Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Prevenar 20 suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Pneumokokkenpolysacharidenconjugaatvaccin (20‑valent, geadsorbeerd)
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén dosis (0,5 ml) bevat:
Pneumokokkenpolysacharide serotype 11,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 31,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 41,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 51,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6A1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 6B1,2 4,4 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 7F1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 81,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 9V1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 10A1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 11A1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 12F1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 141,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 15B1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 18C1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19A1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 19F1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 22F1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 23F1,2 2,2 µg
Pneumokokkenpolysacharide serotype 33F1,2 2,2 µg
1Geconjugeerd aan het dragereiwit CRM197 (ongeveer 51 µg per dosis)
2Geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat (0,125 mg aluminium per dosis)
Hulpstoffen met bekend effect:
Prevenar 20 bevat 0,1 mg polysorbaat 80 in elke dosis van 0,5 ml, overeenkomend met 0,2 mg/ml polysorbaat 80.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie.
Het vaccin is een homogene witte suspensie.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Actieve immunisatie voor de preventie van invasieve ziekte, pneumonie en acute otitis media veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij zuigelingen, kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 weken tot 18 jaar.
Actieve immunisatie voor de preventie van invasieve ziekte en pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij personen van 18 jaar en ouder.
Zie rubriek 4.4 en 5.1 voor informatie over bescherming tegen specifieke pneumokokkenserotypen.
Prevenar 20 dient te worden gebruikt in overeenstemming met officiële aanbevelingen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Het wordt aanbevolen dat zuigelingen die een eerste dosis Prevenar 20 krijgen de vaccinatiekuur met Prevenar 20 volledig afmaken.
Vaccinatieschema bij zuigelingen en kinderen van 6 weken tot 15 maanden | |
Serie van 4 doses (primaire serie van drie doses, gevolgd door een boosterdosis) | De primaire serie voor zuigelingen bestaat uit drie doses, elk van 0,5 ml, waarbij de eerste dosis gewoonlijk wordt gegeven op de leeftijd van 2 maanden, met een interval van ten minste 4 weken tussen de doses. De eerste dosis kan al worden gegeven op de leeftijd van 6 weken. De vierde (booster)dosis wordt aanbevolen tussen de leeftijd van 11 en 15 maanden (zie rubriek 5.1). |
Vaccinatieschema voor personen van 18 jaar en ouder | |
Personen van 18 jaar en ouder | Prevenar 20 dient te worden toegediend als enkelvoudige dosis bij personen van 18 jaar en ouder. |
|
Pediatrische patiënten
Er zijn geen of slechts beperkte gegevens beschikbaar voor Prevenar 20 bij zuigelingen jonger dan 6 weken, premature zuigelingen, oudere ongevaccineerde of gedeeltelijk gevaccineerde zuigelingen en kinderen (zie rubriek 4.4, 4.8 en 5.1). De volgende doseringsaanbevelingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de ervaring met Prevenar 13.
Zuigelingen jonger dan 6 weken
De veiligheid en werkzaamheid van Prevenar 20 bij zuigelingen jonger dan 6 weken zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Premature zuigelingen (minder dan 37 weken zwangerschap)
De aanbevolen immunisatieserie voor Prevenar 20 bestaat uit vier doses, elk van 0,5 ml. De primaire serie voor zuigelingen bestaat uit drie doses, waarbij de eerste dosis op de leeftijd van 2 maanden wordt gegeven en met een interval van ten minste 4 weken tussen de doses. De eerste dosis kan al worden gegeven op de leeftijd van 6 weken. De vierde (booster)dosis wordt aanbevolen tussen de leeftijd van 11 en 15 maanden (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Ongevaccineerde zuigelingen van 7 maanden tot 12 maanden
Twee doses, elk van 0,5 ml, met een interval van ten minste 4 weken tussen de doses. Een derde dosis wordt aanbevolen in het tweede levensjaar.
Ongevaccineerde kinderen van 12 maanden tot 24 maanden
Twee doses, elk van 0,5 ml, met een interval van ten minste 8 weken tussen de doses.
Ongevaccineerde kinderen van 2 jaar tot 5 jaar
Een enkelvoudige dosis van 0,5 ml.
Kinderen van 15 maanden tot 5 jaar die eerder volledig zijn gevaccineerd met Prevenar 13
Een enkelvoudige dosis (0,5 ml) gegeven op individuele basis volgens de officiële aanbevelingen om een immuunrespons op de extra serotypen op te wekken.
Indien Prevenar 13 werd toegediend, dienen ten minste 8 weken te verstrijken voordat Prevenar 20 wordt toegediend (zie rubriek 5.1).
Kinderen van 5 jaar tot 18 jaar, ongeacht eerdere vaccinatie met Prevenar 13
Eén enkelvoudige dosis (0,5 ml) gegeven op individuele basis volgens de officiële aanbevelingen.
Indien Prevenar 13 werd toegediend, dienen ten minste 8 weken te verstrijken voordat Prevenar 20 wordt toegediend (zie rubriek 5.1).
Speciale populaties
Er zijn geen gegevens over Prevenar 20 bij speciale populaties.
Ervaring uit klinische onderzoeken met Prevenar 13 (een pneumokokkenconjugaatvaccin dat bestaat uit 13 polysacharidenconjugaten die ook in Prevenar 20 zitten) is beschikbaar bij kinderen en volwassenen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie, onder wie immuungecompromitteerde kinderen en volwassenen met een humaan immunodeficiëntievirus (hiv)-infectie of een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), en kinderen met sikkelcelziekte (sickle cell disease, SCD) (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Gebaseerd op deze gegevens werd de volgende dosering aanbevolen voor Prevenar 13:
- Aan personen met een hoger risico op een pneumokokkeninfectie (bijv. mensen met een SCD of een hiv-infectie), onder wie degenen die eerder zijn gevaccineerd met 1 of meerdere doses PPSV23, werd aanbevolen om ten minste 1 dosis Prevenar 13 toegediend te krijgen.
- Bij personen met een HSCT bestond het aanbevolen immunisatieschema met Prevenar 13 uit 4 doses van elk 0,5 ml. De primaire serie bestond uit 3 doses, waarbij de eerste dosis 3 tot 6 maanden na de HSCT werd gegeven met een interval van ten minste 4 weken tussen de doses. Een boosterdosis werd aanbevolen 6 maanden na de derde dosis (zie rubriek 5.1).
De aanbevolen dosering van Prevenar 13 kan worden overwogen als richtlijn voor vaccinatie met Prevenar 20 bij hoog-risicopopulaties. Voor informatie over responsen op pneumokokkenvaccins bij immuungecompromitteerde personen, raadpleeg ook rubriek 4.4 en 5.1.
Wijze van toediening
Uitsluitend voor intramusculair gebruik.
Het vaccin (0,5 ml) dient te worden toegediend door middel van een intramusculaire injectie. De voorkeursplaatsen zijn het anterolaterale deel van de dij (musculus vastus lateralis) bij zuigelingen of de deltaspier van de bovenarm bij kinderen en volwassenen. Bij de toediening van Prevenar 20 dient te worden opgelet dat niet in of nabij zenuwen en bloedvaten wordt geïnjecteerd.
Voor instructies over het gebruik van het vaccin voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of voor het difterietoxoïd.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Pediatrische patiënten
De veiligheid van Prevenar 20 werd geëvalueerd bij 5.987 deelnemers van 6 weken tot 18 jaar in vijf klinische onderzoeken (één fase 2 en vier fase 3), vier gerandomiseerde, dubbelblinde, actief gecontroleerde, klinische onderzoeken en één enkelarmig klinisch onderzoek; 3.664 deelnemers kregen ten minste 1 dosis Prevenar 20 en 2.323 deelnemers kregen Prevenar 13 (controlevaccin).
Deelnemers van 6 weken tot 15 maanden
Klinische onderzoeken werden uitgevoerd bij gezonde zuigelingen van 6 weken tot 15 maanden met een schema met 3 doses of een schema met 4 doses (zie rubriek 5.1). In deze onderzoeken bij zuigelingen kregen 5.156 deelnemers ten minste 1 dosis vaccin: 2.833 kregen Prevenar 20 en 2.323 kregen Prevenar 13. In totaal kreeg ongeveer 90% van de deelnemers in elke groep alle doses tot en met de voor het onderzoek gespecificeerde peuterdosis. In alle onderzoeken werden na elke dosis lokale reacties en systemische voorvallen verzameld en bijwerkingen werden in alle onderzoeken verzameld vanaf de eerste dosis tot en met 1 maand na de laatste zuigelingenvaccinatie en vanaf de peuterdosis tot en met 1 maand na de peuterdosis. Ernstige bijwerkingen werden geëvalueerd tot en met 1 maand na de laatste dosis in het fase 3‑onderzoek B7471012 (onderzoek 1012) en tot en met 6 maanden na de laatste dosis in de fase 3‑onderzoeken (onderzoek 1011, 1013) en het fase 2-onderzoek (onderzoek 1003).
Prevenar 20 werd goed verdragen wanneer het werd toegediend in een serie van 3 doses en een serie van 4 doses, bij de zuigelingenonderzoekspopulaties, met lage percentages ernstige lokale reacties en systemische voorvallen. De meeste reacties verdwenen binnen 1 tot 3 dagen. De percentages deelnemers met plaatselijke reacties en systemische voorvallen na Prevenar 20 waren over het algemeen vergelijkbaar met die na Prevenar 13. De meest gemelde lokale reacties en systemische voorvallen na een dosis Prevenar 20 waren prikkelbaarheid, suf voelen en pijn op de vaccinatieplaats. In deze onderzoeken werd Prevenar 20 gelijktijdig toegediend of was het toegestaan om te worden toegediend met bepaalde routinematige kindervaccins (zie rubriek 4.5).
Onderzoek 1012 was een pivotaal, dubbelblind, gerandomiseerd, actief gecontroleerd fase 3-hoofdonderzoek, waarin 601 gezonde zuigelingen Prevenar 20 kregen in een serie van 3 doses. De meest gemelde (>10%) bijwerkingen na een dosis Prevenar 20 waren prikkelbaarheid (71,0% tot 71,9%), suf voelen/veel slapen (50,9% tot 61,2%), pijn op de vaccinatieplaats (22,8% tot 42,4%), verminderde eetlust (24,7% tot 39,3%), roodheid op de vaccinatieplaats (25,3% tot 36,9%), zwelling op de vaccinatieplaats (21,4% tot 29,8%) en koorts ≥38,0℃ (8,9% tot 24,3%). De meeste bijwerkingen traden binnen 1 tot 2 dagen na de vaccinatie op en waren licht of matig van ernst en van korte duur (1 tot 2 dagen).
Onderzoeken 1011, 1013 en 1003 waren dubbelblinde, gerandomiseerde, actief gecontroleerde onderzoeken met 2.232 gezonde zuigelingen, gevaccineerd met Prevenar 20 in een serie van 4 doses. De meest gemelde (>10%) bijwerkingen die werden waargenomen na een dosis Prevenar 20 bij zuigelingen waren prikkelbaarheid (58,5% tot 70,6%), suf voelen/veel slapen (37,7% tot 66,2%), pijn op de vaccinatieplaats (32,8% tot 45,5%), verminderde eetlust (23,0% tot 26,4%), roodheid op de vaccinatieplaats (22,6% tot 24,5%) en zwelling op de vaccinatieplaats (15,1% tot 17,6%). De meeste bijwerkingen na vaccinatie waren licht of matig en de meeste reacties verdwenen binnen 1 tot 3 dagen. Ernstige reacties werden niet vaak gemeld.
In onderzoek 1013 waren de lokale reacties en systemische voorvallen bij de premature subgroep (111 zuigelingen geboren bij 34 weken tot korter dan 37 weken zwangerschap) vergelijkbaar met of lager dan bij de à terme zuigelingen in het onderzoek. Bij de premature subgroep was de frequentie van elke gemelde lokale reactie 31,7% tot 55,3% in de Prevenar 20-groep en van elk systemisch voorval 65,0% tot 85,5% in de Prevenar 20-groep.
Deelnemers van 15 maanden tot 18 jaar
In het fase 3-onderzoek B7471014 (onderzoek 1014) kregen 831 deelnemers van 15 maanden tot 18 jaar een enkelvoudige dosis Prevenar 20 in vier leeftijdsgroepen (209 deelnemers van 15 maanden tot 24 maanden; 216 deelnemers van 2 jaar tot 5 jaar; 201 deelnemers van 5 jaar tot 10 jaar; en 205 deelnemers van 10 jaar tot 18 jaar). De deelnemers jonger dan 5 jaar hadden ten minste 3 eerdere doses Prevenar 13 gekregen.
De meest gemelde (>10%) bijwerkingen die werden waargenomen na een dosis Prevenar 20 bij deelnemers jonger dan 2 jaar waren prikkelbaarheid (61,8%), pijn op de vaccinatieplaats (52,5%), suf voelen/veel slapen (41,7%), roodheid op de vaccinatieplaats (37,7%), verminderde eetlust (25,0%), zwelling op de vaccinatieplaats (22,1%) en koorts ≥38,0°C (11,8%). Bij deelnemers van 2 jaar en ouder waren de meest gemelde bijwerkingen pijn op de vaccinatieplaats (66,0% tot 82,9%), spierpijn (26,5% tot 48,3%), roodheid op de vaccinatieplaats (15,1% tot 39,1%), vermoeidheid (27,8% tot 37,2%), hoofdpijn (5,6% tot 29,3%) en zwelling op de vaccinatieplaats (15,6% tot 27,1%).
Deelnemers van 18 jaar en ouder
De veiligheid van Prevenar 20 werd beoordeeld bij 4.552 deelnemers van 18 jaar en ouder in zes klinische onderzoeken (twee fase 1-, één fase 2- en drie fase 3-onderzoeken) en 2.496 deelnemers in de controlegroepen.
In de fase 3-onderzoeken kregen 4.263 deelnemers Prevenar 20. Onder hen waren 1.798 deelnemers van 18 tot en met 49 jaar, 334 deelnemers van 50 tot en met 59 jaar, en 2.131 deelnemers van 60 jaar of ouder (1.138 waren 65 jaar of ouder). Van de deelnemers die in de fase 3-onderzoeken Prevenar 20 kregen, waren er 3.639 naïef voor pneumokokkenvaccins, 253 hadden eerder Pneumovax 23 gekregen (pneumokokkenpolysacharidenvaccin [23‑valent]; PPSV23, ≥1 tot ≤5 jaar vóór opname in het onderzoek), 246 hadden eerder alleen Prevenar 13 gekregen (≥6 maanden vóór opname in het onderzoek), en 125 hadden eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23 gekregen (de dosis PPSV23 ≥1 jaar vóór opname in het onderzoek).
Deelnemers aan het fase 3-onderzoek B7471007 (hoofdonderzoek 1007) werden geëvalueerd in verband met bijwerkingen gedurende 1 maand na vaccinatie, en ernstige bijwerkingen tot en met 6 maanden na vaccinatie. In dit onderzoek waren opgenomen: 447 deelnemers van 18 tot 49 jaar, 445 deelnemers van 50 tot 59 jaar, 1.985 deelnemers van 60 tot 64 jaar, 624 deelnemers van 65 tot 69 jaar, 319 deelnemers van 70 tot 79 jaar en 69 deelnemers van ≥80 jaar.
Bij deelnemers van 18 tot 49 jaar in onderzoeken 1007 en fase 3-onderzoek B7471008 (batchconsistentieonderzoek 1008) waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de vaccinatieplaats (79,2%), spierpijn (62,9%), vermoeidheid (46,7%), hoofdpijn (36,7%) en gewrichtspijn (16,2%). Bij deelnemers van 50 tot 59 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de vaccinatieplaats (72,5%), spierpijn (49,8%), vermoeidheid (39,3%), hoofdpijn (32,3%) en gewrichtspijn (15,4%). Bij deelnemers ≥60 jaar in onderzoek 1007 waren de meest gemelde bijwerkingen: pijn op de vaccinatieplaats (55,4%), spierpijn (39,1%), vermoeidheid (30,2%), hoofdpijn (21,5%) en gewrichtspijn (12,6%). Deze waren gewoonlijk licht of matig van intensiteit en verdwenen binnen een paar dagen na vaccinatie.
In fase 3-onderzoek B7471006 (onderzoek 1006) werd Prevenar 20 beoordeeld bij deelnemers ≥65 jaar met verschillende voorafgaande pneumokokkenstatus (eerder PPSV23, eerder Prevenar 13 of eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23). In dit onderzoek waren de meest gemelde bijwerkingen voor deelnemers vergelijkbaar in frequentie met die voor deelnemers ≥60 jaar in onderzoek 1007, met iets hogere frequentie voor pijn op de vaccinatieplaats (61,2%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 hadden gekregen, en voor gewrichtspijn (16,8%) bij deelnemers die eerder Prevenar 13 gevolgd door PPSV23 hadden gekregen.
Tabel met bijwerkingen
Tabellen met bijwerkingen uit het klinische fase 2-onderzoek bij zuigelingen, de klinische fase 3-onderzoeken bij kinderen en volwassen populaties en postmarketingervaring worden hieronder weergegeven.
Bijwerkingen uit klinische onderzoeken
Omdat Prevenar 20 dezelfde 13 serotypespecifieke, capsulaire polysacharidenconjugaten en dezelfde vaccinhulpstoffen bevat als Prevenar 13, zijn de bijwerkingen die al voor Prevenar 13 zijn vastgesteld overgenomen voor Prevenar 20. Tabel 1 geeft de bijwerkingen weer die zijn gerapporteerd in het fase 2‑onderzoek bij zuigelingen en de fase 3-onderzoeken bij kinderen en volwassen populaties, gebaseerd op de hoogste frequentie van bijwerkingen, lokale reacties of systemische voorvallen na de vaccinatie in een Prevenar 20-groep of geïntegreerde gegevensset. De gegevens uit de klinische onderzoeken bij zuigelingen weerspiegelen Prevenar 20 gelijktijdig toegediend met andere routinematige kindervaccins.
De bijwerkingen worden vermeld per systeem/orgaanklasse, in afnemende volgorde van frequentie en ernst. De frequentie wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1. Tabel met bijwerkingen uit klinische onderzoeken naar Prevenar 20 | ||||
Systeem/orgaanklasse | Bijwerkingen | Frequentie | ||
|
| Zuigelingen/kinderen/adoles-centen | Volwas-senen | |
|
| 6 weken tot5 jaar | 5 jaar tot 18 jaar |
|
Immuunsysteemaandoe-ningen | Overgevoeligheids-reactie, waaronder gezichtsoedeem, dyspneu, bronchospasme | Zeldena | - | Soms |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | Verminderde eetlust | Zeer vaak | Zeer vaaka | Zeer vaaka |
Psychische stoornissen | Prikkelbaarheid | Zeer vaak | Zeer vaaka | - |
Huilen | Somsa | - | - | |
Zenuwstelselaandoening-en | Suf voelen/veel slapen | Zeer vaak | Zeer vaaka | - |
Insulten (waaronder koortsstuipen) | Soms | - | - | |
Hypotone-hyporesponsieve episode | Zeldena | - | - | |
Rusteloos slapen/weinig slapen | Zeer vaaka | Zeer vaaka | - | |
Hoofdpijn | - | Zeer vaak | Zeer vaak | |
Maagdarmstelselaandoe-ningen | Diarree | Vaak | Vaaka | Somsb |
Misselijkheid | - | - | Soms | |
Overgeven | Vaak | Vaaka | Somsb | |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Huiduitslag | Vaak | Vaaka | Somsb |
Angio-oedeem | - | - | Soms | |
Urticaria of urticaria-achtige huiduitslag | Soms | Soms | - | |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Spierpijn | - | Zeer vaak | Zeer vaak |
Gewrichtspijn | - | Vaak | Zeer vaak | |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornis-sen | Koorts (pyrexie) | Zeer vaak | Soms | Vaak |
Koorts hoger dan 38,9°C | Vaak | - | - | |
Vermoeidheid | - | Zeer vaak | Zeer vaak | |
Erytheem op de vaccinatieplaats | Zeer vaak | Zeer vaak | Vaakb | |
Induratie van/zwelling op de vaccinatieplaats | Zeer vaak | Zeer vaak | Vaakb | |
Erytheem of induratie/zwelling op de vaccinatieplaats (>2,0‑7,0 cm) | Zeer vaak (na peuterdosis en bij oudere kinderen [van 2 tot 5 jaar]) | - | - | |
Vaak (na zuigelingen-serie) | - | - | ||
Erytheem of induratie zwelling op de vaccinatieplaats (>7,0 cm) | Soms | - | - | |
Vaccinatieplaatspijn/gevoeligheid op de vaccinatieplaats | Zeer vaak | Zeer vaak | Zeer vaak | |
Vaccinatieplaatspijn/gevoeligheid op de vaccinatieplaats die een bewegingsbeperking van het ledemaat veroorzaakt | Vaak | Vaak | Zeer vaaka | |
Pruritus op de vaccinatieplaats | - | - | Soms | |
Lymfadenopathie | - | - | Soms | |
Urticaria op de vaccinatieplaats | - | - | Soms | |
Koude rillingen | - | - | Somsb | |
Vaccinatieplaatsovergevoeligheid | Zeldenc | - | - | |
|
Veiligheid bij gelijktijdige vaccintoediening bij volwassenen
Wanneer Prevenar 20 werd toegediend aan volwassenen ≥65 jaar samen met de derde (booster)dosis van een COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd), leek het verdraagbaarheidsprofiel over het algemeen op dat van het COVID-19-mRNA-vaccin (nucleoside-gemodificeerd) wanneer dat alleen werd toegediend. Er waren een paar verschillen in het veiligheidsprofiel in vergelijking met toediening van alleen Prevenar 20. In het fase 3 onderzoek B7471026 (onderzoek 1026) werden pyrexie (13,0%) en koude rillingen (26,5%) gemeld als ‘zeer vaak’ bij gelijktijdige toediening. Er was ook één melding van duizeligheid (0,5%) in de groep met gelijktijdige toediening.
Bijwerkingen uit postmarketingervaring
In tabel 2 worden bijwerkingen vermeld die spontaan werden gemeld tijdens het postmarketing-gebruik van Prevenar 13 bij kinderen en volwassen populaties en die ook kunnen voorkomen met Prevenar 20. De postmarketingveiligheidservaring met Prevenar 13 is relevant voor Prevenar 20, omdat Prevenar 20 alle componenten (polysacharidenconjugaten en hulpstoffen) van Prevenar 13 bevat. Deze voorvallen werden vrijwillig gemeld vanuit een populatie van onbekende omvang. Daarom is het niet mogelijk om de frequentie ervan op betrouwbare wijze te schatten of om voor alle voorvallen een oorzakelijk verband met blootstelling aan het vaccin vast te stellen.
Tabel 2. Bijwerkingen uit postmarketingervaring met Prevenar 13 | |
Systeem/orgaanklasse | Frequentie niet bekend |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Lymfadenopathie gelokaliseerd in de regio van de vaccinatieplaats |
Immuunsysteemaandoeningen | Anafylactische/anafylactoïde reactie, waaronder shock |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Angio-oedeem, erythema multiforme |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Dermatitis op de vaccinatieplaats, urticaria op de vaccinatieplaats, pruritus op de vaccinatieplaats |
Voorvallen die spontaan werden gemeld tijdens postmarketingervaring met Prevenar 13; de frequenties konden daarom met de beschikbare gegevens over Prevenar 20 niet worden geschat en worden beschouwd als niet bekend.
Aanvullende informatie in speciale populaties in onderzoeken met Prevenar 13
Deelnemers van 6 tot 18 jaar met een hiv-infectie hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met die in tabel 1, behalve voor koorts (11% tot 19%), gewrichtspijn (24% tot 42%) en overgeven (8% tot 18%), die zeer vaak voorkwamen. Deelnemers ≥18 jaar met een hiv-infectie hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met die in tabel 1, behalve voor koorts (5% tot 18%) en overgeven (8% tot 12%), die zeer vaak voorkwamen, en misselijkheid (<1% tot 3%) dat vaak voorkwam.
Deelnemers van 2 tot 18 jaar met een HSCT hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met die in tabel 1, behalve voor pijn op de vaccinatieplaats die een bewegingsbeperking van het ledemaat veroorzaakt (5% tot 15%), overgeven (6% tot 21%), diarree (15% tot 32%) en gewrichtspijn (25% tot 32%), die zeer vaak voorkwamen. Deelnemers ≥18 jaar met een HSCT hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met die in tabel 1, behalve voor koorts (4% tot 15%), overgeven (6% tot 21%) en diarree (25% tot 36%), die zeer vaak voorkwamen.
Deelnemers van 6 tot 18 jaar met SCD hebben frequenties van bijwerkingen die vergelijkbaar zijn met die in tabel 1, behalve voor pijn op de vaccinatieplaats die een bewegingsbeperking van het ledemaat veroorzaakt (11% tot 16%), koorts (21% tot 22%), overgeven (13% tot 15%), diarree (13% tot 25%) en gewrichtspijn (40% tot 45%), die zeer vaak voorkwamen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
België: Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be - Afdeling Vigilantie::
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
Nederland: Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb
Website: www.lareb.nl
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer Europe MA EEIG
Boulevard de la Plaine 17
1050 Brussel
België
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/21/1612/001
EU/1/21/1612/002
EU/1/21/1612/003
EU/1/21/1612/004
EU/1/21/1612/005
EU/1/21/1612/006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
24/04/25
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau https://www.ema.europa.eu.
25D24
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
4499844 | PREVENAR 20 SUSP INJ VOORGEV. SPUIT 0,5ML | J07AL02 | € 67,66 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |