1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Progynova 1 mg, omhulde tabletten
Progynova 2 mg, omhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Progynova 1 mg :
Progynova 1 mg tabletten zijn beige en bevatten 1,0 mg estradiolvaleraat.
Progynova 2 mg :
Progynova 2 mg tabletten zijn wit en bevatten 2,0 mg estradiolvaleraat.
Hulpstoffen met bekend effect:
Progynova 1 mg: Elke tablet bevat 47 mg lactose (als monohydraat) en 34 mg sucrose.
Progynova 2 mg: Elke tablet bevat 46 mg lactose (als monohydraat) en 34 mg sucrose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Omhulde tabletten
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Hormoonsuppletietherapie (HST) bij symptomen van estrogeendeficiëntie bij postmenopauzale vrouwen of bij vrouwen na ovariëctomie of castratie door bestraling.
Preventie van osteoporose bij post-menopauzale vrouwen met een hoog risico van toekomstige breuken die een intolerantie of een contra-indicatie vertonen voor andere geneesmiddelen goedgekeurd voor de preventie van osteoporose.
Progynova is geen middel om zwangerschap te voorkomen.
Er is slechts beperkte ervaring met de behandeling van vrouwen boven de 65 jaar.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
- Hoe beginnen met Progynova:
Het behandelingschema verloopt zonder onderbreking.
Volwassenen, inclusief ouderen
Wanneer de patiënten een hysterectomie ondergaan hebben, kunnen zij op elk ogenblik de behandeling starten.
Indien de patiënte een intacte uterus heeft en nog steeds menstrueert dient de behandeling met Progynova in combinatie met een progestageen begonnen te worden binnen de eerste 5 dagen van de menstruatie (zie rubriek: 4.2. Combinatietherapie).
Tenzij er een vroegere diagnose van endometriose gesteld is, wordt niet aangeraden een progestageen aan gehysterectomiseerde vrouwen toe te dienen.
Patiënten in amenorree of met menstruaties die zeer zeldzaam zijn of patiënten die postmenopauzaal zijn, mogen op elk ogenblik een combinatietherapie (zie rubriek: 4.2. Combinatietherapie) starten, op voorwaarde dat zwangerschap is uitgesloten.
Omschakeling van een andere HST (cyclisch, continu sequentieel of continu gecombineerd)
Vrouwen die wensen om te schakelen van een andere HST therapie dienen eerst hun huidige therapiecyclus te voltooien voor er begonnen wordt met Progynova.
- Dosering
Dagelijks één beige tablet Progynova 1 mg
of
Dagelijks één witte tablet Progynova 2 mg
- Toediening
Bij de continu-behandeling mogen de tabletten zonder pauze doorgenomen worden. Bij deze therapie wordt zodra de eerste blisterverpakking opgebruikt is een nieuwe blisterverpakking begonnen.
Combinatietherapie
Continu sequentieel:
Bij vrouwen met een intacte uterus wordt Progynova continu toegediend, per cyclus van 28 dagen wordt er gewoonlijk gedurende 12-14 dagen (of meer) een progestageen toegevoegd.
Continu gecombineerd:
Progynova en een progestageen worden elke dag zonder onderbreking toegediend.
De arts dient er nauwgezet op te letten dat de patiënte het aanbevolen gecombineerde regime vlot en correct aanwendt.
Tabletten dienen in hun geheel ingeslikt te worden met behulp van wat water.
Het heeft geen belang wanneer de tabletten ingenomen worden maar eens de patiënte begonnen is, zou ze die elke dag op hetzelfde tijdstip moeten innemen.
- Vergeten tabletten:
Als de vrouw een tablet vergeet te nemen, dient ze de tablet zo snel mogelijk te nemen. Als er meer dan 24 uur verstreken zijn, moet er geen extra tablet genomen worden. Als meerdere tabletten vergeten worden, kunnen bloedingen voorkomen.
Aanvullende informatie over speciale populaties
Pediatrische patiënten
Progynova is niet geïndiceerd voor gebruik bij kinderen en adolescenten.
Ouderen
Er zijn geen gegevens die erop wijzen dat een dosisaanpassing bij oudere patiënten nodig is.
Patiënten met leverinsufficiëntie
Progynova werd niet specifiek onderzocht bij patiënten met een leverinsufficiëntie. Progynova is gecontra-indiceerd bij vrouwen met een ernstige leverziekte (zie rubriek 4.3 Contra-indicaties). Bij vrouwen met een verminderde leverfunctie is nauwlettend toezicht nodig en in geval van verslechtering van de leverfunctiemarkers moet het gebruik van HST worden stopgezet (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Patiënten met nierinsufficiëntie
Progynova werd niet specifiek onderzocht bij patiënten met een nierinsufficiëntie.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
Bij het opstarten en voortzetten van de behandeling van post-menopauzale symptomen moet de laagste werkzame dosis voor de kortste duur (zie ook rubriek 4.4) worden gebruikt.
4.3 Contra-indicaties
Hormoonsuppletietherapie (HST) mag niet gestart worden bij één van de onderstaande aandoeningen. Wanneer één van deze aandoeningen optreedt tijdens het gebruik van de HST, dan moet de behandeling direct gestopt worden.
- Bij zwangerschap of borstvoeding (zie rubriek 4.6)
- Aanwezigheid, verleden of vermoeden van borstkanker.
- Aanwezigheid of vermoeden van estrogeengevoelige kwaadaardige tumoren (bv. endometriumcarcinoom).
- Vaginale bloedingen waarvan de oorzaak niet is vastgesteld.
- Onbehandelde hyperplasie van het endometrium.
- Verleden van veneuze trombo-embolieën of huidige veneuze trombo-embolieën (diepe veneuze trombose, longembolie);
- Aanwezigheid van trombofiele aandoeningen (bv. proteïne C, proteïne S of antitrombine deficiëntie, zie rubriek 4.4)
- Actieve of recent doorgemaakte arteriële trombo-embolische aandoening (bv. angina pectoris, myocardinfarct)
- Acute leveraandoening, of leveraandoening in de anamnese zolang de leverfunctiewaarden niet genormaliseerd zijn.
- Ernstige hypertriglyceridemie
- Porfyrie
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Ernstige bijwerkingen die in verband worden gebracht met het gebruik van HST worden vermeld in rubriek 4.4: Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik.
Bijwerkingen die gemeld zijn bij gebruiksters van HST, worden in onderstaande tabel weergegeven en gerangschikt volgens MedDRA systeemorgaanklasse (MedDRA SOCs).
Systeem/orgaanklassen | Vaak (1/100, <1/10) | Soms (1/1.000, <1/100) | Zelden (1/10.000, <1/1.000) |
Immuunsysteem-aandoeningen |
| overgevoeligheidsreactie |
|
Voedings-en stofwisselingsstoornissen | Toename van het lichaamsgewicht of afname van het lichaamsgewicht |
|
|
Psychische stoornissen |
| Depressieve stemming | Angst, vermindering van het libido of toename van het libido |
Zenuwstelsel-aandoeningen | Hoofdpijn | Duizeligheid | Migraine |
Oogaandoeningen |
| Gezichtsstoornissen | Intolerantie voor contactlenzen |
Hartaandoeningen |
| Hartkloppingen |
|
Maagdarmstelsel-aandoeningen | Buikpijn, nausea | Dyspepsie | Opgeblazen gevoel, braken |
Huid-en onderhuidaandoeningen | Huiduitslag, pruritus | Erythema nodosum, urticaria | Hirsutisme, acne |
Skeletspierstelsel-en bindweefselaandoeningen |
|
| Spierkrampen |
Voortplantingsstelsel-en borstaandoeningen | Uteriene/vaginale bloedingen incl. spotting | Borstpijn, Gevoelige borsten | Dysmenorree, vaginale afscheiding, premenstrueel syndroom, vergrote borsten |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaats-stoornissen |
| Oedemen | Vermoeidheid |
De meest geschikte MedDRA-term is gebruikt om een bepaalde bijwerking, synoniemen en verwante aandoeningen te beschrijven.
Erfelijk angio-oedeem
Bij vrouwen met erfelijk angio-oedeem kunnen exogene estrogenen de symptomen van angio-oedeem uitlokken of verergeren (zie rubriek 4.4.: Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Risico op mammacarcinoom
- Een tot 2-maal hoger risico op de diagnose mammacarcinoom is gerapporteerd bij vrouwen die langer dan 5 jaar gecombineerde estrogeen-progestageen HST hebben gebruikt.
- Het verhoogde risico voor gebruiksters die worden behandeld met HST met alleen oestrogeen is lager dan voor gebruiksters van HST met oestrogeen-progestageencombinaties.
- De grootte van het risico is afhankelijk van de gebruiksduur (zie rubriek 4.4).
- Het absolute risico geschat op basis van de resultaten van het grootste gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoek (WHI-onderzoek) en de grootste meta-analyse van prospectieve epidemiologische onderzoeken worden hieronder vermeld.
Grootste meta-analyse van prospectieve epidemiologische onderzoeken
Geschat extra risico op mammacarcinoom na 5 jaar gebruik bij vrouwen met een BMI van 27 (kg/m2).
Leeftijd bij start HST (jaren) | Incidentie per 1000 niet-HST-gebruiksters gedurende 5 jaar (50-54 jaar)* | Risico ratio | Extra gevallen per 1000 HST -gebruiksters na 5 jaar |
|
| HST met alleen oestrogeen | |
50 | 13,3 | 1,2 | 2,7 |
|
| HST met oestrogeen-progestageencombinatie | |
50 | 13,3 | 1,6 | 8,0 |
* Afgeleid van uitgangswaarden voor incidentie in Engeland in 2015 bij vrouwen met een BMI van 27 (kg/m2).
Let op: Aangezien de achtergrond incidentie van mammacarcinoom per EU land verschilt, zal het aantal extra gevallen van mammacarcinoom ook proportioneel anders zijn.
Geschat extra risico op mammacarcinoom na 10 jaar gebruik bij vrouwen met een BMI van 27 (kg/m2)
Leeftijd bij start HST (jaren) | Incidentie per 1000 niet-HST-gebruiksters gedurende 10 jaar (50-59 jaar)* | Risico ratio | Extra gevallen per 1000 HST -gebruiksters na 10 jaar |
|
| HST met alleen oestrogeen | |
50 | 26,6 | 1,3 | 7,1 |
|
| HST met oestrogeen-progestageencombinatie | |
50 | 26,6 | 1,8 | 20,8 |
* Afgeleid van uitgangswaarden voor incidentie in Engeland in 2015 bij vrouwen met een BMI van 27 (kg/m2).
Let op: Aangezien de achtergrond incidentie van mammacarcinoom per EU land verschilt, zal het aantal extra gevallen van mammacarcinoom ook proportioneel anders zijn.
VS WHI studies – extra risico op mammacarcinoom na 5 jaar gebruik
Leeftijdsgroep (jaar) | Incidentie per 1000 vrouwen in de placebo-groep over een periode van 5 jaar | Risico ratio & 95% CI | Extra gevallen per 1000 HST gebruiksters over een periode van 5 jaar (95% CI) | |
|
| CEE estrogeen mono HST | ||
50-79 | 21 | 0,8 (0,7 ‑ 1,0) | -4 (-6 ‑ 0)a | |
|
| CEE+MPA estrogeen & progestageen HSTb | ||
50-79 | 17 | 1,2 (1,0 ‑ 1,5) | +4 (0 ‑ 9) | |
a WHI study in vrouwen zonder uterus, waarin geen verhoogd risico op mammacarcinoom werd waargenomen.
b Als de analyse werd beperkt tot vrouwen die geen HST gebruikten voor de aanvang van de studie, werd er geen verhoogd risico waargenomen gedurende de eerste 5 jaar van behandeling: na 5 jaar was het risico hoger dan in de niet-gebruiksters.
Risico op endometriumcarcinoom
Postmenopauzale vrouwen met een uterus
Het risico op endometriumcarcinoom is ongeveer 5 op iedere 1000 vrouwen met een uterus die geen HST gebruiken. Bij vrouwen met een uterus wordt het gebruik van estrogeen monotherapie niet aanbevolen omdat dit het risico op endometriumcarcinoom verhoogt (zie rubriek 4.4). Afhankelijk van de duur van het gebruik van estrogeen monotherapie en de gebruikte estrogeendosering, varieerde de verhoging van het risico op endometriumcarcinoom in epidemiologische studies tussen de 5 en 55 extra gediagnosticeerde gevallen per 1000 vrouwen in de leeftijd van 50-65 jaar.
De toevoeging van een progestageen aan de estrogeen monotherapie gedurende minimaal 12 dagen per cyclus kan dit verhoogde risico voorkomen. In de Million Women Study nam het risico op endometriumcarcinoom niet toe bij 5 jaar combinatie (sequentieel of continue) HST (RR van 1,0 (0,8 - 1,2)).
Risico op ovariumcarcinoom
Het gebruik van estrogeen monotherapie of gecombineerde estrogeen-progestageen HST wordt geassocieerd met een licht verhoogd risico op de diagnose van ovariumcarcinoom (zie rubriek 4.4).
Een meta-analyse van 52 epidemiologische studies rapporteerde een hoger risico op ovariumkanker bij vrouwen die op dat ogenblik een HST gebruikten, dan bij vrouwen die nooit een HST hadden gebruikt (RR 1,43, 95% BI 1,31-1,56). Bij vrouwen van 50 tot 54 jaar resulteert inname van een HST gedurende 5 jaar in ongeveer 1 extra geval per 2.000 gebruiksters. Bij vrouwen van 50 tot 54 jaar die geen HST innemen, zal bij ongeveer 2 op de 2.000 vrouwen een diagnose van ovariumkanker worden gesteld over een periode van 5 jaar.
Risico op veneuze trombo-embolie
HST wordt geassocieerd met een 1,3 - 3‑maal hoger relatief risico op het ontwikkelen van veneuze trombo-embolie (VTE), dat wil zeggen diepe veneuze trombose of longembolie. De kans hierop is groter in het eerste jaar van HST behandeling (zie rubriek 4.4). De resultaten van de WHI studies worden hieronder weergegeven:
WHI studies – extra risico op VTE gedurende 5 jaar gebruik | |||
Leeftijdsgroep (jaar) | Incidentie per 1000 vrouwen in de placebogroep over een periode van 5 jaara | Risico ratio & 95% CI | Extra gevallen per 1000 HST-gebruiksters |
|
| Orale estrogeen mono HSTa | |
50-59 | 7 | 1,2 (0,6 ‑ 2,4) | 1 (-3 – 10) |
|
| Orale combinatie estrogeen-progestageen HST | |
50-59 | 4 | 2,3 (1,2 – 4,3) | 5 (1 ‑ 13) |
a Studie bij vrouwen zonder uterus.
Risico op coronaire hartziekten
Het risico op coronaire hartziekten is licht verhoogd in gebruiksters ouder dan 60 jaar bij gecombineerde estrogeen-progestageen HST (zie rubriek 4.4).
Risico op een ischemisch cerebrovasculair accident
Het gebruik van estrogeen monotherapie en combinatie estrogeen-progestageen therapie wordt geassocieerd met een tot 1,5‑maal verhoogd relatief risico op een ischemisch cerebrovasculair accident. Het risico op een hemorrhagisch cerebrovasculair accident is niet verhoogd gedurende het gebruik van HST.
Dit relatieve risico is onafhankelijk van de leeftijd of de gebruiksduur, maar omdat het risico in de uitgangssituatie sterk leeftijdsafhankelijk is, neemt het risico op een cerebrovasculair accident bij gebruiksters van HST toe met het toenemen van de leeftijd, zie rubriek 4.4.
Gecombineerde WHI studies – extra risico op een ischemisch cerebrovasculair accidenta gedurende 5 jaar gebruik | |||
Leeftijdsgroep (jaar) | Incidentie per 1000 vrouwen in de placebogroep over een periode van 5 jaar | Risico ratio & 95% CI | Extra gevallen per 1000 HST-gebruiksters over een periode van 5 jaar |
50-59 | 8 | 1,3 (1,1 ‑ 1,6) | 3 (1 ‑ 5) |
a Er werd geen onderscheid gemaakt tussen een ischemisch en haemorrhagisch cerebrovasculair accident.
Andere bijwerkingen werden gerapporteerd in verband met een estrogeen/ progestageen behandeling:
- Galblaasaandoeningen.
- Huid- en subcutane aandoeningen: chloasma, erythema multiforme, erythema nodosum, vasculaire purpura.
- Mogelijke dementie bij een leeftijd boven 65 jaar (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem:
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN.
Bayer SA-NV
Kouterveldstraat 7A 301
B-1831 Diegem (Machelen)
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN.
België: Progynova 1 mg: BE223255
Progynova 2 mg: BE223264
Luxemburg: Progynova 1 mg: 1995073236
1x 28: 0705019
3x 28 0328462
Progynova 2 mg: 1995073237
1x 28 0705005
3x 28 0328476
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Goedkeuringsdatum: 07/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1745470 | PROGYNOVA 2 MG DRAG 84 | G03CA03 | € 10,36 | - | Ja | € 1,63 | € 0,98 |
1745496 | PROGYNOVA 1 MG DRAG 84 | G03CA03 | € 9,4 | - | Ja | € 1,3 | € 0,78 |