e-bijsluiter

nl
  • fr
  • de
Wetenschappelijke bijsluiter
  • Overzicht bijsluiters
  • Bijsluiter
Terug naar zoekresultaten
UitvouwenToevouwen

Bravecto injectie

UitvouwenToevouwen
Afdrukken

BIJSLUITER

Inhoud van deze bijsluiter
  • 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
  • 2. SAMENSTELLING
  • 3. DOELDIERSOORT(EN)
  • 4. INDICATIES VOOR GEBRUIK
  • 5. CONTRA-INDICATIES
  • 6. SPECIALE WAARSCHUWINGEN
  • 7. BIJWERKINGEN
  • 8. DOSERING VOOR ELKE DIERSOORT, TOEDIENINGSWIJZEN EN TOEDIENINGSWEGEN
  • 9. AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING
  • 10. WACHTTIJD(EN)
  • 11. BIJZONDERE BEWAARVOORSCHRIFTEN
  • 12. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN
  • 13. INDELING VAN HET DIERGENEESMIDDEL
  • 14. NUMMERS VAN DE VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN VERPAKKINGSGROOTTEN
  • 15. DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST IS HERZIEN
  • 16. CONTACTGEGEVENS
  • 17. OVERIGE INFORMATIE

1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL

Bravecto 150 mg/ml poeder en suspendeervloeistof voor suspensie voor injectie voor honden

2. SAMENSTELLING

Poeder flacon:
 

Suspendeervloeistof flacon:

Gereconstitueerde suspensie:

Per flacon:
Werkzaam bestanddeel:
Fluralaner             2,51 g
 

Per ml:
Hulpstoffen:
Benzylalcohol                22,3 mg

Per ml:
Werkzaam bestanddeel:
Fluralaner                          150 mg
Hulpstoffen:
Benzylalcohol                    20 mg

Wit tot lichtgeel poeder.
 

Heldere tot ondoorzichtige viskeuze oplossing.

Ondoorzichtige witte tot lichtgele, enigszins viskeuze suspensie.

3. DOELDIERSOORT(EN)

Hond

4. INDICATIES VOOR GEBRUIK

Voor de behandeling van teken- en vlooieninfestaties bij honden.

Dit diergeneesmiddel is een systemisch insecticide en acaricide met:

  • Onmiddellijke en aanhoudende vlododende werking (Ctenocephalides felis en Ctenocephalides canis) gedurende 12 maanden,
  • Aanhoudende tekendodende werking vanaf dag 3 tot 12 maanden na de behandeling tegen Ixodes ricinus, Ixodes hexagonus en Dermacentor reticulatus,
  • Aanhoudende tekendodende werking vanaf dag 4 tot 12 maanden na de behandeling tegen Rhipicephalus sanguineus.

Vlooien en teken moeten aangehecht zijn aan de gastheer en beginnen met voeden om blootgesteld te worden aan het werkzame bestanddeel. 

Het diergeneesmiddel kan gebruikt worden als onderdeel van een behandelingsstrategie tegen vlooienallergiedermatitis (VAD).

Voor de vermindering van het risico op infectie met Babesia canis canis, door transmissie via Dermacentor reticulatus, vanaf dag 3 tot 12 maanden na de behandeling. Het effect is een indirect gevolg van de werkzaamheid van het diergeneesmiddel tegen deze vector.

Voor de vermindering van het risico op infectie met Dipylidium caninum, door transmissie via Ctenocephalides felis, tot 12 maanden. Het effect is een indirect gevolg van de werkzaamheid van het diergeneesmiddel tegen deze vector.

5. CONTRA-INDICATIES

Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de hulpstoffen.

6. SPECIALE WAARSCHUWINGEN

Speciale waarschuwingen:
Parasieten moeten begonnen zijn met voeden op de gastheer om blootgesteld te worden aan fluralaner; het risico op overdracht van parasiet gebonden ziekten (inclusief Babesia canis canis en D. caninum) kan daarom niet volledig worden uitgesloten.
Onnodig gebruik van antiparasitica of gebruik dat afwijkt van de gegeven instructies kan de selectiedruk op resistentie verhogen en leiden tot verminderde werkzaamheid. De beslissing om het diergeneesmiddel te gebruiken dient voor elk individueel dier gebaseerd te zijn op bevestiging van de parasitaire soort en mate van infestatie, of het risico op infestatie gebaseerd op epidemiologische eigenschappen (gezien de werkingsduur van 12 maanden van het diergeneesmiddel).
De mogelijkheid dat andere dieren in hetzelfde huishouden een bron van herinfectie met parasieten kunnen zijn moet in overweging worden genomen, en indien nodig moeten deze behandeld worden met een geschikt diergeneesmiddel. 

Speciale voorzorgsmaatregelen voor veilig gebruik bij de doeldiersoort(en):
De veiligheid van het diergeneesmiddel is niet beoordeeld bij honden met een historie van epilepsie.
Daarom moet het diergeneesmiddel bij dergelijke honden met voorzichtigheid worden gebruikt, op basis van een baten-risicobeoordeling door de behandelende dierenarts.
Omdat er geen informatie over beschikbaar is, dient het diergeneesmiddel niet gebruikt te worden bij honden jonger dan 6 maanden.

Speciale voorzorgsmaatregelen te nemen door de persoon die het diergeneesmiddel aan de dieren toedient:
Overgevoeligheidsreacties bij mensen door fluralaner of benzylalcohol zijn gemeld, en kunnen mogelijk ernstig zijn. Reacties op de injectieplaats kunnen ook optreden.
Voorzichtigheid is geboden om accidentele zelfinjectie en blootstelling van de huid aan dit diergeneesmiddel te voorkomen tijdens toediening. In geval van accidentele zelfinjectie met bijwerkingen, overgevoeligheidsreacties of reacties op de injectieplaats, dient een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Handen wassen na gebruik.
Dit diergeneesmiddel mag uitsluitend worden toegediend door of onder nabij toezicht van dierenartsen.

Dracht en lactatie:
De veiligheid van het diergeneesmiddel is niet bewezen tijdens dracht en lactatie.
Uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten-risicobeoordeling door de behandelende dierenarts.

Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie:
Fluralaner wordt sterk gebonden aan plasmaeiwitten en kan concurreren met andere sterk gebonden werkzame stoffen zoals non-steroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs) en het coumarinederivaat warfarine. Incubatie van fluralaner in de aanwezigheid van carprofen of warfarine in hondenplasma bij maximaal verwachte plasmaconcentraties leidde niet tot vermindering van de eiwitbinding van fluralaner, carprofen of warfarine.
Tijdens klinische veldproeven zijn er geen interacties waargenomen tussen dit diergeneesmiddel en routinematig gebruikte diergeneesmiddelen.

Overdosering:
Na de subcutane toediening van 3 en 5 keer de aanbevolen dosis van 15 mg fluralaner/kg lichaamsgewicht, elke 4 maanden herhaald voor in totaal 6 toedieningen (dag 1, 120, 239, 358, 477 en 596) aan pups van 6 maanden oud, waren zwellingen op de injectieplaats die na verloop van tijd verdwenen de enige aan de behandeling gerelateerde bevinding.
Het werkzame bestanddeel fluralaner werd goed verdragen door Collies met een deficiënt MultiDrug-Resistance eiwit 1 (MDR 1 -/-) na eenmalige orale toediening van 3 maal de aanbevolen dosering (168 mg/kg lichaamsgewicht). Omdat de maximale systemische blootstelling aan fluralaner na subcutane toediening niet hoger is dan bij orale toediening, wordt de subcutane injectie van het diergeneesmiddel als veilig beschouwd bij MDR1(-/-) honden.

Belangrijke onverenigbaarheden:
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, mag het diergeneesmiddel niet met andere diergeneesmiddelen worden gemengd.

7. BIJWERKINGEN

Hond:

Vaak (1 tot 10 dieren/100 behandelde dieren):

Zwelling op de injectieplaats1

Soms (1 tot 10 dieren/1.000 behandelde dieren):

Verminderde eetlust, Vermoeidheid, Hyperemische slijmvliezen

Zeer zelden (<1 dier/10.000 behandelde dieren, inclusief geïsoleerde meldingen):

Spiertremor, Ataxie (Incoördinatie), Convulsie

1 Voelbare en/of zichtbare zwellingen, niet gerelateerd aan ontsteking, niet pijnlijk, verdwijnt vanzelf na verloop van tijd.

Het melden van bijwerkingen is belangrijk. Op deze manier kan de veiligheid van een diergeneesmiddel voortdurend worden bewaakt. Indien u bijwerkingen vaststelt, zelfs wanneer die niet in deze bijsluiter worden vermeld, of u vermoedt dat het geneesmiddel niet heeft gewerkt, neem dan in eerste instantie contact op met uw dierenarts. U kunt bijwerkingen ook melden aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen met behulp van de contactgegevens aan het einde van deze bijsluiter of via uw nationale meldsysteem.

8. DOSERING VOOR ELKE DIERSOORT, TOEDIENINGSWIJZEN EN TOEDIENINGSWEGEN

Subcutaan gebruik.

Dien 0,1 ml gereconstitueerde suspensie per kg lichaamsgewicht (gelijk aan 15 mg fluralaner per kg lichaamsgewicht) subcutaan toe, b.v. tussen de schouderbladen (dorso-scapulaire gebied) van de hond. Om een nauwkeurige dosis te berekenen, moet de hond op het moment van toediening worden gewogen. Onderdosering kan leiden tot ineffectief gebruik en kan resistentieontwikkeling bevorderen.  

De volgende tabel kan worden gebruikt als richtlijn voor de dosering:

Lichaamsgewicht (kg)

Volume van de gereconstitueerde suspensie (ml)

5

0,5

10

1

15

1,5

20

2

25

2,5

30

3

35

3,5

40

4

45

4,5

50

5

55

5,5

60

6

De dosis overeenkomstig berekenen voor honden die minder dan 5 kg of meer dan 60 kg wegen.

9. AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING

Reconstitutie van de suspensie vóór het eerste gebruik:
Reconstitueer 1 flacon met poeder met 15 ml suspendeervloeistof. Het wordt aanbevolen om voor de reconstitutie van het diergeneesmiddel een steriele 18 G naald voor transfer en een steriele spuit van 20 ml te gebruiken.
 

  1. Schud de flacon met fluralanerpoeder om eventuele klontvorming ongedaan te maken vóór reconstitutie.
  2. Keer de flacon met suspendeervloeistof minimaal drie keer om, totdat de inhoud er homogeen uit ziet.
  3. Injecteer eerst tot 14 ml lucht in de flacon met suspendeervloeistof en trek vervolgens 15 ml suspendeervloeistof uit de flacon op (afbeelding A). Er zit meer suspendeervloeistof in de flacon dan nodig is voor reconstitutie. Gooi de flacon met het restant suspendeervloeistof weg.
  4. Steek de 25 G ontluchtingsnaald in de bovenkant van de flacon met fluralanerpoeder (afbeelding B).
  5. Terwijl u de flacon horizontaal in uw hand draait, brengt u de 15 ml suspendeervloeistof langzaam over in de flacon met fluralanerpoeder om ervoor te zorgen dat het poeder volledig bevochtigd wordt (afbeelding C).

 

         A 

    B 

          C 



 
 

  1. Zodra de suspendeervloeistof is toegevoegd, verwijdert u de ontluchtingsnaald en de naald voor transfer uit de flacon met fluralanerpoeder. Gooi de naalden weg.
  2. Schud de flacon krachtig gedurende minimaal 30 seconden totdat er een grondig gemengde suspensie ontstaat. Het gereconstitueerde diergeneesmiddel is een ondoorzichtige witte tot lichtgele, enigszins viskeuze suspensie, vrijwel vrij van klontjes.
  3. De uiterste gebruiksdatum die op het etiket van de glazen flacon staat, verwijst naar het poeder zoals verpakt voor verkoop. De suspensie moet binnen 3 maanden na de datum van reconstitutie worden weggegooid. Schrijf de weggooidatum op het etiket van de glazen flacon.

Toedieningswijze van de gereconstitueerde suspensie aan de hond: 

  1. Bepaal de toe te dienen dosis op basis van het lichaamsgewicht van de hond.
  2. Gebruik voor toediening een steriele spuit en een steriele 18 G naald.
  3. Het fluralanerpoeder zal door te staan uit de suspensie scheiden. Schud vóór elk gebruik de gereconstitueerde flacon krachtig gedurende 30 seconden om een homogene suspensie te verkrijgen.
  4. Het kan nodig zijn om voor het opzuigen van een dosis lucht in de flacon te injecteren.
  5. Om een homogene suspensie en nauwkeurige dosering te behouden, moet de dosis binnen ongeveer 5 minuten worden toegediend nadat deze in de doseerspuit is opgezogen.
  6. Injecteer het diergeneesmiddel subcutaan, b.v. in het dorso-scapulaire gebied.

Prik de stop van de flacon met de gereconstitueerde suspensie niet vaker dan 20 keer aan.
Voor reconstitutie na bezinken, schudt de flacon krachtig gedurende ten minste 30 seconden om een homogene suspensie te verkrijgen.

Behandelschema:
Voor vlooien- en tekeninfestaties dient de noodzaak en frequentie van herbehandeling(en) gebaseerd te zijn op professioneel advies, rekening houdend met de lokale epidemiologische situatie en de levensstijl van het dier. De behandeling met dit diergeneesmiddel kan op elk moment van het jaar beginnen en kan zonder onderbreking worden voortgezet. Zie ook rubriek “Speciale waarschuwingen”.

10. WACHTTIJD(EN)

Niet van toepassing.

11. BIJZONDERE BEWAARVOORSCHRIFTEN

Buiten het zicht en bereik van kinderen bewaren.
Dit diergeneesmiddel in de verkoopverpakking vereist geen bijzondere bewaartemperatuur.
Na reconstitutie bewaren beneden 30 °C.
Dit diergeneesmiddel niet gebruiken na de uiterste gebruiksdatum vermeld op het etiket na Exp.
De uiterste gebruiksdatum verwijst naar de laatste dag van de maand.
Houdbaarheid na reconstitutie volgens instructies: 3 maanden.

12. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN

Geneesmiddelen mogen niet verwijderd worden via afvalwater of huishoudelijk afval.
Dit diergeneesmiddel mag niet in het oppervlaktewater terechtkomen, aangezien fluralaner gevaarlijk kan zijn voor ongewervelde waterorganismen.
Maak gebruik van terugnameregelingen voor de verwijdering van ongebruikte diergeneesmiddelen of uit het gebruik van dergelijke middelen voortvloeiend afvalmateriaal in overeenstemming met de lokale voorschriften en nationale inzamelingssystemen die van toepassing zijn. Deze maatregelen dragen bij aan de bescherming van het milieu.

13. INDELING VAN HET DIERGENEESMIDDEL

Diergeneesmiddel op voorschrift.

14. NUMMERS VAN DE VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN VERPAKKINGSGROOTTEN

EU/2/13/158/032-035
Elke kartonnen doos bevat 1, 2, 5 of 10 poeder injectieflacon(s), suspendeervloeistof injectieflacon(s) en steriele ontluchtingsnaald(en).
Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.

15. DATUM WAAROP DE BIJSLUITER VOOR HET LAATST IS HERZIEN

08/01/2024
Gedetailleerde informatie over dit diergeneesmiddel is beschikbaar in de diergeneesmiddelendatabank van de Unie (https://medicines.health.europa.eu/veterinary).

16. CONTACTGEGEVENS

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en contactgegevens voor het melden van vermoedelijke bijwerkingen:
Intervet International B.V., Wim de Körverstraat 35, 5831 AN Boxmeer, Nederland

België
Tel: + 32 (0)2 370 94 01 

Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:
Vet Pharma Friesoythe GmbH, Sedelsberger Strasse 2-4, 26169 Friesoythe, Duitsland

17. OVERIGE INFORMATIE

Het diergeneesmiddel draagt bij aan de beheersing van de vlooienpopulatie in de omgeving waar de behandelde honden toegang tot hebben.
I. ricinus en D. reticulatus teken die al op de hond aanwezig waren vóór toediening van het diergeneesmiddel, worden binnen 72 uur gedood. R. sanguineus teken die al op de hond aanwezig waren vóór toediening van het diergeneesmiddel, worden binnen 96 uur gedood. Nieuwe teken op de hond worden binnen 48 uur gedood, vanaf één week tot 12 maanden na de behandeling.
Vlooien die al op de hond aanwezig waren vóór toediening van het diergeneesmiddel, worden binnen 48 uur gedood. Nieuwe vlooien op de hond worden binnen 24 uur gedood, vanaf één week tot 12 maanden na de behandeling.

QR-code die wordt opgenomen mix.bravecto.com

Terug naar top

Terhulpsesteenweg 166
1170 Brussel

pharma.be

Tel: 02 661 91 11
Fax: 02 661 91 99

info@e-compendium.be

© pharma.be 2025

Disclaimer

Toegang voor pharma.be leden