SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
VARIVAX poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie in een voorgevulde spuit
Varicellavaccin (levend)
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Na reconstitutie bevat 1 dosis (0,5 ml):
Varicellavirus** (Oka/Merck-stam) (levend, verzwakt) 1350 PFU***
** Geproduceerd in humane diploïde cellen (MRC-5)
***PFU = Plaque forming units
Dit vaccin kan sporen van neomycine bevatten (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie.
Wit tot gebroken wit poeder en helder, kleurloos vloeibaar oplosmiddel.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
VARIVAX is aangewezen voor de vaccinatie tegen varicella bij personen vanaf de leeftijd van 12 maanden (zie rubriek 4.2 en 5.1).
VARIVAX kan worden toegediend aan kinderen vanaf de leeftijd van 9 maanden in speciale omstandigheden, zoals voor het afstemmen op nationale vaccinatieschema's of in geval van een uitbraak (zie rubriek 4.2, 4.5 en 5.1).
VARIVAX kan ook worden toegediend aan vatbare individuen die aan het varicellavirus zijn blootgesteld. Vaccinatie binnen 3 dagen na de blootstelling kan de ziekte voorkomen of zijn klinische verloop beïnvloeden. Echter zijn er beperkte data die erop wijzen dat vaccinatie tot 5 dagen na de blootstelling het verloop van de infectie kan beïnvloeden (zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
VARIVAX moet worden gebruikt volgens de officiële aanbevelingen.
Individuen jonger dan 9 maanden
VARIVAX mag niet worden toegediend aan individuen jonger dan 9 maanden.
Individuen vanaf 9 maanden
Individuen moeten twee doses VARIVAX krijgen om een optimale bescherming tegen varicella te verzekeren (zie rubriek 5.1).
- Individuen van 9 maanden tot 12 maanden
In situaties waarbij de vaccinatie wordt begonnen tussen de leeftijd van 9 en 12 maanden, is een tweede dosis vereist en dient deze te worden toegediend na een minimaal interval van 3 maanden (zie rubriek 5.1).
- Individuen van 12 maanden tot 12 jaar
Voor individuen van 12 maanden tot 12 jaar moet er minstens een maand liggen tussen de eerste en tweede dosis (zie rubriek 5.1.).
Opmerking: de toepasselijke officiële aanbevelingen kunnen variëren naargelang de behoefte aan één of twee doses en de interval tussen de doses van vaccins die varicella bevatten.
Individuen van 12 maanden tot 12 jaar met een asymptomatische HIV-infectie [CDC-klasse 1] met een leeftijdspecifiek CD4+-T-lymfocytenpercentage 25% moeten twee doses krijgen, met een interval van 12 weken.
- Individuen van 13 jaar en ouder
Individuen van 13 jaar en ouder moeten twee doses krijgen, met een interval van 4-8 weken. Als het interval tussen de doses langer is dan 8 weken, moet de tweede dosis zo snel mogelijk worden toegediend (zie rubriek 5.1).
Er zijn data beschikbaar over het beschermende effect tot 9 jaar na de vaccinatie (zie rubriek 5.1). Tot op heden is echter de noodzaak van een booster-dosis nog niet vastgesteld.
Als VARIVAX aan seronegatieve personen wordt toegediend vóór een periode van geplande of mogelijk toekomstige immuunsuppressie (zoals personen die wachten op een orgaantransplantatie en personen die in remissie zijn van een maligne ziekte), moet het schema van de vaccinaties rekening houden met het noodzakelijke interval na de tweede dosis voordat maximale bescherming kan worden bereikt (zie rubrieken 4.3, 4.4 en 5.1).
Er zijn geen data over het beschermende effect of de immuunrespons op VARIVAX bij seronegatieve personen ouder dan 65 jaar.
Wijze van toediening
Het vaccin moet intramusculair (IM) of subcutaan (SC) worden toegediend.
De voorkeursinjectiesites zijn de anterolaterale gebieden van de dij bij jongere kinderen en de deltaspier bij oudere kinderen, jongeren en volwassenen.
Het vaccin moet subcutaan worden toegediend bij patiënten met trombocytopenie of eventuele coagulatiestoornissen.
NIET INTRAVASCULAIR INJECTEREN.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel: zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor een varicellavaccin, voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen of voor neomycine (dat als restsporen aanwezig kan zijn, zie rubrieken 2 en 4.4).
- Bloeddyscrasieën, leukemie, lymfomen van alle types, of andere maligne neoplasmen van het bloed en lymfestelsel.
- Personen die immunosuppressieve therapie (inclusief hoge doses corticosteroïden) krijgen.
- Ernstige humorale of cellulaire (primaire of verworven) immunodeficiëntie, bv. ernstige gecombineerde immunodeficiëntie, agammaglobulinemie en AIDS of symptomatische HIV-infectie of een leeftijdsspecifiek CD4+-T-lymfocytenpercentage bij kinderen jonger dan 12 maanden: CD4+ <25%; kinderen tussen 12-35 maanden: CD4+ <20%; kinderen tussen 36-59 maanden: CD4+ <15% (zie rubriek 4.4).
- Personen met een familiegeschiedenis van congenitale of aangeboren immunodeficiëntie, tenzij is aangetoond dat de potentiële ontvanger van het vaccin immunocompetent is.
- Actieve onbehandelde tuberculose.
- Elke ziekte gepaard gaand met koorts > 38,5 ºC; lage koorts is op zichzelf echter geen contra-indicatie voor vaccinatie.
- Zwangerschap Daarnaast moet zwangerschap tot 1 maand na vaccinatie worden voorkomen (zie rubriek 4.6).
4.8 Bijwerkingen
a. Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In klinische studies werden bevroren en koelkaststabiele formuleringen van het varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) toegediend aan ongeveer 17.000 gezonde individuen van 12 maanden of ouder, die tot 42 dagen na elke dosis werden opgevolgd. Seropositieve individuen bleken na vaccinatie met VARIVAX geen hoger risico op bijwerkingen te hebben. Het veiligheidsprofiel van het koelkaststabiele varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) was in het algemeen gelijk aan het veiligheidsprofiel van eerdere formuleringen van het vaccin.
In een dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek bij 956 gezonde individuen in de leeftijdsgroep van 12 maanden tot 14 jaar, van wie bij 914 personen serologisch was vastgesteld dat ze vatbaar waren voor varicella, waren de enige bijwerkingen die significant vaker bij de gevaccineerden dan bij de placebogroep voorkwamen pijn (26,7% versus 18,1%) en roodheid (5,7% versus 2,4%) op de injectieplaats en een varicella-achtige uitslag op andere plaatsen dan de injectieplaats (2,2% versus 0,2%).
In een klinische studie kregen 752 kinderen VARIVAX intramusculair of subcutaan toegediend. Het algemene veiligheidsprofiel van beide toedieningswijzen was vergelijkbaar, hoewel lokale reacties ter hoogte van de injectieplaats minder frekwent waren in de IM groep (20,9%) in vergelijking met de SC groep (34,3%).
In een postmarketingonderzoek met varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) waarin de veiligheid op korte termijn (follow-up van 30 of 60 dagen) werd geëvalueerd bij ongeveer 86.000 kinderen in de leeftijdsgroep van 12 maanden tot 12 jaar, en bij 3.600 individuen van 13 jaar en ouder werden geen ernstige vaccingerelateerde bijwerkingen gerapporteerd.
b. Samenvattingstabel van de bijwerkingen
Klinische onderzoeken
In de klinische onderzoeken waarin causaliteit werd beoordeeld (5.185 proefpersonen) werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd, waarbij een tijdsrelatie tussen de bijwerking en vaccinatie gezien werd:
De bijwerkingen worden gerangschikt volgens hun frequentie op basis van de volgende overeenkomst:
Zeer vaak ( 1/10), Vaak ( 1/100, < 1/10), Soms ( 1/1.000, < 1/100), Zelden ( 1/10.000, < 1/1.000)
Gezonde individuen in de leeftijd van 12 maanden tot en met 12 jaar (1 dosis)
Bijwerkingen | Frequentie |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | |
Lymfadenopathie, lymfadenitis, trombocytopenie | Zelden |
Zenuwstelselaandoeningen | |
Hoofdpijn, somnolentie | Soms |
Apathie, agitatie, hypersomnie, abnormale gang, koortsstuipen, tremor | Zelden |
Oogaandoeningen | |
Conjunctivitis | Soms |
Acute conjunctivitis, tranen, ooglid oedeem, irritatie | Zelden |
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen | |
Oorpijn | Zelden |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | |
Hoesten, nasale congestie, respiratoire congestie, lopende neus | Soms |
Sinusitis, niezen, pulmonaire congestie, rinitis, piepende ademhaling, bronchitis, respiratoire infectie, pneumonie | Zelden |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | |
Anorexia | Soms |
Infecties en parasitaire aandoeningen | |
Infectie van de bovenste luchtwegen | Vaak |
Gastro-enteritis, otitis, otitis media, faryngitis, varicella, viraal exantheem, virale infectie | Soms |
Infectie, griepachtige ziekte | Zelden |
Maagdarmstelselaandoeningen | |
Diarree, braken | Soms |
Buikpijn, misselijkheid, hematochezie, mondulcus | Zelden |
Huid- en onderhuidaandoeningen | |
Uitslag, maculopapuleuze uitslag, varicella-achtige uitslag (gegeneraliseerd mediaan van 5 letsels) | Vaak |
Contactdermatitis, erytheem, pruritus, urticaria | Soms |
Flushing, vesikel, atopisch dermatitis, urticaria-achtige uitslag, contusie, dermatitis, geneesmiddeleneruptie, huidinfectie | Zelden |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | |
Musculoskeletale pijn, myalgie, stijfheid | Zelden |
Bloedvataandoeningen | |
Extravasatie | Zelden |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | |
Koorts | Zeer vaak |
Erytheem op de injectieplaats, uitslag, pijn/gevoeligheid/pijnlijk gevoel, zwelling en varicella-achtige uitslag (mediaan van 2 laesies op de injectieplaats) | Vaak |
Asthenie/moeheid; ecchymose, hematoom, induratie, uitslag op de injectieplaats; malaise | Soms |
Eczeem op de injectieplaats, bult, warmte, urticaria-achtige uitslag, verkleuring, ontsteking, stijfheid, oedeem/zwelling, warm gevoel, warm bij aanraking | Zelden |
Psychische stoornissen | |
Prikkelbaarheid | Vaak |
Huilen, slapeloosheid, slaapstoornis | Soms |
Gezonde individuen van 12 maanden tot 12 jaar (2 doses toegediend met een interval van ≥ 3 maanden)
De volgende ernstige bijwerkingen die een tijdsrelatie hadden met de vaccinatie, werden gerapporteerd bij personen in de leeftijd van 12 maanden tot 12 jaar, die varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) kregen: diarree, koortsinsult, koorts, post-infectieuze artritis, braken.
De percentages van systemische klinische bijwerkingen na een tweede dosis VARIVAX waren meestal vergelijkbaar met of lager dan deze die bij de eerste dosis werden gezien. De percentages van de reactiesinjectieplaats (vooral erytheem en zwelling) waren hoger na een tweede dosis (zie rubriek 5.1. voor de studiebeschrijving).
Gezonde individuen van 13 jaar of ouder (die meestal 2 doses kregen met een interval van 4 tot 8 weken)
Bij individuen van 13 jaar of ouder werd de causaliteit alleen beoordeeld voor de ernstige bijwerkingen. Echter, tijdens klinische studies (1.648 proefpersonen) werden de volgende bijwerkingen in de tijd geassocieerd met de vaccinatie:
Bijwerkingen | Frequentie |
Huid- en onderhuidaandoeningen | |
Varicella-achtige uitslag, (gegeneraliseerd mediaan van 5 letsels) | Vaak |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | |
Koorts 37,7C oraal; erytheem, pijn en zwelling op de injectieplaats | Zeer vaak |
Uitslag op de injectieplaats, pruritus en varicella-achtige uitslag (mediaan van 2 laesies op de injectieplaats) | Vaak |
Ecchymose, hematoom op de injectieplaats, induratie, verdoofd en warm gevoel | Soms |
Hyperpigmentatie, stijfheid | Zelden |
Postmarketing-surveillance
De volgende bijwerkingen werden spontaan gemeld in een tijdsrelatie met VARIVAX tijdens wereldwijd postmarketing-gebruik.
Bijwerkingen+ |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen |
Aplastische anemie, trombocytopenie (met inbegrip van idiopathische thrombocytopenische purpura (ITP)), lymfadenopathie |
Zenuwstelselaandoeningen |
Cerebrovasculair accident; febriele en non-febriele convulsies; Guillain-Barré-syndroom; myelitis transversa; Bell-verlamming; ataxie*; vertigo/duizeligheid; paresthesie, flauwvallen |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen |
Pneumonitis |
Huid- en onderhuidaandoeningen |
Stevens-Johnson-syndroom; multiform erythema; Henoch-Schönlein-purpura; secundaire bacteriële infecties van de huid en zachte weefsels, waaronder cellulitis |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
Encefalitis*; faryngitis; pneumonie*; varicella (vaccinstam); herpes zoster*‡, aseptische meningitis‡ |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
Prikkelbaarheid |
Immuunsysteemaandoeningen |
Anafylaxis (met inbegrip van anafylactische shock) en aanverwante verschijnselen als angioneurotisch oedeem, faciaal oedeem en perifeer oedeem; anafylaxis bij individuen met of zonder een allergische voorgeschiedenis |
Maagdarmstelselaandoeningen |
Nausea, braken |
+ Omdat deze bijwerkingen vrijwillig zijn gemeld door een populatie van een onbekende grootte is het niet altijd mogelijk om betrouwbaar de frequentie ervan in te schatten of een causaal verband vast te stellen met blootstelling aan het vaccin. Daarom wordt de frequentie van deze bijwerkingen gekwalificeerd als ‘niet bekend’.
* Deze geselecteerde bijwerkingen die met varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) werden gerapporteerd, komen ook voor bij infecties met het in de natuur voorkomende varicellavirus. Postmarketing-studies met actieve surveillance en postmarketing-rapportage van passieve surveillance hebben geen aanwijzingen opgeleverd dat er na vaccinatie een hoger risico zou zijn op deze bijwerkingen dan na ziekte met het in de natuur voorkomende varicellavirus (zie rubriek 5.1).
‡ Zie rubriek c.
Postvaccinatie-uitslag waarbij de Oka/Merck-stam werd geïsoleerd, was in het algemeen mild (zie rubriek 5.1).
c. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gevallen van herpes zoster in klinische studies
In klinische studies werden 12 gevallen van herpes zoster gerapporteerd bij 9.543 gevaccineerde personen in de leeftijd van 12 maanden tot 12 jaar tijdens 84.414 persoonsjaren van follow-up. Dit resulteerde in een berekende incidentie van minstens 14 gevallen per 100.000 persoonsjaren, vergeleken met 77 gevallen per 100.000 persoonsjaren na infectie met het ‘wild-type’ varicellavirus. Bij 1.652 gevaccineerde individuen van 13 jaar en ouder werden 2 gevallen van herpes zoster gerapporteerd. Alle 14 gevallen waren licht en er werden geen sequellen gerapporteerd.
In een ander klinisch onderzoek bij individuen in de leeftijdsgroep van 12 maanden tot 12 jaar, werden in de groep die 1 dosis ontving 2 gevallen van herpes zoster gerapporteerd. Er werden geen gevallen gerapporteered in de twee doses groep. De personen werden tot 10 jaar na vaccinatie gevolgd.
Gegevens afkomstig van de actieve opvolging van kinderen die gevaccineerd werden met varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) en gedurende 14 jaar na de vaccinatie opgevolgd werden, toonden geen verhoging van de frequentie van herpes zoster vergeleken met kinderen die in de periode vóór de vaccinatie wildtype varicella hadden. Het langetermijneffect van varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) op de incidentie van herpes zoster is momenteel echter niet bekend (zie rubriek 5.1).
Complicaties geassocieerd met varicella
Complicaties van varicella door de vaccinstam, waaronder herpes zoster en gedissemineerde ziekte zoals aseptische meningitis en encefalitis zijn gemeld bij immuungecompromitteerde en immunocompetente personen.
Overdracht
Op basis van geïsoleerde case reports uit de post‑marketing surveillance kan het vaccinvirus in zeldzame gevallen worden overgedragen op contacten van de gevaccineerden die al dan niet een varicella-achtige uitslag ontwikkelden (zie rubriek 4.4).
Gelijktijdig gebruik van varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) met andere pediatrische vaccins
Bij gelijktijdige toediening van varicellavaccin (levend) (Oka/Merck-stam) met mazelen-bof-rubellavaccin (M-M-R II) aan kinderen van 12 tot 23 maanden oud werd bij 26-40% koorts ( 38,9 °C; oraal equivalent, dag 0 tot 42 na vaccinatie) gerapporteerd (zie ook rubriek 4.5).
d. Andere specifieke populatie
Immuungecompromitteerde personen (zie rubriek 4.3)
Necrotiserende retinitis is gemeld als bijwerking bij immuungecompromitteerde personen na het op de markt brengen van het vaccin.
Ouderen
Ervaring in klinische studies heeft geen verschillen in het veiligheidsprofiel aangetoond tussen oudere (individuen 65 jaar) en jongere proefpersonen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem: voor België: Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, www.fagg.be - Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be, e-mail: adr@fagg-afmps.be.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
MSD Belgium, Vorstlaan 25, B-1170 Brussel, Tel: +32(0)27766211, dpoc_belux@msd.com.
8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE255954
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Goedkeuring: 05/2025
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
3906781 | VARIVAX PDR + SOLV VOOR SUSP INJ VOORGEV.SPUIT 1 | J07BK01 | € 52,52 | - | Ja | - | - |