief
Bij een recidief kunnen patiënten 1000 mg intraveneus toegediend krijgen. Op basis van klinische beoordeling moet de behandelend arts het hervatten of verhogen van de glucocorticoïdedosering van de patiënt overwegen.
Volgende infusies mogen niet eerder dan 16 weken na de vorige infusie toegediend worden.
Speciale populaties
Pediatrische patiënten
Non-Hodgkinlymfoom
MabThera moet bij pediatrische patiënten van ≥ 6 maanden tot < 18 jaar oud met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief DLBCL/BL/BAL/BLL gebruikt worden in combinatie met systemische Lymphome Malin B (LMB) chemotherapie (zie tabel 1 en 2). De aanbevolen dosering van MabThera is 375 mg/m2 lichaamsoppervlak, toegediend via intraveneuze infusie. Er zijn geen dosisaanpassingen van MabThera nodig, behalve die vanwege lichaamsoppervlak.
De veiligheid en werkzaamheid van MabThera bij pediatrische patiënten van ≥ 6 maanden tot < 18 jaar oud zijn niet vastgesteld voor andere indicaties dan niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief DLBCL/BL/BAL/BL. Er zijn slechts beperkte gegevens beschikbaar over patiënten jonger dan 3 jaar. Zie rubriek 5.1 voor verdere informatie.
MabThera mag niet gebruikt worden bij pediatrische patiënten vanaf de geboorte tot < 6 maanden met CD20-positief diffuus grootcellig B-cellymfoom (zie rubriek 5.1).
Tabel 1 Dosering van MabThera bij non-Hodgkinlymfoom bij pediatrische patiënten
Cyclus | Dag van behandeling | Toedieningsinformatie |
Prefase (COP) | Er wordt geen MabThera gegeven | - |
Inductiekuur 1 | Dag -2 | |
Dag 1 | | |
Inductiekuur 2 | Dag -2 | |
Dag 1 | | |
Consolidatiekuur 1 | Dag 1 | |
Consolidatiekuur 2 | Dag 1 | |
Onderhoudskuur 1 (M1) | Dag 25 tot 28 van consolidatiekuur 2 (CYVE) | |
Onderhoudskuur 2 (M2) | Dag 28 van onderhoudskuur 1 (M1) | - |
ANC = absoluut neutrofielen aantal; COP = Cyclofosfamide, Vincristine, Prednison; COPDAM = Cyclofosfamide, Vincristine, Prednisolon, Doxorubicine, Methotrexaat; CYM = CYtarabine (Aracytine, Ara-C), Methotrexaat; CYVE = CYtarabine (Aracytine, Ara-C), VEposide (VP16) |
Tabel 2 Behandelplan voor non-Hodgkinlymfoom bij pediatrische patiënten: chemotherapie gelijktijdig met MabThera
Behandelplan | Patiënt stadiëring | Toedieningsinformatie |
Groep B | Stadium III met verhoogd LDH (> N x 2), | Prefase gevolgd door 4 kuren: |
Groep C | Groep C1: | Prefase gevolgd door 6 kuren: |
Groep C3: | ||
Opeenvolgende kuren moeten zo snel mogelijk gegeven worden als het bloedbeeld hersteld is en de conditie van de patiënt het toelaat, behalve voor de onderhoudskuren die met een interval van 28 dagen gegeven worden. | ||
BAL = burkittleukemie (rijpe B-cel acute leukemie); CSF = cerebrospinale vloeistof; CZS = centraal zenuwstelsel; HDMTX = hooggedoseerd methotrexaat; LDH = lactaatdehydrogenase |
Granulomatose met polyangiitis (GPA) en microscopische polyangiitis (MPA)
Inductie van remissie
De aanbevolen dosering van MabThera voor de inductie van remissie bij pediatrische patiënten met ernstige actieve GPA of MPA is 375 mg/m2 lichaamsoppervlak, toegediend via een intraveneuze infusie eenmaal per week gedurende 4 weken.
De veiligheid en werkzaamheid van MabThera bij pediatrische patiënten (leeftijd ≥ 2 tot < 18 jaar) zijn niet vastgesteld voor andere indicaties dan ernstige actieve GPA of MPA.
MabThera mag niet gebruikt worden bij patiënten jonger dan 2 jaar oud met ernstige actieve GPA of MPA, aangezien er een mogelijkheid is op een ontoereikende immuunrespons bij vaccinaties die kinderen krijgen voor de gebruikelijke, met vaccinatie te voorkomen, kinderziektes (zoals mazelen, bof, rubella en poliomyelitis) (zie rubriek 5.1).
Ouderen
Er is geen aanpassing van de dosering noodzakelijk voor oudere patiënten (leeftijd >65 jaar).
Wijze van toediening
De bereide MabThera-oplossing moet worden toegediend middels infusie via een intraveneuze lijn, uitsluitend bestemd voor de toediening van MabThera. De bereide infusieoplossing mag niet worden toegediend middels een intraveneuze injectie of bolus.
De patiënten dienen nauwgezet gecontroleerd te worden op het beginnend optreden van het "cytokine release syndrome" (zie rubriek 4.4). Patiënten die aanwijzingen voor ernstige reacties ontwikkelen, met name ernstige dyspnoe, bronchospasmen of hypoxie, dienen de infusie onmiddellijk te laten onderbreken. Patiënten met non-Hodgkinlymfoom dienen dan onderzocht te worden op aanwijzingen voor het tumorlysissyndroom, waarbij inbegrepen relevante laboratoriumbepalingen en op pulmonale infiltratie, door middel van röntgenonderzoek van de borstkas. Bij alle patiënten mag de infusie niet hervat worden totdat alle symptomen volledig zijn verdwenen en zowel de laboratoriumwaarden als de borstkasfoto's weer een normaal beeld geven. Op dat moment kan de infusie hervat worden, aanvankelijk met niet meer dan de helft van de voorgaande infusiesnelheid. Als dezelfde ernstige bijwerkingen voor de tweede keer optreden, moet een beslissing om de behandeling te stoppen van geval tot geval serieus overwogen worden.
Milde of matige infusiegerelateerde reacties (IRR’s) (rubriek 4.8) reageren gewoonlijk op een verlaging van de infusiesnelheid. De infusiesnelheid kan weer verhoogd worden na verbetering van de symptomen.
Eerste infusie
De aanbevolen initiële infusiesnelheid voor MabThera is 50 mg/uur; na de eerste 30 minuten kan de snelheid om de 30 minuten worden verhoogd met stappen van 50 mg/uur, tot een maximum van 400 mg/uur.
Volgende infusies
Alle indicaties
Volgende infusies met MabThera kunnen worden gestart met een snelheid van 100 mg/uur en om de 30 minuten worden verhoogd met stappen van 100 mg/uur, tot een maximum van 400 mg/uur.
Pediatrische patiënten – non-Hodgkinlymfoom
Eerste infusie
De aanbevolen initiële infusiesnelheid is 0,5 mg/kg/uur (maximum 50 mg/uur); dit kan elke 30 minuten verhoogd worden met 0,5 mg/kg/uur als er geen sprake is van overgevoeligheid of infusie-gerelateerde symptomen, tot een maximum van 400 mg/uur.
Volgende infusies
Volgende doseringen van MabThera kunnen worden gestart met een snelheid van 1 mg/kg/uur (maximum 50 mg/uur); dit kan elke 30 minuten verhoogd worden met 1 mg/kg/uur tot een maximum van 400 mg/uur.
Alleen bij reumatoïde artritis
Alternatief, sneller infusieschema voor vervolginfusies
Wanneer patiënten bij hun eerste infusie of daaropvolgende infusies van een dosis van 1000 mg MabThera, toegediend volgens het standaardinfusieschema, geen ernstige infusiegerelateerde reactie hebben gehad, kan een snellere infusie worden gegeven voor de tweede en de volgende infusies, waarbij gebruik wordt gemaakt van dezelfde concentratie (4 mg/ml in een volume van 250 ml) als bij voorgaande infusies. Begin met een snelheid van 250 mg/uur gedurende de eerste 30 minuten en daarna 600 mg/uur gedurende de volgende 90 minuten. Als snellere infusie wordt verdragen kan dit infusieschema ook worden gebruikt voor daaropvolgende infusies.
Patiënten die een klinisch significante cardiovasculaire aandoening hebben, waaronder aritmieën, of patiënten die eerder een ernstige infusiereactie hebben gehad op een behandeling met biologische geneesmiddelen of op rituximab mogen de snellere infusie niet toegediend krijgen.
4.3 Contra-indicaties
Contra-indicaties voor gebruik bij non-Hodgkinlymfoom en chronische lymfatische leukemie
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor muizeneiwitten of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Actieve, ernstige infecties (zie rubriek 4.4).
Ernstig immuungecompromitteerde patiënten.
Contra-indicaties voor gebruik bij reumatoïde artritis, granulomatose met polyangiitis, microscopische polyangiitis en pemphigus vulgaris
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor muizeneiwitten of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Actieve, ernstige infecties (zie rubriek 4.4).
Ernstig immuungecompromitteerde patiënten.
Ernstig hartfalen (New York Heart Association Klasse IV) of ernstige, ongecontroleerde cardiale aandoeningen (zie rubriek 4.4 betreffende andere cardiovasculaire aandoeningen).
4.8 Bijwerkingen
Ervaring bij non-Hodgkinlymfoom en chronische lymfatische leukemie bij volwassenen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het algemene veiligheidsprofiel van MabThera bij non-Hodgkinlymfoom en chronische lymfatische leukemie is gebaseerd op patiëntgegevens uit klinische onderzoeken en uit postmarketingonderzoek. Deze patiënten werden of behandeld met MabThera monotherapie (als inductiebehandeling of onderhoudsbehandeling volgend op inductiebehandeling) of in combinatie met chemotherapie.
De meest frequent waargenomen bijwerkingen bij patiënten die MabThera kregen, waren IRR’s, die bij de meerderheid van de patiënten optraden tijdens de eerste infusie. De incidentie van infusiegerelateerde symptomen daalde substantieel na volgende infusies en is minder dan 1% na acht doses van MabThera.
Infecties (voornamelijk bacterieel en viraal) traden op bij ongeveer 30-55% van de patiënten tijdens klinische onderzoeken bij patiënten met NHL en bij 30-50% van de patiënten tijdens klinische onderzoeken bij patiënten met CLL.
De meest frequent gemelde of waargenomen ernstige bijwerkingen waren:
IRR’s (inclusief “cytokine release syndrome”, tumorlysissyndroom) zie rubriek 4.4.
Infecties, zie rubriek 4.4.
Cardiovasculaire bijwerkingen, zie rubriek 4.4.
Andere ernstige bijwerkingen die gemeld zijn waren hepatitis B reactivatie en PML (zie rubriek 4.4.)
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De frequentie van bijwerkingen die zijn gerapporteerd met MabThera alleen of in combinatie met chemotherapie zijn samengevat in tabel 3. Frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak ( 1/10), vaak ( 1/100, < 1/10), soms ( 1/1.000, < 1/100), zelden ( 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
De bijwerkingen die alleen gezien zijn tijdens postmarketingonderzoek en waarvoor geen frequentie bepaald kon worden, zijn gerangschikt onder "niet bekend".
Tabel 3 Bijwerkingen gemeld in klinische onderzoeken of tijdens postmarketingonderzoek bij patiënten met NHL en CLL behandeld met MabThera mono-/onderhoudstherapie of in combinatie met chemotherapie
MedDRA systeem/ orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden | Niet bekend |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Bacteriële infecties, virale infecties, +bronchitis | Sepsis, +pneumonie, +febriele infectie, +herpes zoster, +luchtweginfectie, schimmelinfectie, infecties van onbekende oorsprong, +acute bronchitis, +sinusitis, hepatitis B1 |
| Ernstige virale infecties2, Pneumocystis jiroveci | PML | Enterovirale meningo-encefalitis2, 3 |
Bloed- en lymfestelsel-aandoeningen | Neutropenie, leukopenie, +febriele neutropenie, +trombocyto-penie | Anemie, +pancytopenie, +granulocytopenie | Stollings-stoornis, aplastische anemie, hemolytische anemie, lymfadeno- pathie |
| Tijdelijke verhoging serum IgM spiegels4 | Late neutropenie4 |
Immuun-systeemaandoeningen | Infusiegerelateerde reacties5, angio-oedeem | Overgevoeligheid |
| Anafylaxie | Tumorlysis-syndroom, ‘cytokine- release’- syndroom5, serumziekte, | Infusiegerelateerde acute reversibele trombocyto-penie5 |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen |
| Hyperglykemie, gewichtsafname, perifeer oedeem, gezichtsoedeem, LDH-toename, hypocalciëmie |
|
|
|
|
Psychische stoornissen |
|
| Depressie, nervositeit |
|
|
|
Zenuwstelselaandoeningen |
| Paresthesie, hypo-esthesie, agitatie, slapeloosheid, vasodilatatie, duizeligheid, angst | Dysgeusie |
| Perifere neuropathie, zenuwverlam-ming in het gezicht6 | Craniale neuropathie, verlies van overige zintuigelijke waarnemingen6 |
Oog-aandoeningen |
| Stoornis van de traanproductie, conjunctivitis |
|
| Ernstig verlies van gezichts-vermogen6 |
|
Evenwichts-orgaan- en oor-aandoeningen |
| Tinnitus, oorpijn |
|
|
| Gehoorverlies6 |
Hart-aandoeningen |
| +Myocardinfarct5, 7, aritmie, +atriale fibrillatie, tachycardie, +cardiale stoornis | + Links ventriculair falen, +supraventri-culaire tachycardie, +ventriculaire tachycardie, +angina, +myocardiale ischemie, bradycardie | Ernstige hartaandoeningen5, 7 | Hartfalen5, 7 |
|
Bloedvat-aandoeningen |
| Hypertensie, orthostatische hypotensie, hypotensie |
|
| Vasculitis (voornamelijk cutaan), leukocyto-clastische vasculitis |
|
Ademhalings-stelsel-, borstkas- en mediastinum-aandoeningen |
| Bronchospasme5, respiratoire aandoening, pijn op de borst, dyspnoe, toegenomen hoest, rinitis | Astma, bronchiolitis obliterans, long aandoening, hypoxie | Interstitiële longziekte8 | Respiratoir falen5 | Longinfiltraten |
Maagdarm-stelselaandoeningen | Misselijkheid | Braken, diarree, buikpijn, dysfagie, stomatitis, obstipatie, dyspepsie, anorexia, keelirritatie | Opgezette buik |
| Gastro-intestinale perforatie8 |
|
Huid- en onderhuid-aandoeningen | Pruritus, uitslag, +alopecia | Urticaria, zweten, nachtelijk zweten, +huidafwijking |
|
| Ernstige bulleuze huidreacties, stevens-johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom)8 |
|
Skeletspier-stelsel- en bindweefsel-aandoeningen |
| Hypertonie, myalgie, artralgie, rugpijn, nekpijn, pijn |
|
|
|
|
Nier- en urineweg-aandoeningen |
|
|
|
| Nierfalen5 |
|
Algemene aandoeningen en toedienings-plaatsstoornissen | Koorts, rillingen, asthenie, hoofdpijn | Tumorpijn, opvliegers, malaise, koudesyndroom, +vermoeidheid, +rillingen, +multi-orgaan falen5 | Pijn op de infusieplaats |
|
|
|
Onderzoeken | Verlaagde IgG spiegels |
|
|
|
|
|
Voor iedere term is de frequentie vastgesteld als reacties van alle graden (van mild tot ernstig), behalve voor de termen aangegeven met “+”. Hierbij is de frequentie vastgesteld als alleen ernstige (≥ graad 3 NCI common toxicity criteria) reacties. Alleen de hoogst waargenomen frequentie in de onderzoeken is vermeld. |
De volgende termen zijn gerapporteerd als bijwerkingen tijdens klinische onderzoeken, maar werden gerapporteerd met een vergelijkbare of lagere incidentie in de MabThera-armen in vergelijking met de controlearmen: hematotoxiciteit, neutropenische infectie, urineweginfectie, sensor verstoring, koorts.
Verschijnselen die worden verwacht bij een infusiegerelateerde reactie werden gemeld bij meer dan 50% van de patiënten in klinische onderzoeken en werden met name gezien tijdens de eerste infusie, doorgaans in de eerste één à twee uur. Deze symptomen bestonden voornamelijk uit koorts, rillingen en stijfheid. Andere symptomen waren opvliegers, angio-oedeem, bronchospasmen, braken, misselijkheid, urticaria/uitslag, vermoeidheid, hoofdpijn, irritatie van de keel, rinitis, pruritus, pijn, tachycardie, hypertensie, hypotensie, dyspnoe, dyspepsie, asthenie, en kenmerken van tumorlysissyndroom. Ernstige infusiegerelateerde reacties (zoals bronchospasmen en hypotensie) traden op in maximaal 12% van de gevallen.
Andere reacties gemeld in sommige gevallen waren myocardinfarct, atriale fibrillatie, pulmonair oedeem en acute reversibele trombocytopenie. Exacerbaties van reeds bestaande cardiale aandoeningen zoals angina pectoris of congestief hartfalen of ernstige cardiale aandoeningen (hartfalen, myocardinfarct, atriale fibrillatie), pulmonair oedeem, multi-orgaan falen, tumorlysissyndroom, “cytokine release syndrome”, nierfalen en respiratoir falen werden gemeld met lagere of onbekende frequentie. De incidentie van infusiegerelateerde symptomen daalde aanmerkelijk na volgende infusies en is <1% bij patiënten in de achtste cyclus van een MabThera (bevattende) behandeling.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
MabThera induceerde bij 70% tot 80% van de patiënten B-celdepletie maar ging slechts bij een minderheid van de patiënten samen met een daling van de serumglobulinen.
Zowel lokale candida infecties als Herpes zoster werden met een hogere incidentie gemeld in de MabThera groep van de gerandomiseerde onderzoeken. Ernstige infecties werden gemeld bij ongeveer 4% van de patiënten die met MabThera monotherapie werden behandeld. Hogere frequenties van infecties in het algemeen, inclusief graad 3 of 4 infecties, werden gezien tijdens MabThera onderhoudstherapie tot 2 jaar, in vergelijking met de observatiegroep. Cumulatieve toxiciteit in termen van infecties is niet gemeld gedurende een behandelingsperiode van 2 jaar. Andere ernstige virale infecties, nieuw, na reactivatie of exacerbatie waarvan sommige fataal, zijn gemeld bij MabThera behandeling. De meerderheid van de patiënten had MabThera ontvangen in combinatie met chemotherapie of als onderdeel van een hematopoëtische stamceltransplantatie. Voorbeelden van deze ernstige virale infecties zijn infecties veroorzaakt door een herpes virus (cytomegalovirus, varicella zoster virus en herpes simplex virus), JC virus (progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML)), enterovirus (meningo-encefalitis) en hepatitis C virus (zie rubriek 4.4). Gevallen van fatale PML die optraden na ziekteprogressie en herbehandeling zijn ook gemeld in klinische onderzoeken. Gevallen van hepatitis B-reactivatie zijn gemeld, de meerderheid daarvan was bij patiënten die MabThera kregen in combinatie met cytotoxische chemotherapie. De incidentie van graad 3/4 hepatitis B-infectie (reactivering en primaire infectie) bij patiënten met recidiverende/refractaire CLL was 2% bij R-FC versus 0% bij FC. Progressie van Kaposi sarcoom is gezien bij patiënten blootgesteld aan MabThera met een reeds bestaand Kaposi sarcoom. Deze gevallen traden op bij niet-geregistreerde indicaties en de meerderheid van de patiënten was HIV-positief.
Hematologische bijwerkingen
In klinische onderzoeken met MabThera monotherapie gedurende 4 weken, traden hematologische abnormaliteiten bij een minderheid van de patiënten op en waren gewoonlijk mild en reversibel. Ernstige (graad 3/4) neutropenie werd gemeld bij 4,2%, anemie bij 1,1% en trombocytopenie bij 1,7% van de patiënten. Gedurende MabThera onderhoudsbehandeling tot 2 jaar werd een hogere incidentie gemeld van leukopenie (5% vs. 2%, graad 3/4) en neutropenie (10% vs. 4%, graad 3/4) in vergelijking met de observatiegroep. De incidentie van trombocytopenie was laag (< 1%, graad 3/4) en er was geen verschil tussen de behandelarmen. In onderzoeken met MabThera in combinatie met chemotherapie werden tijdens de behandelingskuur graad 3/4 leukopenie (R-CHOP 88% vs. CHOP 79%, R-FC 23% vs. 12% FC), neutropenie (R-CVP 24% vs. CVP 14%, R-CHOP 97% vs. CHOP 88%, R-FC 30% vs. FC 19% bij onbehandelde CLL) en pancytopenie (R-FC 3% vs. FC 1% bij onbehandelde CLL) meestal in hogere frequenties gemeld in vergelijking met chemotherapie alleen. Echter, de hogere incidentie van neutropenie bij patiënten behandeld met MabThera en chemotherapie was niet geassocieerd met een hogere incidentie van infecties en infestaties in vergelijking met patiënten behandeld met alleen chemotherapie. Onderzoeken bij patiënten met onbehandeld en recidief/refractair CLL hebben aangetoond dat neutropenie persisteerde bij tot 25% van de patiënten die behandeld werden met R-FC (gedefinieerd als het aantal neutrofielen onder 1x109/l tussen dag 24 en 42 na de laatste dosis) of op een later moment optrad (gedefinieerd als het aantal neutrofielen onder 1x109/l vanaf 42 dagen na de laatste dosis bij patiënten die niet eerder aanhoudende neutropenie ondervonden of die herstelden voor dag 42) na behandeling met MabThera plus FC. Er zijn geen verschillen gemeld in incidentie van anemie. In een aantal gevallen werd late neutropenie gemeld na meer dan 4 weken na de laatste infusie met MabThera. In het CLL eerstelijnsonderzoek, hadden Binet stadium C patiënten meer bijwerkingen in de R-FC arm in vergelijking met de FC arm (R-FC 83% vs. FC 71%). In het recidiverende/refractaire CLL-onderzoek, werd graad 3/4 trombocytopenie gemeld in 11% van de patiënten in de R-FC groep in vergelijking met 9% van de patiënten in de FC groep.
In onderzoeken met MabThera bij patiënten met de ziekte van Waldenström (of macroglobulinemie) werd een tijdelijke verhoging van serum IgM spiegels gezien volgend op initiatiebehandeling, wat geassocieerd zou kunnen worden met hyperviscositeit en gerelateerde symptomen. De tijdelijke IgM verhoging daalde gewoonlijk weer naar ten minste baseline-niveau binnen 4 maanden.
Cardiovasculaire bijwerkingen
Cardiovasculaire reacties gedurende klinische onderzoeken met MabThera monotherapie werden gemeld bij 18,8% van de patiënten; waarvan de meest frequent gemelde gebeurtenissen hypotensie en hypertensie waren. Gevallen van graad 3 of 4 aritmie (waaronder ventriculaire en supraventriculaire tachycardie) en angina pectoris werden gemeld tijdens de infusie. Tijdens onderhoudsbehandeling was de incidentie van graad 3/4 cardiale afwijkingen bij patiënten behandeld met MabThera gelijk aan de observatiegroep. Cardiale gebeurtenissen werden gemeld als ernstige bijwerking (waaronder atriale fibrillatie, myocard infarct, linker ventrikelfalen, myocardiale ischemie) bij 3% van de patiënten behandeld met MabThera in vergelijking met <1% in de observatiegroep. In onderzoeken ter evaluatie van MabThera in combinatie met chemotherapie was de incidentie van graad 3 en 4 cardiale aritmie, voornamelijk supraventriculaire aritmie zoals tachycardie en atriale flutter/fibrillatie, hoger in de R-CHOP groep (14 patiënten, 6,9%) in vergelijking met de CHOP groep (3 patiënten, 1,5%). Elk van deze aritmieën vonden plaats in de context van een MabThera-infusie of waren geassocieerd met predisponerende condities zoals koorts, infectie, acuut myocard infarct of reeds bestaande respiratoire of cardiovasculaire aandoening. Er werd geen verschil gevonden tussen de R-CHOP groep en de CHOP groep in de incidentie van andere graad 3 en 4 cardiale gebeurtenissen waaronder hartfalen, myocardiale aandoening en verschijnselen van een kransslagaderaandoening. Bij CLL was de totale incidentie van graad 3 of 4 hartaandoeningen laag, zowel in het eerstelijnsonderzoek (4% R-FC, 3% FC) als in het recidiverende/refractaire onderzoek (4% R-FC, 4% FC).
Ademhalingssysteem
Gevallen van interstitiële longziekte, waarvan sommige met fatale afloop, zijn gemeld.
Neurologische aandoeningen
Gedurende de behandelperiode (inductiebehandelingsfase bestaande uit ten hoogste acht kuren R-CHOP) kregen vier patiënten (2%) behandeld met R-CHOP, allen met cardiovasculaire risicofactoren, trombo-embolische cerebrovasculaire accidenten gedurende de eerste behandelingskuur. Er was geen verschil in de incidentie van andere trombo-embolische voorvallen tussen de behandelingsgroepen. Daar staat tegenover dat drie patiënten (1,5%) in de CHOP-groep cerebrovasculaire voorvallen hadden die allemaal voorkwamen tijdens de follow-up periode. Bij CLL was de totale incidentie van graad 3 of 4 zenuwstelselaandoeningen laag, zowel in het eerstelijnsonderzoek (4% R-FC, 4% FC) als in het recidiverende/refractaire onderzoek (3% R-FC, 3% FC).
Gevallen van posterieure reversibele encefalopathie syndroom (PRES)/reversibele posterieure leuko-encefalopathie syndroom (RPLS) zijn gemeld. Verschijnselen omvatten visuele verstoring, hoofdpijn, convulsies en een veranderde geestelijke toestand met of zonder daaraan verbonden hypertensie. Een diagnose PRES/RPLS vereist bevestiging door middel van beelden van de hersenen. De gemelde gevallen hadden erkende risicofactoren voor PRES/RPLS, waaronder de onderliggende ziekte van de patiënt, hypertensie, immunosuppressieve behandeling en/of chemotherapie.
Gastro-intestinale bijwerkingen
Gastro-intestinale perforatie, in sommige gevallen met fatale afloop, is waargenomen in patiënten met non-Hodgkinlymfoom die behandeld werden met MabThera. In de meerderheid van de gevallen werd MabThera toegediend in combinatie met chemotherapie.
IgG spiegels
In het klinische onderzoek ter evaluatie van MabThera onderhoudstherapie voor recidiverend/refractair folliculair lymfoom, waren mediane IgG-waarden onder de ondergrens van normaal (LLN) (< 7 g/l) na inductietherapie in zowel de observatie- als in de MabThera-groep. In de observatiegroep namen de mediane IgG-waarden later toe tot boven de LLN, maar bleven constant in de MabThera-groep. Het aandeel patiënten met IgG-waarden onder de LLN bedroeg ongeveer 60% in de MabThera-groep gedurende de behandelperiode van twee jaar, terwijl het afnam in de observatiegroep (36% na 2 jaar).
Een klein aantal gevallen van hypogammaglobulinemie bij pediatrische patiënten die behandeld werden met MabThera is gemeld, spontaan en in de literatuur. In een aantal gevallen waren deze ernstig en was een langdurige immunoglobuline-substitutietherapie nodig. De gevolgen van langdurige depletie van B-cellen bij pediatrische patiënten zijn niet bekend.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom) en stevens-johnsonsyndroom, soms met een fatale afloop, zijn zeer zelden gemeld.
Patiënt subpopulaties - MabThera monotherapie
Ouderen ( 65 jaar)
De incidentie van bijwerkingen van elke graad en van graad 3/4 bijwerkingen was gelijk bij oudere patiënten in vergelijking met jongere patiënten (< 65 jaar).
Een hoge tumorlast
Er was een hogere incidentie van graad 3/4 bijwerkingen bij patiënten met een hoge tumorlast dan bij patiënten zonder een hoge tumorlast (25,6% vs. 15,4%). De incidentie van bijwerkingen van iedere graad was gelijk voor deze twee groepen.
Herbehandeling
Het percentage patiënten dat bijwerkingen meldde na herbehandeling met verdere kuren MabThera, was gelijk aan het percentage patiënten dat bijwerkingen meldde na initiële blootstelling (enigerlei graad en graad 3/4 bijwerkingen).
Patiënt subpopulaties - MabThera combinatietherapie
Ouderen ( 65 jaar)
De incidentie van graad 3/4 bijwerkingen van het bloed- en lymfestelsel bij patiënten met onbehandelde of recidiverende/refractaire CLL, was hoger bij oudere patiënten in vergelijking met jongere patiënten (< 65 jaar).
Ervaring bij pediatrische DLBCL/BL/BAL/BLL
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Een multicenter, open-label gerandomiseerd onderzoek naar Lymphome Malin B (LMB) chemotherapie met of zonder MabThera werd uitgevoerd bij pediatrische patiënten (leeftijd ≥ 6 maanden tot < 18 jaar oud) met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief DLBCL/BL/BAL/BLL.
In totaal 309 pediatrische patiënten ontvingen MabThera en werden opgenomen in de veiligheidsanalysepopulatie. Pediatrische patiënten die waren gerandomiseerd naar de LMB-chemotherapie-arm met MabThera, of waren opgenomen in het enkelarmige deel van het onderzoek, kregen een dosis MabThera van 375 mg/m2 lichaamsoppervlak en kregen in totaal zes intraveneuze infusies MabThera (twee tijdens elk van de twee inductiekuren en één tijdens elk van de twee consolidatiekuren van de LMB-kuur).
Het veiligheidsprofiel van MabThera bij pediatrische patiënten (leeftijd ≥ 6 maanden tot < 18 jaar oud) met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief DLBCL/BL/BAL/BLL kwam over het algemeen overeen wat betreft type, aard en ernst met het bekende veiligheidsprofiel bij volwassen NHL- en CLL-patiënten. Toevoeging van MabThera aan chemotherapie leidde echter tot een verhoogd risico op bepaalde voorvallen, waaronder infecties (waaronder sepsis) in vergelijking met alleen chemotherapie.
Ervaring bij reumatoïde artritis
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Het algemene veiligheidsprofiel van MabThera bij reumatoïde artritis is gebaseerd op gegevens van patiënten uit klinische onderzoeken en uit postmarketingonderzoek.
Het veiligheidsprofiel van MabThera bij patiënten met ernstige reumatoïde artritis (RA) wordt hieronder samengevat. In klinische onderzoeken ontvingen meer dan 3100 patiënten minstens één behandelingskuur en werden voor perioden variërend van 6 maanden tot langer dan 5 jaar gevolgd; ongeveer 2400 patiënten ontvingen twee of meer behandelingskuren, en meer dan 1000 daarvan ontvingen 5 of meer kuren. De veiligheidsinformatie die verkregen is tijdens postmarketing-gebruik geeft het verwachte bijwerkingenprofiel weer, zoals gezien in de klinische onderzoeken met MabThera (zie rubriek 4.4).
Patiënten ontvingen 2 x 1000 mg MabThera gescheiden door een interval van twee weken; als toevoeging op methotrexaat (10-25 mg/week). Infusies met MabThera werden toegediend na intraveneuze infusie van 100 mg methylprednisolon; patiënten ontvingen ook een behandeling met oraal prednison gedurende 15 dagen.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen staan vermeld in tabel 4. Frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100 tot < 1/10), soms (≥ 1/1.000 tot < 1/100), zelden (≤ 1/10.000 tot < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst.
De meest frequente bijwerkingen beschouwd als veroorzaakt door de toediening van MabThera waren IRR’s. De totale incidentie van IRR's in klinische onderzoeken was 23% bij de eerste infusie en dit nam af bij volgende infusies. Ernstige IRR's kwamen soms voor (bij 0,5% van de patiënten) en werden voornamelijk gezien tijdens de eerste kuur. Naast de bijwerkingen die voorkwamen tijdens de klinische onderzoeken met MabThera in RA, zijn progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) (zie rubriek 4.4) en serumziekte-achtige reactie gemeld tijdens postmarketing-gebruik.
Tabel 4 Samenvatting van bijwerkingen die zijn gemeld bij patiënten met reumatoïde artritis die MabThera ontvingen gedurende klinische onderzoeken en postmarketingsurveillance
MedDRA systeem/ orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden | Niet bekend |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Bovenste luchtweg infecties, urineweginfecties | Bronchitis, sinusitis, gastro-enteritis, tinea pedís |
|
| PML, hepatitis B-reactivatie | Ernstige virale infectie1, enterovirale meningo-encefalitis2 |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen |
| Neutropenie3 |
| Late neutropenie4 | Serumziekte-achtige reactie |
|
Immuunsysteemaandoeningen | 5Infusiegerelateerde reacties (hypertensie, misselijkheid, huiduitslag, pyrexie, pruritus, urticaria, keelirritatie, opvliegers, hypotensie, rinitis, rillingen, tachycardie, vermoeidheid, orofaryngeale pijn, perifeer oedeem, erytheem) |
| 5Infusiegerelateerde reacties (gegeneraliseerde oedeem, bronchospasme, piepende ademhaling, laryngaal oedeem, angioneurotisch oedeem, gegeneraliseerde pruritus, anafylaxe, anafylactische reacties) |
|
|
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
|
|
| |||
Voedings- en stofwisselingsstoornissen |
| Hypercholesterolemie |
|
|
|
|
Psychische stoornissen |
| Depressie, angst |
|
|
|
|
Zenuwstelselaandoeningen | Hoofdpijn | Paresthesie, migraine, duizeligheid, ischias |
|
|
|
|
Hart-aandoeningen |
|
|
| Angina pectoris, atriale fibrillatie, hartfalen, myocardinfarct | Atriale flutter |
|
Maagdarmstelselaandoeningen |
| Dyspepsie, diarree, gastro-oesofageale reflux, mondulceratie, pijn in de bovenbuik |
|
|
|
|
Huid- en onderhuidaandoeningen |
| Alopecia |
|
| Toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom), stevens-johnson-syndroom7 |
|
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen |
| Artralgie / pijn in de skeletspieren, osteoartritis, bursitis |
|
|
|
|
Onderzoeken | Verlaagde IgM-spiegels6 | Verlaagde IgG-spiegels6 |
|
|
|
|
1 Zie ook de paragraaf hieronder over infecties. |
Meerdere kuren
Meerdere behandelingskuren worden geassocieerd met een vergelijkbaar bijwerkingsprofiel als waargenomen na de eerste blootstelling. De incidentie van alle bijwerkingen na de eerste blootstelling aan MabThera was het hoogst tijdens de eerste 6 maanden en nam daarna af. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan IRR's (die het vaakst voorkomen bij de eerste behandelingskuur), RA exacerbatie en infecties, die allemaal vaker voorkwamen tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infusiegerelateerde reacties
De bijwerkingen die het vaakst voorkwamen na toediening van MabThera in klinische onderzoeken waren IRR's (zie tabel 4). Van de 3189 patiënten die met MabThera behandeld werden, kregen 1135 (36%) ten minste één IRR, en 733/3189 (23%) patiënten kregen een IRR na de eerste infusie van de eerste MabThera kuur. De incidentie van IRR's was lager bij alle volgende infusies. Minder dan 1% (17/3189) van de patiënten kregen een ernstige IRR tijdens de klinische onderzoeken. Er waren geen CTC Graad 4 IRR's en geen fataliteiten vanwege IRR's in de klinische onderzoeken. Het aantal CTC Graad 3 bijwerkingen en IRR's die resulteerden in terugtrekking uit het onderzoek verminderde met elke kuur en kwamen zelden voor vanaf de derde kuur. Premedicatie met intraveneuze glucocorticoïd reduceerde het optreden en de ernst van IRR's significant (zie rubriek 4.2 en 4.4). Er werden ernstige IRR's met fatale afloop gemeld na het in de handel brengen.
In een onderzoek dat was opgezet om de veiligheid van een snellere infusie met MabThera te beoordelen bij patiënten met reumatoïde artritis, kregen patiënten met matig tot ernstig actieve RA, die geen ernstige IRR kregen gedurende of binnen 24 uur na de eerste infusie binnen het onderzoek, de mogelijkheid een 2 uur durende intraveneuze infusie met MabThera te ontvangen. Patiënten met een voorgeschiedenis van een ernstige infusiereactie op een behandeling met een biologisch geneesmiddel voor RA werden uitgesloten van deelname. De incidentie, aard en ernst van de IRR's waren vergelijkbaar met die in het verleden zijn waargenomen. Er werden geen ernstige IRR's waargenomen.
Infecties
De totale incidentie van infectie gemeld in klinische onderzoeken was bij benadering 94 per 100 patiëntjaren in met MabThera behandelde patiënten. De infecties waren voornamelijk mild tot matig van ernst en bestonden voornamelijk uit hoge luchtweginfecties en urineweginfecties. De incidentie van infecties die ernstig waren of behandeld moesten worden met intraveneuze antibiotica was bij benadering 4 per 100 patiëntjaren. De incidentie van ernstige infecties was niet significant verhoogd na meerdere MabThera kuren. Infecties van de onderste luchtwegen (waaronder pneumonie) zijn waargenomen tijdens klinische onderzoeken, met een vergelijkbare incidentie in de MabThera en de controle groepen.
Ernstige virale infecties zijn gemeld na het in de handel brengen bij patiënten met RA die behandeld werden met rituximab.
Gevallen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie met fatale afloop zijn gemeld na gebruik van MabThera voor de behandeling van auto-immuunziekten. Deze auto-immuunziekten omvatten reumatoïde artritis en andere off-label immuunziekten, waaronder systemische lupus erythematosus (SLE) en vasculitis.
Bij patiënten met non-Hodgkinlymfoom die MabThera ontvingen in combinatie met cytotoxische chemotherapie, zijn gevallen van hepatitis B-reactivatie gemeld (zie non-Hodgkinlymfoom).
Reactivatie van hepatitis B-infectie is ook zeer zelden gemeld bij RA-patiënten die MabThera ontvingen (zie rubriek 4.4)
Cardiovasculaire bijwerkingen
Ernstige cardiale bijwerkingen zijn gemeld met een incidentie van 1,3 per 100 patiëntjaren in de met MabThera behandelde patiënten, vergeleken met 1,3 per 100 patiëntjaren in de met placebo behandelde patiënten. Het aantal patiënten bij wie cardiale bijwerkingen (alle of ernstige) waargenomen werden, steeg niet bij het volgen van meerdere kuren.
Neurologische aandoeningen
Er zijn gevallen gemeld van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)/reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS). De klachten en verschijnselen waren onder andere visuele verstoringen, hoofdpijn, toevallen en een veranderde mentale toestand, met of zonder gerelateerde hypertensie. Een diagnose van PRES/RPLS vereist een bevestiging door middel van beeldvorming van de hersenen. De gemelde gevallen hadden erkende risicofactoren voor PRES/RPLS, waaronder de onderliggende ziekte van de patiënt, hypertensie, immunosuppressieve therapie en/of chemotherapie.
Neutropenie
Gevallen van neutropenie werden waargenomen bij MabThera-behandeling, waarvan het merendeel van voorbijgaande aard en mild of matig in ernst was. Neutropenie kan zich enkele maanden na de toediening van MabThera voordoen (zie rubriek 4.4).
In placebogecontroleerde fasen van klinische onderzoeken ontwikkelde 0,94% (13/1382) van de patiënten die met MabThera behandeld werden en 0,27% (2/731) van de patiënten die een placebo kregen ernstige neutropenie.
Gevallen van neutropenie, waaronder ernstige met vertraging optredende neutropenie en persisterende neutropenie, zijn zelden gemeld na het in de handel brengen, waarvan sommige geassocieerd waren met fatale infecties.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom) en stevens-johnsonsyndroom, soms met een fatale afloop, zijn zeer zelden gemeld.
Laboratoriumafwijkingen
Hypogammaglobulinemie (IgG of IgM beneden de ondergrens van de normaalwaarde) is waargenomen bij RA-patiënten die behandeld werden met MabThera. Na het ontstaan van verlaagde IgG of IgM was er geen toename in het totale aantal infecties of ernstige infecties (zie rubriek 4.4).
Een klein aantal gevallen van hypogammaglobulinemie bij pediatrische patiënten die behandeld werden met MabThera is gemeld, spontaan en in de literatuur. In een aantal gevallen waren deze ernstig en was een langdurige immunoglobuline-substitutietherapie nodig. De gevolgen van langdurige depletie van B-cellen bij pediatrische patiënten zijn niet bekend.
Ervaring bij granulomatose met polyangiitis (GPA) en microscopische polyangiitis (MPA)
Inductie van remissie bij volwassenen (GPA/MPA-onderzoek 1)
In GPA/MPA-onderzoek 1 werden 99 volwassen patiënten behandeld met MabThera (375 mg/m2, eenmaal per week gedurende 4 weken) en glucocorticoïden voor inductie van remissie van GPA en MPA (zie rubriek 5.1).
De bijwerkingen weergegeven in tabel 5 zijn alle ongewenste voorvallen die voorkwamen in de MabThera-groep met een incidentie van ≥ 5% en met een hogere frequentie dan in de vergelijkingsgroep.
Tabel 5 Bijwerkingen die na 6 maanden voorkwamen bij ≥ 5% van de volwassen patiënten die MabThera kregen in GPA/MPA-onderzoek 1 (rituximab n=99), met een hogere frequentie dan in de vergelijkingsgroep of tijdens postmarketingonderzoek
MedDRA systeem/orgaanklasse | Frequentie |
Infecties en parasitaire aandoeningen | |
Urineweginfectie | 7% |
Bronchitis | 5% |
Herpes zoster | 5% |
Nasofaryngitis | 5% |
Ernstige virale infectie1, 2 | niet bekend |
Enterovirale meningo-encefalitis1 | niet bekend |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | |
Trombocytopenie | 7% |
Immuunsysteemaandoeningen | |
“Cytokine release syndrome” | 5% |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | |
Hyperkaliëmie | 5% |
Psychische stoornissen |
|
Slapeloosheid | 14% |
Zenuwstelselaandoeningen | |
Duizeligheid | 10% |
Tremor | 10% |
Bloedvataandoeningen | |
Hypertensie | 12% |
Blozen | 5% |
Ademhalingsstelstel-, borstkas- en | |
Hoest | 12% |
Dyspneu | 11% |
Epistaxis | 11% |
Neusverstopping | 6% |
Maagdarmstelselaandoeningen | |
Diarree | 18% |
Dyspepsie | 6% |
Constipatie | 5% |
Huid- en onderhuidaandoeningen | |
Acne | 7% |
Skeletspierstelsel- en | |
Spierspasmen | 18% |
Artralgie | 15% |
Rugpijn | 10% |
Spierzwakte | 5% |
Skeletspierstelselpijn | 5% |
Pijn in de extremiteiten | 5% |
Algemene aandoeningen en | |
Perifeer oedeem | 16% |
Onderzoeken | |
Verlaagd hemoglobine | 6% |
1 Waargenomen tijdens postmarketingonderzoek.
2 Zie ook de paragraaf hieronder over infecties.
Onderhoudsbehandeling bij volwassenen (GPA/MPA-onderzoek 2)
In GPA/MPA-onderzoek 2 werden in totaal 57 volwassen patiënten met ernstige, actieve GPA en MPA behandeld met MabThera voor handhaving van remissie (zie rubriek 5.1).
Tabel 6 Bijwerkingen die voorkwamen bij ≥ 5% van de volwassen patiënten die MabThera kregen in GPA/MPA-onderzoek 2 (rituximab n=57) met een hogere frequentie dan in de vergelijkingsgroep of tijdens postmarketingonderzoek
MedDRA systeem/orgaanklasse | Frequentie |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
|
Bronchitis | 14% |
Rinitis | 5% |
Ernstige virale infectie1, 2 | niet bekend |
Enterovirale meningo-encefalitis1 | niet bekend |
Ademhalingsstelstel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen |
|
Dyspneu | 9% |
Maagdarmstelselaandoeningen |
|
Diarree | 7% |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
|
Pyrexie | 9% |
Griepachtige ziekte | 5% |
Perifeer oedeem | 5% |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties |
|
Infusiegerelateerde reacties3 | 12% |
1 Waargenomen tijdens postmarketingonderzoek. |
Het algehele veiligheidsprofiel kwam overeen met het bevestigde veiligheidsprofiel van MabThera voor de goedgekeurde auto-immuunindicaties, waaronder GPA en MPA. In totaal kreeg 4% van de patiënten in de MabThera-arm bijwerkingen die leidden tot stopzetting van de behandeling. De meeste bijwerkingen in de MabThera-arm waren licht tot matig in intensiteit. Geen van de patiënten in de MabThera-arm kreeg een fatale bijwerking.
De voorvallen die het vaakst werden gemeld en die als bijwerking werden beschouwd, waren infusiegerelateerde reacties en infecties.
Langetermijn follow-up (GPA/MPA-onderzoek 3)
In een observationeel langetermijnonderzoek naar de veiligheid werden 97 GPA- en MPA-patiënten behandeld met MabThera (gemiddeld 8 infusies [spreiding 1 tot 28]) gedurende maximaal 4 jaar, volgens de standaardpraktijken en naar het oordeel van de behandelend arts. Het algehele veiligheidsprofiel kwam overeen met het bevestigde veiligheidsprofiel van MabThera bij RA, GPA en MPA en er werden geen nieuwe bijwerkingen gemeld.
Pediatrische patiënten
Er werd een open-label, eenarmig onderzoek uitgevoerd bij 25 pediatrische patiënten met ernstige actieve GPA of MPA. De gehele studieperiode bestond uit een 6 maanden durende remissie-inductiefase met een minimaal 18 maanden durende follow-up tot in totaal 4,5 jaar. Gedurende de follow-upperiode werd MabThera naar het oordeel van de onderzoeker gegeven (17 van de 25 patiënten ontvingen additionele MabThera-behandeling). Het was toegestaan om gelijktijdig behandeld te worden met andere immunosuppresiva (zie rubriek 5.1).
Bijwerkingen die optraden met een incidentie van ≥ 10% werden beschouwd als gerelateerd aan het geneesmiddel. Deze omvatten: infecties (17 patiënten [68%] in de remissie-inductiefase, 23 patiënten [92%] in de gehele onderzoeksperiode), IRR’s (15 patiënten [60%] in de remissie-inductiefase, 17 patiënten [68%] in de gehele onderzoeksperiode) en misselijkheid (4 patiënten [16%] in de remissie-inductiefase, 5 patiënten [20%] in de gehele onderzoeksperiode).
Het veiligheidsprofiel van MabThera was gedurende de gehele onderzoeksperiode vergelijkbaar met wat gerapporteerd werd gedurende de remissie-inductiefase.
Het veiligheidsprofiel van MabThera bij pediatrische patiënten met GPA of MPA was met betrekking tot type, aard en ernst vergelijkbaar met het bekende veiligheidsprofiel bij volwassen patiënten met de goedgekeurde auto-immuunindicaties, waaronder volwassenen met GPA of MPA.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infusiegerelateerde reacties
In GPA/MPA-onderzoek 1 (onderzoek naar de inductie van remissie bij volwassenen) werden IRR’s gedefinieerd als elke bijwerking die binnen 24 uur na een infusie optrad en door de onderzoekers in de veiligheidspopulatie als infusiegerelateerd werd beschouwd. Van de 99 patiënten die werden behandeld met MabThera kregen 12 (12%) ten minste één IRR. Alle IRR’s waren CTC-graad 1 of 2. De meest voorkomende IRR’s waren onder andere “cytokine release syndrome”, blozen, keelirritatie en tremor. MabThera werd gegeven in combinatie met intraveneuze glucocorticoïden, waardoor de incidentie en de ernst van deze reacties kunnen verminderen.
In GPA/MPA-onderzoek 2 (onderzoek naar onderhoudsbehandeling bij volwassenen) kregen 7/57 (12%) volwassen patiënten in de MabThera-arm ten minste één IRR. De incidentie van IRR-symptomen was het hoogst tijdens of na de eerste infusie (9%) en daalde bij volgende infusies (<4%). Alle IRR-symptomen waren licht tot matig ernstig en de meerderheid had betrekking op de systeem/orgaanklassen ‘Ademhalingsstelstel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen’ en ‘Huid- en onderhuidaandoeningen’.
De bijwerkingen in het klinische onderzoek met pediatrische patiënten met GPA of MPA werden voornamelijk gezien bij de eerste infusie (8 patiënten [32%]) en namen af met het aantal MabThera-infusies in de loop van de tijd (20% bij de tweede infusie, 12% bij de derde infusie en 8% bij de vierde infusie). De meest voorkomende IRR-verschijnselen die werden gemeld gedurende de remissie-inductiefase, waren: hoofdpijn, huiduitslag, rinorroe en pyrexie (8% voor elk verschijnsel). De IRR-verschijnselen die werden gezien, waren vergelijkbaar met de bekende IRR-verschijnselen bij volwassen patiënten met GPA of MPA die met MabThera behandeld werden. De meeste gemelde IRR’s waren graad 1 of graad 2, er werden 2 niet ernstige graad 3 IRR’s gemeld. Er werden geen graad 4 of graad 5 IRR’s gemeld. Er werd 1 ernstige graad 2 IRR (gegeneraliseerd oedeem dat herstelde onder behandeling) gemeld bij 1 patiënt (zie rubriek 4.4).
Infecties
In GPA/MPA-onderzoek 1 was het totaal aantal infecties ongeveer 237 per 100 patiëntjaren (95% BI 197-285) op het primaire eindpunt van 6 maanden. Infecties waren voornamelijk licht tot matig ernstig en bestonden voornamelijk uit infecties van de bovenste luchtwegen, herpes zoster en urineweginfecties. Het aantal ernstige infecties was ongeveer 25 per 100 patiëntjaren. De ernstige infectie die het vaakst werd gemeld in de MabThera-groep was pneumonie met een frequentie van 4%.
In GPA/MPA-onderzoek 2 kregen 30/57 (53%) patiënten in de MabThera-arm infecties. De incidentie van infecties van alle graden was vergelijkbaar in beide armen. De infecties waren voornamelijk licht tot matig ernstig. De meest gemelde infecties in de MabThera-arm waren infecties van de bovenste luchtwegen, gastro-enteritis, urineweginfecties en herpes zoster. De incidentie van ernstige infecties was vergelijkbaar in beide armen (ongeveer 12%). De meest gemelde ernstige infectie in de MabThera-groep was milde of matig ernstige bronchitis.
In het klinische onderzoek bij pediatrische patiënten met ernstige actieve GPA en MPA was 91% van de gemelde infecties niet ernstig en was 90% mild tot matig van ernst.
De meest voorkomende infecties in de gehele onderzoeksperiode waren: bovensteluchtweginfectie (48%), influenza (24%), conjunctivitis (20%), nasofaryngitis (20%), ondersteluchtweginfectie (16%), sinusitis (16%), virale bovensteluchtweginfectie (16%), oorinfectie (12%), gastro-enteritis (12%), faryngitis (12%), urineweginfectie (12%). Ernstige infecties werden bij 7 patiënten gemeld (28%), waarbij influenza (2 patiënten [8%]) en ondersteluchtweginfectie (2 patiënten [8%]) de meest gemelde bijwerkingen waren.
Ernstige virale infecties zijn gemeld na het in de handel brengen bij patiënten met GPA of MPA die behandeld werden met rituximab.
Maligniteiten
In GPA/MPA-onderzoek 1 was de incidentie van maligniteiten bij volwassen patiënten die werden behandeld met MabThera 2,00 per 100 patiëntjaren op de einddatum van het onderzoek (toen de laatste patiënt de follow-up-periode had voltooid). Op basis van gestandaardiseerde incidentieratio’s lijkt de incidentie van maligniteiten vergelijkbaar te zijn met de incidentie die eerder is gemeld bij patiënten met ANCA-geassocieerde vasculitis.
In het klinische onderzoek bij pediatrische patiënten werden met een follow-up tot 54 maanden geen maligniteiten gemeld.
Cardiovasculaire bijwerkingen
In GPA/MPA-onderzoek 1 kwamen hart-gerelateerde voorvallen ongeveer 273 keer per 100 patiëntjaren voor (95% BI 149-470) op het primaire eindpunt van 6 maanden. Het aantal ernstige hart-gerelateerde voorvallen was 2,1 per 100 patiëntjaren (95% BI 3-15). De bijwerkingen die het vaakst werden gemeld waren tachycardie (4%) en atriale fibrillatie (3%) (zie rubriek 4.4).
Neurologische aandoeningen
Er zijn gevallen gemeld van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES)/reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS). De klachten en verschijnselen waren onder andere visuele verstoringen, hoofdpijn, toevallen en een veranderde mentale toestand, met of zonder gerelateerde hypertensie. Een diagnose van PRES/RPLS vereist een bevestiging door middel van beeldvorming van de hersenen. De gemelde gevallen hadden erkende risicofactoren voor PRES/RPLS, waaronder de onderliggende ziekte van de patiënt, hypertensie, immunosuppressieve therapie en/of chemotherapie.
Hepatitis B-reactivatie
Een klein aantal gevallen van hepatitis B-reactivatie, sommige met fatale afloop, is gemeld bij de patiënten met granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis die behandeld werden met MabThera na het in de handel brengen.
Hypogammaglobulinemie
Hypogammaglobulinemie (IgA-, IgG- of IgM-waarden lager dan de ondergrens van de normaalwaarde) is waargenomen bij volwassen en pediatrische patiënten met GPA en MPA die behandeld werden met MabThera.
In GPA/MPA-onderzoek 1 had respectievelijk 27%, 58% en 51% van de volwassen patiënten in de MabThera-groep, met normale immunoglobulinewaarden bij aanvang van het onderzoek, lage IgA-, IgG- en IgM-waarden na 6 maanden, vergeleken met 25%, 50% en 46% van de patiënten in de cyclofosfamidegroep. Het percentage voor het totaal aantal infecties en ernstige infecties was niet verhoogd na het ontwikkelen van lage IgA-, IgG- of IgM-waarden.
In GPA/MPA-onderzoek 2 werden geen klinisch significante verschillen tussen de twee behandelarmen of verlaging van de totale immunoglobuline-, IgG-, IgM- of IgA-waarden gezien gedurende het onderzoek.
In het klinische onderzoek bij pediatrische patiënten werd gedurende de gehele onderzoeksperiode bij 3/25 (12%) patiënten een voorval van hypogammaglobulinemie gemeld, 18 patiënten (72%) hadden langdurig (gedefinieerd als Ig-waarden beneden de onderste limiet van normaal gedurende ten minste 4 maanden) lage IgG-waarden (waarbij 15 patiënten ook langdurig lage IgM-waarden hadden). Drie patiënten werden behandeld met intraveneus immunoglobuline (IV-IG). Op basis van beperkte gegevens kan niet duidelijk worden vastgesteld of langdurig lage IgG- en IgM-waarden leidden tot een verhoogd risico op ernstige infecties bij deze patiënten. De gevolgen van langdurige B-celdepletie bij pediatrische patiënten is onbekend.
Neutropenie
In GPA/MPA-onderzoek 1 ontwikkelde 24% van de patiënten in de MabThera-groep (na één kuur) en 23% van de patiënten in de cyclofosfamidegroep neutropenie met CTC-graad 3 of hoger. Neutropenie werd niet geassocieerd met een waargenomen toename van ernstige infecties bij patiënten die met MabThera werden behandeld.
In GPA/MPA-onderzoek 2 was de incidentie van neutropenie van alle graden 0% bij patiënten behandeld met MabThera vs. 5% bij patiënten behandeld met azathioprine.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom) en stevens-johnsonsyndroom, soms met fatale afloop, zijn zeer zelden gemeld.
Ervaring bij pemphigus vulgaris
Samenvatting van het veiligheidsprofiel in PV-onderzoek 1 (onderzoek ML22196) en PV-onderzoek 2 (onderzoek WA29330)
Het veiligheidsprofiel van MabThera in combinatie met een kortetermijnbehandeling met lage doseringen glucocorticoïden bij de behandeling van patiënten met pemphigus vulgaris werd onderzocht in een fase III, gerandomiseerd, gecontroleerd, multicenter, open-label onderzoek bij patiënten met pemphigus, waarvan 38 pemphigus vulgaris (PV)-patiënten gerandomiseerd werden naar de MabThera-groep (PV-onderzoek 1). Patiënten die gerandomiseerd werden naar de MabThera-groep kregen een eerste dosis van 1000 mg intraveneus op dag 1 van het onderzoek en een tweede dosis van 1000 mg intraveneus op dag 15 van het onderzoek. Onderhoudsdoses van 500 mg intraveneus werden toegediend na 12 en 18 maanden. Op het moment van recidief konden patiënten 1000 mg intraveneus toegediend krijgen (zie rubriek 5.1).
In PV-onderzoek 2, een gerandomiseerd, dubbelblind, dubbel-dummy, multicenter onderzoek met werkzame controle naar de werkzaamheid en veiligheid van MabThera in vergelijking met die van mycofenolaatmofetil (MMF) bij patiënten met matig ernstige tot ernstige PV waarbij behandeling met orale corticosteroïden vereist was, werden 67 PV patiënten gedurende maximaal 52 weken behandeld met MabThera (eerste dosis 1000 mg intraveneus op dag 1 van het onderzoek en een tweede dosis van 1000 mg intraveneus op dag 15, herhaald in week 24 en 26) (zie rubriek 5.1).
Het veiligheidsprofiel van MabThera bij PV kwam overeen met het bevestigde profiel bij andere goedgekeurde auto-immuunindicaties.
Lijst van bijwerkingen in PV-onderzoek 1 en 2
De bijwerkingen in PV-onderzoek 1 en 2 zijn weergegeven in tabel 7. In PV-onderzoek 1 werden alle ongewenste voorvallen die voorkwamen met een incidentie van ≥ 5% bij PV-patiënten die behandeld werden met MabThera, met een absoluut verschil in incidentie van 2% tussen de MabThera-groep en de groep die de standaarddosering prednison kreeg tot maand 24, beschouwd als bijwerkingen. Bij geen van de patiënten in onderzoek 1 werd deelname aan het onderzoek stopgezet vanwege bijwerkingen. In PV-onderzoek 2 werden ongewenste voorvallen die voorkwamen met een incidentie van ≥ 5% bij patiënten in de MabThera-groep en die beoordeeld werden als gerelateerd aan het geneesmiddel, als bijwerkingen beschouwd.
Tabel 7 Bijwerkingen bij met MabThera behandelde patiënten met pemphigus vulgaris in PV-onderzoek 1 (tot maand 24) en PV-onderzoek 2 (tot maand 52) of tijdens postmarketingonderzoek
MedDRA system/orgaan klasse | Zeer vaak | Vaak | Niet bekend |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Bovenste-luchtweg-infectie | Herpesvirus-infectie | Ernstige virale infectie1, 2, enterovirale meningo-encefalitis1 |
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen) |
| Huidpapilloom |
|
Psychische stoornissen | Persisterende depressieve stoornis | Ernstige depressie |
|
Zenuwstelselaandoeningen | Hoofdpijn | Duizeligheid |
|
Hartaandoeningen |
| Tachycardie |
|
Maagdarmstelselaandoeningen |
| Pijn in de bovenbuik |
|
Huid- en onderhuidaandoeningen | Alopecia | Pruritus |
|
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen |
| Skeletspierstelselpijn |
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
| Vermoeidheid |
|
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Infusiege-relateerde reacties3 |
|
|
1 Waargenomen tijdens postmarketingonderzoek. |
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infusiegerelateerde reacties (IRR’s)
In PV-onderzoek 1 kwamen IRR’s vaak voor (58%). Nagenoeg alle IRR’s waren mild tot matig van ernst. Het percentage patiënten dat een IRR kreeg was 29% (11 patiënten), 40% (15 patiënten), 13% (5 patiënten) en 10% (4 patiënten) na respectievelijk de eerste, tweede, derde en vierde infusie. Bij geen van de patiënten werd deelname aan het onderzoek stopgezet vanwege IRR’s. De symptomen van IRR’s waren vergelijkbaar qua type en ernst met die bij RA- en GPA/MPA-patiënten.
In PV-onderzoek 2 kwamen IRR’s voornamelijk voor bij de eerste infusie en met een lagere frequentie bij volgende infusies: respectievelijk 17,9%, 4,5%, 3% en 3% van de patiënten kreeg IRR’s bij de eerste, tweede, derde en vierde infusie. Bij 11/15 patiënten die ten minste één IRR kregen, was de IRR van graad 1 of 2. Graad ≥ 3 IRR’s, die werden gemeld bij 4/15 patiënten, leidden tot stopzetting van de MabThera-behandeling; drie van de vier patiënten kregen ernstige (levensbedreigende) IRR’s. Ernstige IRR’s kwamen voor bij de eerste (2 patiënten) of tweede (1 patiënt) infusie en verdwenen met symptomatische behandeling.
Infecties
In PV-onderzoek 1 kregen 14 patiënten (37%) in de MabThera-groep behandelingsgerelateerde infecties, vergeleken met 15 patiënten (42%) in de groep die een standaarddosering prednison kreeg. De vaakst voorkomende infecties in de MabThera-groep waren herpes simplex- en herpes zosterinfecties, bronchitis, urineweginfectie, schimmelinfectie en conjunctivitis. Drie patiënten (8%) in de MabThera-groep kregen in totaal 5 ernstige infecties (Pneumocystis jiroveci-pneumonie, infectieuze trombose, ontsteking van tussenwervelschijf, longinfectie, stafylokokken-sepsis) en één patiënt (3%) in de standaarddosering-prednison-groep kreeg een ernstige infectie (Pneumocystis jiroveci-pneumonie).
In PV-onderzoek 2 kregen 42 patiënten (62,7%) in de MabThera-groep infecties. De meest voorkomende infecties in de MabThera-groep waren bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis, orale candidiasis en urineweginfectie. Zes patiënten (9%) in de MabThera-groep kregen ernstige infecties.
Ernstige virale infecties zijn gemeld na het in de handel brengen bij patiënten met PV die behandeld werden met rituximab.
Laboratoriumafwijkingen
In PV-onderzoek 2, in de MabThera-groep, kwamen zowel een voorbijgaande verlaging van het aantal lymfocyten, veroorzaakt door een vermindering van de perifere T-celpopulaties, als een voorbijgaande verlaging van de fosforspiegels zeer vaak voor na de infusie. Deze werden beschouwd als veroorzaakt door premedicatie met i.v. methylprednisolon.
In PV-onderzoek 2 kwamen lage IgG- en IgM-waarden respectievelijk vaak en zeer vaak voor. Er was echter geen bewijs voor een verhoogd risico op ernstige infecties na het ontwikkelen van lage IgG- of IgM-waarden.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden (zie hieronder voor details).
België
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
Afdeling Vigilantie
Galileelaan 5/03 | Postbus 97 |
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Roche Registration GmbH
Emil-Barell-Strasse 1
79639 Grenzach-Wyhlen
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
MabThera 100 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
EU/1/98/067/001
MabThera 500 mg concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie
EU/1/98/067/002
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
16 augustus 2023
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1415363 | MABTHERA 100MG/10ML FL INJ 2 | L01FA01 | - | € 385,21 | Ja | - | - |
1415371 | MABTHERA 500MG/50ML FL INJ 1 | L01FA01 | - | € 971,36 | Ja | - | - |