1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Minirin 4 microgram/ml oplossing voor injectie
Minirin Spray 10 microgram/dosis neusspray, oplossing
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Minirin 4 microgram/ml oplossing voor injectie
1 ml bevat 4 microgram desmopressineacetaat, overeenkomend met 3,56 microgram desmopressine.
Minirin Spray 10 microgram/dosis neusspray, oplossing
1 ml bevat 0,1 mg desmopressineacetaat, overeenkomend met 0,089 mg desmopressine.
Hulpstof met bekend effect in Minirin Spray:
1 ml Minirin Spray bevat 0,1 mg benzalkoniumchloride.
Hulpstof met bekend effect in Minirin injectie:
1 ml Minirin 4 microgram/ml oplossing voor injectie bevat 9 mg natriumchloride.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Minirin 4 microgram/ml oplossing voor injectie
Oplossing voor injectie.
Heldere, kleurloze oplossing.
Minirin Spray 10 microgram/dosis neusspray, oplossing
Neusspray, oplossing.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Minirin neusspray
- Behandeling van diabetes insipidus van centrale oorsprong, gevoelig aan vasopressine en behandeling van het polyurie-/polydipsiesyndroom na een interventie in de hypofysaire zone.
Bewezen diabetes insipidus is de enige indicatie voor een chronische behandeling.
- Diagnose van centrale diabetes insipidus en evaluatie van het renale concentrerend vermogen.
Minirin injectie
- Behandeling van diabetes insipidus van centrale oorsprong, gevoelig aan vasopressine en behandeling van het polyurie-/polydipsiesyndroom na een interventie in de hypofysaire zone.
- Bewezen diabetes insipidus is de enige indicatie voor een chronische behandeling.
- Diagnose van centrale diabetes insipidus en evaluatie van het renale concentrerend vermogen.
- Ter verhoging van de factor VIII-spiegels bij patiënten met een lichte tot milde vorm van hemofilie A of de ziekte van von Willebrand (behalve type II B) na trauma’s of die operaties moeten ondergaan (bloedingsprofylaxe).
- Ter controle van bloeding bij patiënten met een verlengde bloedingstijd (verworven of congenitaal), zoals bij uremie, levercirrose, plaatjesdisfunctie, geïsoleerde of geneesmiddelgeïnduceerde verlengde bloedingstijd en bij patiënten die openhartchirurgie met pulmonaire bypass ondergaan.
Minirin injectie heeft praktisch geen effect op de andere coagulatiefactoren en is bijgevolg niet toepasbaar bij hemofilie B-patiënten (factor IX-deficiëntie).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Algemeen
Vochtbeperking moet in acht genomen worden (zie rubriek 4.4 voor de indicatiespecifieke instructies).
In geval van tekenen of symptomen van vochtretentie en/of hyponatriëmie (hoofdpijn, misselijkheid/braken, gewichtstoename en, in ernstige gevallen, convulsies) moet de behandeling onderbroken worden tot de patiënt volledig hersteld is. Wanneer de behandeling hervat wordt, moet strikte vochtbeperking worden opgelegd (zie rubriek 4.4).
Dosering
Specifieke indicaties
1. Centrale diabetes insipidus
De dosering moet individueel aangepast worden volgens de controle van de 24 uursdiurese en de urineosmolaliteit. Er wordt gewoonlijk gestart met een testdosis.
- Nasaal gebruik (met de neusspray gedoseerd aan 10 microgram/dosis)
Voor volwassenen wordt een testdosis van 10 microgram voorgesteld, die afhankelijk van het resultaat, tot 20 microgram kan worden verhoogd.
In het algemeen wordt met 10 tot 20 microgram tweemaal daags een normalisering van de dagelijkse urineproductie verkregen.
Een behandeling vergt over het algemeen 2 doses.
- Oplossing voor injectie
Minirin injectie is bestemd voor die gevallen waarbij nasale of orale toediening niet mogelijk is. Minirin injectie kan intraveneus, intramusculair of subcutaan worden toegediend. Bij volwassenen is in het merendeel van de gevallen 1 – 4 microgram eenmaal daags voldoende.
Bij postoperatieve polyurie/polydipsie direct na operatie moet Minirin injectie onder geleide van de urineosmolaliteit worden gedoseerd.
2. Diagnose van centrale diabetes insipidus
Gebrek aan urineconcentrerend vermogen na waterdeprivatie gevolgd door het vermogen dit wel te doen na toediening van 2 microgram Minirin intramusculair of subcutaan, of 20 microgram endonasaal, bevestigt de diagnose van centrale diabetes insipidus.
Als geen concentrering van urine na Minirin toediening plaatsvindt, kan nefrogene diabetes insipidus tot de mogelijke diagnose behoren.
3. Test van het renale concentrerend vermogen
Bij volwassenen met een normale nierfunctie kunnen zoutconcentraties van ongeveer 700 mosmol/kg in de urine bereikt worden binnen 5 uur na toediening van Minirin. Om deze zoutconcentraties te bereiken, worden de volgende enkelvoudige doseringen van Minirin aanbevolen:
40 microgram endonasaal of 2 tot 4 microgram intramusculair of subcutaan.
Tevens moet de normale vochtinname vanaf 1 uur vóór tot 8 uur na toediening van Minirin tot maximaal 0,5 l beperkt worden om vochtintoxicatie te voorkomen. Vóór toediening van Minirin dient de blaas te worden geleegd.
Na toediening van Minirin moet alle urine die in het eerste uur wordt verzameld, weggegooid worden. Tijdens de 8 daaropvolgende uren worden twee porties urine verzameld voor het meten van de osmolaliteit. De vochtbeperking moet worden opgevolgd (zie rubriek 4.4).
4. Bloedingsprofylaxe en bloedingen verminderen, normaliseren of onder controle houden (verhoging van factor VIII) vóór een invasieve ingreep bij patiënten met een verlengde bloedingstijd
Minirin injectie 0,3 – 0,4 microgram/kg subcutaan of verdund tot 50 – 100 ml in een fysiologische zoutoplossing, en gegeven als een intraveneus infuus over 15 tot 30 minuten. Bloeddruk en pols worden gecontroleerd. Er kan onmiddellijk begonnen worden met de ingreep.
Bij openhartchirurgie wordt Minirin injectie toegediend:
- profylactisch, onmiddellijk nadat de cardiopulmonaire bypass voltooid is en na de neutralisatie van het heparine met protamine, of
- ter behandeling van ernstige bloedingen na beëindigen van de operatie.
Bij orale chirurgie en tandextracties is het aanbevolen om vanaf 24 uur vóór de ingreep reeds een antifibrinolyticum toe te dienen (-aminocapronzuur of tranexaminezuur). Dit wordt, tenzij gecontra-indiceerd, voortgezet tot volledige genezing. Bij het gebruik van deze antifibrinolytica moeten de normale voorzorgen in acht genomen worden.
Bloedmonsters moeten vóór en na de toediening van Minirin injectie worden afgenomen voor factor VIII-bepalingen (VIII:C en/of VIII vW:Ag en/of VIII vW:Co naargelang de toepassing), wat zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden zodat de reactie van de patiënt bekend is vóór de operatie. Gelijktijdige bepaling van de bloedingstijd is ook aan te raden. De kritische hemostatische concentratie voor tandheelkunde of operatieve ingrepen moet op dezelfde wijze worden beoordeeld als werd de patiënt met bloedproducten behandeld, behalve dat aangenomen mag worden dat de waarden 1 tot 2 uur na de bepaling kunnen blijven stijgen in plaats van onmiddellijk te dalen. Als de gewenste dosering niet bereikt is, kan een extra dosis Minirin injectie worden toegediend. Als de reactie niet voldoende was, moet ± 6 uur na toediening van Minirin injectie een factor VIII-bepaling worden uitgevoerd zodat zo nodig een volgende extra dosis Minirin injectie kan worden gegeven. Als na de eerste dosis de reactie voldoende was, kunnen volgende doseringen met intervallen van 12 tot 24 uur worden gegeven zolang als dit noodzakelijk is. Factor VIII-spiegels worden gecontroleerd omdat sommige patiënten een verminderde reactie gaven bij opeenvolgende infusies. De bloeddruk moet continu gevolgd worden.
Als Minirin injectie repetitief wordt toegediend, moet de vochthuishouding nauwkeurig gevolgd worden.
De patiënt moet regelmatig worden gewogen. Als dit onpraktisch is, moet in plaats hiervan het plasmanatriumgehalte en/of osmolaliteit worden bepaald. Een geleidelijke gewichtstoename mag niet optreden. De plasmanatriumwaarden moeten boven 130 mmol/l blijven en de osmolaliteit boven 270 mosmol/kg. Als het lichaamsgewicht van een volwassene toeneemt met meer dan 3 kg of als het plasma-natriumgehalte onder 125 mmol/l of de plasmaosmolaliteit onder 260 mosmol/kg komt, is de controle op de vochtinname duidelijk onvoldoende geweest, moeten de vloeistoffen drastisch worden verminderd en moet de toediening van Minirin injectie worden stopgezet.
5. Test op fibrinolytische activiteit
Er wordt 0,4 microgram/kg Minirin injectie verdund tot 30 ml met een fysiologische zoutoplossing ingespoten. De eerste 5 ml wordt over 5 minuten gegeven. Als de patiënt geen duidelijke tachycardie of andere bijwerkingen vertoont, kan de resterende dosis sneller worden toegediend. Na 20 minuten wordt veneus een bloedmonster genomen. Van dit bloedmonster wordt de fibrinolytische activiteit bepaald op fibrineplaten, waarop zich een stolsel bereid uit het precipitaat van een euglobulinefractie bevindt. Een lysisoppervlakte groter dan 240 mm² wordt als normaal beschouwd. Deze methode mag niet worden toegepast bij patiënten met hypertensie of hartziekten.
Speciale patiëntengroepen
Oudere patiënten
Zie ook rubrieken 4.4 en 4.8.
Voor bloedingsprofylaxe en om bloedingen te verminderen, te normaliseren of onder controle te houden (verhoging van factor VIII) vóór een invasieve ingreep bij patiënten met een verlengde bloedingstijd wordt de dosering gehalveerd (0,2 microgram/kg) voor patiënten met een hartaandoening en bij oudere patiënten.
Patiënten met verstoorde nierfunctie
Minirin is gecontra-indiceerd bij patiënten met matige tot ernstige nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
Het is aanbevolen om voor kinderen de dosis toe te dienen onder toezicht van een volwassene om de correcte dosis te verzekeren.
- Behandeling van centrale diabetes insipidus
De dosering moet individueel aangepast worden volgens de controle van de 24 uursdiurese en de urineosmolaliteit. Gewoonlijk wordt er gestart met een testdosis.
- Minirin vormen voor nasaal gebruik:
Voor kinderen bedraagt de testdosis 5 microgram en voor zuigelingen 2,5 microgram.
- Minirin injectie:
Bij kinderen ouder dan 1 jaar: 0,1 tot 1 microgram (0,025 – 0,25 ml), een- tot tweemaal per dag.
Bij kinderen jonger dan 1 jaar: Er is beperkte ervaring met de behandeling bij kinderen jonger dan 1 jaar. Casereports duiden erop dat 0,05 microgram (0,0125 ml) een geschikte startdosis is. De dosis wordt vervolgens getitreerd volgens de diurese en de elektrolytenhuishouding van de patiënt.
- Diagnose van centrale diabetes insipidus
De dosering moet individueel aangepast worden volgens de leeftijd van het kind en de toestand om de vochthuishouding en de normale urine-uitscheiding te behouden.
- Test van het renale concentrerend vermogen
- Kinderen ouder dan 15 jaar: 40 microgram endonasaal of 2 tot 4 microgram intramusculair of subcutaan.
- Kinderen jonger dan 15 jaar: 20 microgram endonasaal of 1 tot 2 microgram (0,25 – 0,5 ml) intramusculair of subcutaan als enkelvoudige dosis.
- Kinderen jonger dan 1 jaar: 10 microgram endonasaal of 0,4 microgram (0,1 ml) subcutaan als enkelvoudige dosis.
Bij kinderen wordt het aanbevolen om in eerste instantie de intranasale formulering te gebruiken om het renale concentrerend vermogen te testen.
Tevens moet de normale vochtinname vanaf 1 uur vóór tot 8 uur na toediening van Minirin tot maximaal 0,5 l beperkt te worden om vochtintoxicatie te voorkomen. Vóór toediening van Minirin moet de blaas worden geleegd.
Na toediening van Minirin moet alle urine die in het eerste uur wordt verzameld, weggegooid worden. Tijdens de 8 daaropvolgende uren worden twee porties urine verzameld voor het meten van de osmolaliteit. De vochtbeperking moet worden opgevolgd (zie rubriek 4.4).
- Vermindering, normalisering of therapeutische controle van bloedingen of bloedingsprofylaxe vóór een invasieve ingreep
Zie volwassenen.
Wijze van toediening
Vormen voor nasaal gebruik
Minirin Spray: zie bijgevoegde beschrijving van het gebruik van de spraypomp (zie instructies in rubriek 6.6).
Minirin Spray 10 microgram/dosis neusspray, oplossing: één dosis van de spray levert 0,1 ml, wat overeenkomt met 10 microgram desmopressineacetaat.
Vorm voor intraveneus, intramusculair of subcutaan gebruik
Oplossing voor injectie
Minirin injectie wordt doorgaans intraveneus toegediend, maar kan ook, indien nodig, intramusculair of subcutaan worden toegediend.
Doseringen van minder dan 4 microgram moeten met behulp van een insulinespuit als delen van milliliters worden opgezogen.
4.3 Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
- Gewone en psychogene polydipsie (resulterend in een urineproductie > 40 ml/kg/24 h).
- Gekende of vermoedelijke hartinsufficiëntie en andere omstandigheden die behandeling met diuretica vereisen.
- Matige en ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min).
- Gekende hyponatriëmie of aanleg tot hyponatriëmie.
- Syndroom van overmatige ADH-afscheiding (SIADH, syndrome of inappropriate ADH secretion).
- Minirin injectie toegediend voor bloedingscontrole, niet gebruiken in geval van:
- onstabiele angina pectoris,
- de ziekte van von Willebrand type II B (risico op trombocytopenie).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De ernstigste bijwerking van desmopressine is hyponatriëmie. Hyponatriëmie kan leiden tot hoofdpijn, misselijkheid, braken, verlaagd natriumgehalte in het serum, waterintoxicatie, gewichtstoename, malaise, buikpijn, spierkrampen, duizeligheid, verwardheid, verminderd bewustzijn, gegeneraliseerd of lokaal oedeem (perifeer, gezicht), en in ernstige gevallen hersenoedeem, hyponatriëmische encefalopathie, convulsies en coma (zie rubriek 4.4).
De vaakst gemelde bijwerkingen tijdens de behandeling waren neusverstopping (27%), hoge lichaamstemperatuur (15%) en rhinitis (12%). Andere vaak gemelde bijwerkingen waren hoofdpijn (9%), infectie van de bovenste luchtwegen (9%), gastro-enteritis (7%) en buikpijn (5%).
Anafylactische reacties werden niet waargenomen in klinische studies, maar spontane meldingen van ernstige algemene allergische reacties kwamen voor.
Zeldzame gevallen van ernstige overgevoeligheidsreacties waaronder anafylactoïde shock en reactie zijn gemeld in combinatie met Minirin injectie (zie rubriek 4.4).
Samenvatting van de bijwerkingen in tabel
Onderstaande tabellen zijn onder meer gebaseerd op de frequentie van de bijwerkingen die gemeld werden in klinische studies met de nasale formuleringen van Minirin, uitgevoerd bij kinderen en volwassenen voor de behandeling van centrale diabetes insipidus (CDI) en primaire enuresis nocturna (PNE, Primary Nocturnal Enuresis) en voor de vaststelling van het renale concentrerend vermogen (RCCT, Renal Concentration Capacity Test) (n = 745), en in klinische studies met Minirin injectie voor de behandeling van centrale diabetes insipidus (CDI) en hematologische indicaties bij volwassenen (n = 53), gecombineerd met de postmarketingervaring voor alle indicaties. De reacties die alleen waargenomen werden in de postmarketingperiode, werden toegevoegd in de kolom “Niet bekend”.
Onderstaande tabellen tonen de frequentie van gemelde bijwerkingen. Bijwerkingen zijn geclassificeerd volgens frequentie en systeem/orgaanklasse. De frequentie wordt gedefinieerd volgens de volgende conventie: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1000, < 1/100), zelden (≥ 1/10 000, < 1/1000), zeer zelden (< 1/10 000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
MedDRA systeem/orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)7 |
Immuunsysteem-aandoeningen |
|
|
|
| allergische reactie8, overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reactie en andere ernstige allergische aandoeningen9 |
Voedings- en stofwisselings-stoornissen |
|
| hyponatriëmie |
| dehydratatie3, waterintoxicatie4, gewichtstoename4 |
Psychische stoornissen |
| insomnia8, labiele affectie2, nachtmerries2, nervositeit2, agressie2 |
|
| toestand van verwardheid1,4 |
Zenuwstelsel-aandoeningen |
| hoofdpijn1,5 |
| duizeligheid1,5 | convulsies1,4, coma1,4, slaperigheid8, bewustzijnsverlies4,6, hyponatriëmische encefalopathie4, hersenoedeem4,6 |
Hartaandoeningen |
| tachycardie9 |
|
| myocardinfarct6, angina pectoris6, pijn op de borst6 |
Bloedvat-aandoeningen |
| overmatig blozen9, hypotensie9 |
|
| diepe veneuze trombose6, cerebrovasculair accident en cerebrovasculaire aandoening (beroerte)6, cerebrale trombose6, hypertensie6,8 |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinum-aandoeningen | neusverstopping8, rhinitis8 | epistaxis8, infectie van de bovenste luchtwegen2 |
|
| dyspneu, longembolie6 |
Maagdarmstelsel-aandoeningen |
| gastro-enteritis8, misselijkheid1,5, buikpijn1,4 | braken1,5 |
| diarree8 |
Huid- en onderhuid-aandoeningen |
|
|
|
| maculopapulaire rash9, erythemateuze rash9, vlekkerige rash9, erytheem9, pruritus, rash, urticaria |
Skeletspierstelsel- en bindweefsel-aandoeningen |
|
|
|
| spierspasmen1 |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaats-stoornissen |
| vermoeidheid1,9 |
|
| perifeer oedeem1, pijn op de borst8, rillingen8, gegeneraliseerd of lokaal oedeem5 (perifeer, gezicht), reacties op de injectie-/ infusieplaats (zoals zwelling, pijn, extravasatie, erytheem, blauwe plekken en knobbeltjes)9, koude rillingen6, malaise4 |
Onderzoeken | verhoogde lichaams-temperatuur2 |
|
|
| gewichtstoename1 |
1 Gemeld voor de nasale formuleringen in verband met hyponatriëmie.
2 Gemeld voor de nasale formuleringen, hoofdzakelijk bij kinderen en adolescenten.
3 Gemeld voor de nasale formuleringen in de indicatie CDI.
4 Gemeld voor de oplossing voor injectie met hyponatriëmie.
5 Gemeld voor de oplossing voor injectie met of zonder hyponatriëmie.
6 Gemeld voor de oplossing voor injectie, hoofdzakelijk voor de hematologische indicaties (hoge dosis).
7 Bijwerkingen uit spontane meldingen (frequentie niet bekend). De bijwerkingen zijn afkomstig van postmarketingervaring met Minirin injectie via spontane meldingen en meldingen uit de literatuur. Aangezien deze bijwerkingen spontaan gemeld zijn in een populatie van onbepaalde grootte, is het niet mogelijk om hun frequentie betrouwbaar in te schatten. Daarom is de frequentie van deze bijwerkingen geclassificeerd als “niet bekend”. De bijwerkingen zijn gerangschikt volgens de MedDRA-systeem/orgaanklasse. Per systeem/orgaanklasse staan de bijwerkingen gerangschikt in afnemende ernst.
8 Alleen gemeld voor de nasale formuleringen.
9 Alleen gemeld voor de oplossing voor injectie.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
De ernstigste bijwerking van desmopressine is hyponatriëmie. Hyponatriëmie kan leiden tot hoofdpijn, misselijkheid, braken, waterintoxicatie, gewichtstoename, malaise, buikpijn, spierkrampen, duizeligheid, verwarring, verminderd bewustzijn, gegeneraliseerd of lokaal oedeem (perifeer, gezicht), en in ernstige gevallen hersenoedeem, hyponatriëmische encefalopathie, convulsies en coma. Misselijkheid, braken, hoofdpijn en duizeligheid zijn gemeld zonder geregistreerde hyponatriëmie. Hyponatriëmie is een gevolg van het antidiuretisch effect dat optreedt door een verhoogde waterreabsorptie door niertubuli en een osmotische verdunning van het plasma. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de voorzorgen in rubriek 4.4.
Hyponatriëmie is reversibel. De behandeling moet individueel worden aangepast en een snelle overcorrectie moet worden voorkomen om het risico op verdere complicaties te beperken (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Tijdens het gebruik van Minirin injectie zijn in de postmarketingperiode overgevoeligheidsreacties gemeld waaronder lokale allergische reacties zoals dyspneu, erytheem, gegeneraliseerd of lokaal oedeem (perifeer, gezicht), pruritus, rash, vlekkerige rash, maculopapulaire rash, erythemateuze rash, plaque op de huid en urticaria. Ook ernstigere overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische shock en reactie, en anafylactoïde shock en reactie zijn gemeld met het gebruik van Minirin injectie. Allergische reacties treden doorgaans snel op na de toediening van het geneesmiddel, en mogelijk tijdens het eerste gebruik of na herhaalde blootstelling aan Minirin injectie.
Zeldzame gevallen van diepe veneuze trombose, cerebrovasculair accident/aandoening (beroerte), cerebrale trombose, longembolie, myocardinfarct, angina pectoris en pijn op de borst zijn in de postmarketingperiode gemeld bij patiënten die behandeld zijn met desmopressine. Vanwege verwarrende factoren en/of ontbrekende informatie is er geen causaal verband met Minirin injectie vastgesteld/bevestigd.
Enkele gevallen van demyelinisatie te wijten aan een te snelle correctie van het natriumgehalte werden gemeld. Om overcorrectie te vermijden, moet ernstige hyponatriëmie nauwgezet opgevolgd worden.
Pediatrische patiënten
Hyponatriëmie is reversibel en bij kinderen komt het vaak voor gerelateerd aan veranderingen in de dagelijkse routine die de vloeistofinname en/of de afscheiding door zweten beïnvloeden. Bij kinderen moet speciale aandacht besteed worden aan de voorzorgen beschreven in rubriek 4.4.
Gegevens over bijwerkingen uit klinische studies bij kinderen zijn zeer beperkt.
Andere speciale patiëntengroepen
Zuigelingen, oudere patiënten en patiënten met een serumnatriumgehalte in het onderste interval van normale waarden kunnen een verhoogd risico op hyponatriëmie hebben (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (www.fagg.be)
Afdeling Vigilantie :
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
E-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Ferring N.V., The Crescent Business Center
Lenniksebaan 451, B-1070 Anderlecht
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Minirin 4 microgram/ml oplossing voor injectie: BE133874
Minirin Spray 10 microgram/dosis neusspray, oplossing: BE164954
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Datum van goedkeuring: 09/2025
PRIJZEN
| CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 0380253 | MINIRIN AMP INJ 10 X 1 ML/4MCG | H01BA02 | € 26,33 | - | Ja | - | - |
| 0380261 | MINIRIN SOL INTRANAS.2,5ML O,1MG/ML | H01BA02 | € 16,21 | - | Ja | - | - |
| 1087030 | MINIRIN SPRAY 10MCG/DOS 2,5ML0,1MG | H01BA02 | € 16,97 | - | Ja | - | - |
