SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Copaxone 40 mg/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
1 voorgevulde spuit (1 ml) oplossing voor injectie bevat 40 mg glatirameeracetaat* overeenkomend met 36 mg glatirameer.
*Glatirameeracetaat is het acetaatzout van synthetische polipeptiden bestaande uit 4 natuurlijke aminozuren: L-glutaminezuur, L-alanine, L-tyrosine en L-lysine in molaire fracties variërend van respectievelijk 0,129-0,153, 0,392-0,462, 0,086-0,100 en 0,300-0,374. Het gemiddelde molecuulgewicht van glatirameeracetaat ligt tussen de 5.000-9.000 Dalton. Omwille van de complexiteit van zijn samenstelling, kan geen gespecificeerd polypeptide volledig gekarakteriseerd worden, inclusief in termen van aminozuursequentie, hoewel de finale samenstelling van glatirameeracetaat niet volledig willekeurig is.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
Heldere oplossing zonder zichtbare partikels.
De oplossing voor injectie heeft een pH van 5,5 – 7,0 en een osmolariteit van ongeveer 300 mOsmol/l.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Copaxone is geïndiceerd voor de behandeling van recidiverende vormen van multipele sclerose (MS) (zie rubriek 5.1 voor belangrijke informatie over de populatie waarvoor de werkzaamheid is vastgesteld).
Copaxone is niet geïndiceerd bij patiënten met de primair of secundair progressieve MS.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met Copaxone dient te worden gestart onder toezicht van een neuroloog of een arts die ervaring heeft met de behandeling van MS.
Dosering
De aanbevolen dosering bij volwassen is 40 mg glatirameeracetaat (1 voorgevulde spuit), toegediend als subcutane injectie driemaal per week met tussenpozen van minimaal 48 uur.
Op dit moment is het onbekend hoe lang de patiënt dient te worden behandeld.
De beslissing om de behandeling langdurig voort te zetten, dient per patiënt te worden genomen door de behandelende arts.
Verminderde nierfunctie
Copaxone is niet specifiek onderzocht bij patiënten met een verminderde nierfunctie (zie rubriek 4.4).
Oudere patiënten
Copaxone is niet specifiek onderzocht bij ouderen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van glatirameeracetaat bij kinderen en jongeren zijn niet vastgesteld.
Over het gebruik van Copaxone 40 mg/ml driemaal per week (t.i.w.) bij kinderen en adolescenten onder de 18 jaar is niet genoeg informatie beschikbaar om aanwijzingen voor het gebruik te geven. Daarom mag Copaxone 40 mg/ml t.i.w. niet gebruikt worden bij kinderen onder de 18 jaar.
Wijze van toediening
Copaxone is voor subcutaan gebruik.
De patiënten dienen instructies te krijgen met betrekking tot zelf-injectie technieken en dienen de eerste keer dat zij zichzelf injecteren en tot 30 minuten daarna onder toezicht te staan van een arts of verpleegkundige.
Voor elke injectie dient een andere plaats te worden gekozen, om de kans op irritatie of pijn op de injectieplaats te verminderen. Plaatsen waar de patiënt zichzelf kan injecteren zijn buik, arm, heup en dijbeen.
Het CSYNC-injectieapparaat is beschikbaar in het geval dat patiënten een injectieapparaat wensen te gebruiken om hun injecties uit te voeren.
Het CSYNC-apparaat is een auto-injector voor gebruik met Copaxone voorgevulde spuiten en het is niet getest met andere voorgevulde spuiten. Het CSYNC-apparaat dient te worden gebruikt zoals aangegeven in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
4.3 Contra-indicaties
Copaxone is gecontra-indiceerd bij:
- overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
De meeste gegevens met betrekking tot de veiligheid zijn verzameld met Copaxone 20 mg/ml, eenmaal daags toegediend als subcutane injectie. In deze rubriek worden de samengevoegde veiligheidsgegevens gepresenteerd van vier placebogecontroleerde studies met Copaxone 20 mg/ml, eenmaal daags toegediend, en van één placebogecontroleerde studie met Copaxone 40 mg/ml, driemaal per week toegediend.
Er is geen directe vergelijking gemaakt, in dezelfde studie, van de veiligheid van Copaxone 20 mg/ml (dagelijks toegediend) en Copaxone 40 mg/ml (driemaal per week toegediend).
Copaxone 20 mg/ml (eenmaal daags toegediend)
Bij alle klinische onderzoeken met Copaxone 20 mg/ml werden reacties op de injectieplaats als meest frequente bijwerking waargenomen en deze werden door een meerderheid van de patiënten, die Copaxone kregen toegediend, gemeld. Bij gecontroleerde studies was het aantal patiënten dat een dergelijke reactie minstens één keer meldde, hoger na behandeling met Copaxone 20 mg/ml (70%) vergeleken met placebo (37%). Op de injectieplaats traden de volgende reacties het meest op in Copaxone 20 mg/ml behandelde patiënten vs. placebo behandelde patiënten: roodheid van de huid, pijn, zwelling, jeuk, oedeem, ontsteking en overgevoeligheid.
Een zogenaamde onmiddellijke post-injectiereactie is beschreven. Dit is een reactie die gepaard gaat met ten minste één of meer van de volgende symptomen: vasodilatatie (blozen), pijn op de borst, dyspneu, palpitaties of tachycardie (zie rubriek 4.4). Deze reactie kan binnen enkele minuten na injectie van Copaxone optreden. Eén of meer van deze symptomen van deze onmiddellijke post-injectiereactie werd ten minste eenmaal gemeld door 31% van de patiënten die Copaxone 20 mg/ml kregen toegediend vergeleken met 13% in de placebogroep.
Bijwerkingen die op basis van klinische studies en postmarketingervaring werden vastgesteld, worden weergegeven in onderstaande tabel. Gegevens afkomstig van klinische studies zijn verkregen uit vier belangrijke, dubbelblind, placebo-gecontroleerde klinische studies met in totaal 512 patiënten die met Copaxone 20 mg/dag werden behandeld en 509 patiënten die met een placebo werden behandeld gedurende 36 maanden. Drie studies in relapsing-remitting MS (RRMS) includeerden in totaal 269 patiënten die met Copaxone 20 mg/dag werden behandeld en 271 patiënten die met een placebo werden behandeld gedurende tot 35 maanden. De vierde studie in patiënten die voor het eerst een klinische episode hebben doorgemaakt en waarbij is vastgesteld dat zij een hoog risico hebben op het ontwikkelen van klinisch definitieve MS, includeerde 243 patiënten die met Copaxone 20 mg/dag werden behandeld en 238 patiënten die met een placebo werden behandeld gedurende tot 36 maanden.
Systeem orgaan-klasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Niet bekend |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Griep, Infectie | Bronchitis, Gastro-enteritis, Herpes simplex, Otitis media, Rhinitis, Tandabces, Vaginale candidiasis* | Abces, Cellulitis, Furunculosis, Herpes zoster, Pyelonefritis |
|
|
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen) |
| Benigne neoplasma van de huid, Neoplasma | Huid carcinoom |
|
|
Bloed- en lymfestelsel-aandoeningen |
| Lymfadenopathie* | Leukocytose, Leukopenie, Splenomegalie, Trombocytopenie, Abnormale lymfocytenmorfologie |
|
|
Immuunsysteem-aandoeningen |
| Overgevoeligheid | Anafylactische reactie |
|
|
Endocriene aandoeningen |
|
| Struma, Hyperthyroïdie |
|
|
Voedings- en stofwisselings-stoornissen |
| Anorexie, Gewichtstoename* | Alcoholintolerantie, Jicht, Hyperlipidemie, Verhoogde bloednatriumspiegel, Verlaagde serumferritinespiegel |
|
|
Psychische stoornissen | Angst*, Depressie | Nervositeit* | Abnormale dromen, Verwarring, Euforie, Hallucinaties, Vijandigheid, Manie, Persoonlijkheidsstoornis, Zelfmoordneigingen |
|
|
Zenuwstelsel-aandoeningen | Hoofdpijn | Dysgeusie, Hypertonie, Migraine, Spraakstoornis, Syncope, Tremor* | Carpale tunnel syndroom, Cognitieve stoornis, Convulsie, Dysgrafie, Dyslexie, Dystonie, Bewegingsstoornis, Spierkrampen, Neuritis, Neuromusculaire blokkade, Nystagmus, Paralyse, Peroneale zenuwverlamming, Stupor, Gezichtsveldstoornis |
|
|
Oogaandoeningen |
| Diplopie, Oogaandoening* | Cataract, Corneale laesie, Droog oog, Oogbloeding, Ooglid ptosis, Mydriasis, Optische atrofie |
|
|
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen |
| Ooraandoening |
|
|
|
Hartaandoeningen |
| Palpitaties*, Tachycardie* | Extrasystolen, Sinus bradycardie, Paroxysmale tachycardie |
|
|
Bloedvat-aandoeningen | Vasodilatatie* |
| Spataderen |
|
|
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinum- aandoeningen | Dyspneu* | Hoest, Seizoensrinitis | Apneu, Epistaxis, Hyperventilatie, Laryngospasme, Longaandoening, Verstikkingsgevoel |
|
|
Maagdarmstelsel-aandoeningen | Nausea* | Anorectale aandoening, Constipatie, Tandbederf, Dyspepsie, Dysfagie, Fecale incontinentie, Braken* | Colitis, Darmpoliep, Enterocolitis, Oprispingen, Oesofagale zweer, Periodontitis, Rectale bloeding, Vergroting van de speekselklieren |
|
|
Lever- en galaandoeningen |
| Abnormale leverfunctietesten | Cholelithiasis, Leververgroting, | Toxische hepatitis, leverbeschadiging | Leverfalen# |
Huid- en onderhuid-aandoeningen | Huiduitslag* | Bloeduitstortingen, Hyperhidrose, Pruritus, Huidaandoening*, Urticaria | Angio-oedeem, Contact dermatitis, Erythema nodosum, Huidnodule |
|
|
Skeletspierstelsel- en bindweefsel-aandoeningen | Artralgie, Rugpijn* | Nekpijn | Artritis, Bursitis, |
|
|
Nier- en urineweg-aandoeningen |
| Aandrang tot mictie, Pollakisurie, Urineretentie | Hematurie, Nefrolithiase, Urinewegaandoening, Urineafwijking |
|
|
Voortplantings-stelsel- en borstaandoeningen |
|
| Gespannen borsten, Impotentie, Bekkenverzakking, Priapisme, Prostaataandoening, Afwijking van uitstrijkje van de baarmoederhals, Testisaandoening, Vaginale bloeding, Vulvovaginale aandoening |
|
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaats-stoornissen | Asthenie, Pijn op de borst*, Reactie op de injectieplaats*§, Pijn* | Rillingen*, Oedeem in het gezicht*, Atrofie op de injectieplaats♣, Lokale reactie*, Perifeer oedeem, Oedeem, Pyrexie | Cyste, Kater gevoel, Hypothermie, Onmiddellijke Post-Injectie Reactie Ontsteking, Necrose op de injectieplaats, Slijmvliesaandoening |
|
|
Letsels, intoxicaties en verrichtings-complicaties |
|
| Post vaccinatie syndroom |
|
|
* Meer dan 2% (>2/100) hogere incidentie in de Copaxone behandelingsgroep dan in de placebogroep. Bijwerkingen zonder het symbool * hebben een verschil van ≤ 2%.
§ De term “Reactie op de injectieplaats” (verschillende soorten) omvat alle bijwerkingen die plaatsvinden op de injectieplaats, uitgezonderd “Atrofie op de injectieplaats” en “Necrose op de injectieplaats”, welke apart in de tabel zijn weergegeven.
♣ Dit heeft betrekking op termen die gerelateerd zijn aan gelokaliseerde lipoatrofie op de injectieplaatsen.
# Enkele gevallen zijn gemeld met levertransplantatie.
In de vierde studie die hierboven wordt vermeld, werd de placebo-gecontroleerde periode gevolgd door een open-label behandelingsfase. Er werd geen verandering in het bekende risicoprofiel van Copaxone 20 mg/ml waargenomen tijdens de open-label follow-up periode gedurende maximaal 5 jaar.
Copaxone 40 mg/ml (driemaal per week toegediend)
De veiligheid van Copaxone 40 mg/ml is beoordeeld op basis van een dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische studie met RRMS‑patiënten, waarin in totaal 943 patiënten werden behandeld met Copaxone 40 mg/ml driemaal per week en 461 patiënten met placebo, gedurende 12 maanden.
Over het algemeen waren de soorten bijwerkingen die werden gezien bij patiënten die werden behandeld met Copaxone 40 mg/ml, driemaal per week toegediend, dezelfde als de al bekende en in de productinformatie beschreven bijwerkingen voor Copaxone 20 mg/ml, dagelijks toegediend. In het bijzonder werden bijwerkingen op de injectieplaats (ISR, adverse injection site reactions) en direct na de injectie optredende bijwerkingen (IPIR, immediate post-injection reactions) met Copaxone 40 mg/ml, driemaal per week toegediend, minder vaak gemeld dan met Copaxone 20 mg/ml, dagelijks toegediend (respectievelijk 35,5% vs. 70% voor ISR's en 7,8% vs. 31% voor IPIR's).
Reacties op de injectieplaats werden gemeld bij 36% van de patiënten die Copaxone 40 mg/ml kregen, vergeleken met 5% van de patiënten die placebo kregen. Direct na de injectie optredende reacties werden gemeld bij 8% van de patiënten die Copaxone 40 mg/ml kregen, vergeleken met 2% van de patiënten die placebo kregen.
Er zijn enkele specifieke bijwerkingen geregistreerd:
- Anafylactische reacties kunnen optreden kort na toediening van glatirameeracetaat, zelfs maanden tot jaren na de start van de behandeling (zie rubriek 4.4)..
- Er is geen necrose op de injectieplaats gemeld.
- Erytheem van de huid en pijn in de ledematen, niet beschreven in de productinformatie van Copaxone 20 mg/ml, werden elk gemeld door 2,1% van de patiënten die Copaxone 40 mg/ml kregen (Vaak: 1/100, <1/10).
- Door geneesmiddel geïnduceerde leverbeschadiging en toxische hepatitis werden elk gemeld door één patiënt (0,1%) die werd behandeld met Copaxone 40 mg/ml (Soms: 1/1.000, <1/100).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten – www.fagg.be - Afdeling Vigilantie - Website: www.eenbijwerkingmelden.be - e-mail: adr@fagg-afmps.be.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Teva GmbH
Graf-Arco-Straße 3,
89079 Ulm,
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE467902
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST/GOEDKEURING VAN DE TEKST
Datum van laatste herziening van de tekst: 12/2024.
Datum van laatste goedkeuring van de tekst: 12/2024.
PRIJZEN
| CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3263514 | COPAXONE 40MG/ML OPL INJ VOORGEVULDE SPUIT 12 | L03AX13 | € 532,75 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
| 4414868 | COPAXONE 40MG/ML OPL INJ VOORGEV.SPUIT 36X1ML | L03AX13 | € 1451,9 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |