1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Briviact 10 mg filmomhulde tabletten
Briviact 25 mg filmomhulde tabletten
Briviact 50 mg filmomhulde tabletten
Briviact 75 mg filmomhulde tabletten
Briviact 100 mg filmomhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Briviact 10 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 10 mg brivaracetam.
Briviact 25 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 25 mg brivaracetam.
Briviact 50 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 50 mg brivaracetam.
Briviact 75 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 75 mg brivaracetam.
Briviact 100 mg filmomhulde tabletten
Elke filmomhulde tablet bevat 100 mg brivaracetam.
Hulpstof(fen) met bekend effect:
Briviact 10 mg filmomhulde tabletten
Elke 10 mg filmomhulde tablet bevat 88 mg lactose.
Briviact 25 mg filmomhulde tabletten
Elke 25 mg filmomhulde tablet bevat 94 mg lactose.
Briviact 50 mg filmomhulde tabletten
Elke 50 mg filmomhulde tablet bevat 189 mg lactose.
Briviact 75 mg filmomhulde tabletten
Elke 75 mg filmomhulde tablet bevat 283 mg lactose.
Briviact 100 mg filmomhulde tabletten
Elke 100 mg filmomhulde tablet bevat 377 mg lactose.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Briviact 10 mg filmomhulde tabletten
Witte tot gebroken witte, ronde, filmomhulde tabletten van 6,5 mm doorsnede en ingeslagen met ‘u10’ aan één zijde.
Briviact 25 mg filmomhulde tabletten
Grijze, ovale, filmomhulde tabletten met afmetingen 8,9 mm x 5,0 mm en ingeslagen met ‘u25’ aan één zijde.
Briviact 50 mg filmomhulde tabletten
Gele, ovale, filmomhulde tabletten met afmetingen 11,7 mm x 6,6 mm en ingeslagen met ‘u50’ aan één zijde.
Briviact 75 mg filmomhulde tabletten
Paarse, ovale, filmomhulde tabletten met afmetingen 13,0 mm x 7,3 mm en ingeslagen met ‘u75’ aan één zijde.
Briviact 100 mg filmomhulde tabletten
Groengrijze, ovale, filmomhulde tabletten met afmetingen 14,5 mm x 8,1 mm en ingeslagen met ‘u100’ aan één zijde.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Briviact is geïndiceerd als adjuvante therapie voor de behandeling van partiële aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen, adolescenten en kinderen vanaf 2 jaar met epilepsie.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De arts dient de best passende formulering en sterkte voor te schrijven aan de hand van gewicht en dosis.
De aanbevolen dosering voor volwassenen, adolescenten en kinderen vanaf 2 jaar oud is samengevat in de volgende tabel. De dosis moet toegediend worden in twee gelijke doses, met een tussentijd van ongeveer 12 uur.
Aanbevolen startdosis | Aanbevolen onderhoudsdosis | Therapeutisch dosisbereik* |
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 50 kg of meer en volwassenen | ||
50 mg/dag (of 100 mg/dag)** | 100 mg/dag | 50-200 mg/dag |
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 20 kg tot minder dan 50 kg | ||
1 mg/kg/dag (tot 2 mg/kg/dag)** | 2 mg/kg/dag | 1-4 mg/kg/dag |
Kinderen met een gewicht van 10 kg tot minder dan 20 kg | ||
1 mg/kg/dag (tot 2,5 mg/kg/dag)** | 2,5 mg/kg/dag | 1-5 mg/kg/dag |
* Op basis van de respons van de individuele patiënt kan de dosis worden aangepast binnen dit effectieve dosisbereik.
** Op basis van de inschatting aan de behoefte voor aanvalscontrole door de arts
Volwassenen
De aanbevolen startdosis is 50 mg/dag of 100 mg/dag en wordt beoordeeld door de arts die de afweging maakt tussen de vereiste vermindering van het aantal aanvallen versus de mogelijke bijwerkingen. Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt en de verdraagbaarheid, kan de dosis worden aangepast in het effectieve dosisbereik van 50 mg/dag tot 200 mg/dag.
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 50 kg of meer
De aanbevolen startdosis is 50 mg/dag. Brivaracetam kan ook opgestart worden met 100 mg/dag op basis van de inschatting van de behoefte voor aanvalscontrole door de arts. De aanbevolen onderhoudsdosis is 100 mg/dag. Op basis van de respons van individuele patiënten kan de dosis aangepast worden binnen het effectieve dosisbereik van 50 mg/dag tot 200 mg/dag.
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 20 kg tot minder dan 50 kg
De aanbevolen startdosis is 1 mg/kg/dag. Brivaracetam kan ook opgestart worden met doses tot 2 mg/kg/dag op basis van de inschatting door de arts van de behoefte voor aanvalscontrole. De aanbevolen onderhoudsdosis is 2 mg/kg/dag. Op basis van de respons van individuele patiënten kan de dosis aangepast worden binnen het effectieve dosisbereik van 1 mg/kg/dag tot 4 mg/kg/dag.
Kinderen met een gewicht van 10 kg tot minder dan 20 kg
De aanbevolen startdosis is 1 mg/kg/dag. Brivaracetam kan ook opgestart worden met doses tot 2,5 mg/kg/dag op basis van de inschatting aan de behoefte voor aanvalscontrole door de arts. De aanbevolen onderhoudsdosis is 2,5 mg/kg/dag. Op basis van de respons van individuele patiënten kan de dosis aangepast worden binnen het effectieve dosisbereik van 1 mg/kg/dag tot 5 mg/kg/dag.
Vergeten doses
Indien patiënten één of meer doses vergeten, wordt aanbevolen om zodra zij zich dit herinneren een enkele dosis in te nemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip ’s morgens of ’s avonds in te nemen. Zo kan worden voorkomen dat de plasmaspiegel van brivaracetam onder het niveau van werkzaamheid valt en kunnen doorbraakaanvallen worden voorkomen.
Stopzetting
Voor patiënten vanaf 16 jaar: bij stopzetting van brivaracetam wordt aanbevolen de dosis geleidelijk af te bouwen door de dosis wekelijks met 50 mg/dag te verlagen. Voor patiënten jonger dan 16 jaar: bij stopzetting van brivaracetam wordt aanbevolen de dosis wekelijks geleidelijk met maximaal een halve dosis te verlagen tot een dosis van 1 mg/kg/dag (voor patiënten met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg) of 50 mg/dag (voor patiënten met een lichaamsgewicht van 50 kg of hoger) wordt bereikt.
Na 1 week behandeling met 50 mg/dag, wordt een laatste week met de dosis van 20 mg/dag aanbevolen.
Speciale populaties
Ouderen (65 jaar en ouder)
Er is geen dosisaanpassing nodig bij oudere patiënten (zie rubriek 5.2).
De klinische ervaring bij patiënten ≥ 65 jaar is beperkt.
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een nierfunctiestoornis (zie rubriek 5.2). Omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, wordt brivaracetam niet aanbevolen bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan.
Op basis van gegevens over volwassenen is er geen dosisaanpassing nodig voor pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over pediatrische patiënten met een nierfunctiestoornis.
Leverfunctiestoornis
Bij volwassen patiënten met een chronische leverziekte was de blootstelling aan brivaracetam verhoogd. Bij patiënten met een leverfunctiestoornis worden de volgende aangepaste doses, toegediend in 2 gelijke doses, met een tussentijd van ongeveer 12 uur, aanbevolen voor alle stadia van de leverfunctiestoornis (zie rubrieken 4.4 en 5.2). Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over pediatrische patiënten met een leverfunctiestoornis.
Leeftijd en lichaamsgewicht | Aanbevolen startdosis | Aanbevolen maximale dagelijkse dosis |
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 50 kg of meer en volwassenen | 50 mg/dag | 150 mg/dag |
Adolescenten en kinderen met een gewicht van 20 kg tot minder dan 50 kg | 1 mg/kg/dag | 3 mg/kg/dag |
Kinderen met een gewicht van 10 kg tot minder dan 20 kg | 1 mg/kg/dag | 4 mg/kg/dag |
Pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar
De werkzaamheid van brivaracetam bij pediatrische patiënten jonger dan 2 jaar is nog niet vastgesteld.
De momenteel beschikbare gegevens zijn beschreven in rubrieken 4.8, 5.1 en 5.2, maar er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Wijze van toediening
Brivaracetam filmomhulde tabletten moeten oraal worden ingenomen en in hun geheel worden doorgeslikt met wat vloeistof; ze kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2). Patiënten die niet in staat zijn tabletten in hun geheel door te slikken en patiënten bij wie de dosis niet kan worden bereikt door middel van hele tabletten, moeten Briviact 10 mg/ml drank gebruiken.
4.3 Contra‑indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of andere pyrrolidonderivaten of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meest gemelde bijwerkingen (> 10 %) tijdens behandeling met brivaracetam waren slaperigheid (14,3 %) en duizeligheid (11,0 %). De ernst hiervan was doorgaans licht tot matig. Slaperigheid en vermoeidheid werden met een hogere incidentie gemeld bij hogere doses.
Het percentage stopzetting door bijwerkingen was 3,5 %, 3,4 % en 4,0 % voor patiënten gerandomiseerd naar brivaracetam in doses van respectievelijk 50 mg/dag, 100 mg/dag en 200 mg/dag en 1,7 % voor patiënten gerandomiseerd naar de placebo. De bijwerkingen die het vaakst tot stopzetting van de behandeling met brivaracetam leidden, waren duizeligheid (0,8 %) en convulsie (0,8 %).
Bijwerkingen gerangschikt in tabelvorm
In onderstaande tabel staan bijwerkingen die geïdentificeerd werden op basis van een evaluatie van de drie placebogecontroleerde onderzoeken met vaste dosis in de veiligheidsdatabank bij proefpersonen ≥ 16 jaar en uit postmarketingervaring, gerangschikt per systeem/orgaanklasse en frequentie.
De frequenties worden als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, <1/10), soms (≥ 1/1.000, <1/100) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaanklasse | Frequentie | Bijwerkingen |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Vaak | Influenza |
Bloed‑ en lymfestelselaandoeningen | Soms | Neutropenie |
Immuunsysteemaandoeningen | Soms | Type I hypersensitiviteit |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | Vaak | Afgenomen eetlust |
Psychische stoornissen | Vaak | Depressie, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid |
Soms | Zelfmoordgedachten, psychotische stoornis, agressie, agitatie | |
Zenuwstelselaandoeningen | Zeer vaak | Duizeligheid, slaperigheid |
Vaak | Convulsie, vertigo | |
Ademhalingsstelsel‑, borstkas‑ en mediastinumaandoeningen | Vaak | Infecties van de bovenste luchtwegen, hoest |
Maag-darmstelselaandoeningen | Vaak | Misselijkheid, braken, constipatie |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Niet bekend | Syndroom van Stevens-Johnson (1) |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Vermoeidheid |
(1) Bijwerkingen gemeld in postmarketingervaring.
Omschrijving van bijzondere bijwerkingen
Neutropenie werd gemeld bij 0,5 % (6/1.099) van de patiënten in behandeling met brivaracetam en bij 0 % (0/459) van de placebopatiënten. Bij vier van deze proefpersonen was het aantal neutrofielen bij baseline verlaagd en werd er een verdere daling in het aantal neutrofielen vastgesteld na de start van de behandeling met brivaracetam. Geen van de 6 gevallen van neutropenie was ernstig, er was geen speciale behandeling nodig; deze gevallen leidden niet tot stopzetting van de behandeling met brivaracetam; geen van hen had gerelateerde infecties.
Zelfmoordgedachten werden gemeld bij 0,3 % (3/1.099) van de patiënten in behandeling met brivaracetam en bij 0,7 % (3/459) bij de placebopatiënten. In klinische kortetermijnonderzoeken met brivaracetam bij epilepsiepatiënten waren er geen gevallen van zelfmoord en zelfmoordpogingen, maar beide werden gerapporteerd in open‑label extensieonderzoeken (zie rubriek 4.4).
Reacties die op directe (type I) hypersensitiviteit wijzen, werden tijdens de klinische ontwikkeling bij een klein aantal patiënten in behandeling met brivaracetam (9/3022) gemeld.
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van brivaracetam waargenomen bij kinderen vanaf 1 maand oud, kwam overeen met het veiligheidsprofiel waargenomen bij volwassenen. In de open-label-, ongecontroleerde, langlopende onderzoeken werden suïcidale gedachten gemeld bij 4,7 % van de pediatrische patiënten beoordeeld vanaf 6 jaar (vaker bij adolescenten), ten opzichte van 2,4 % bij volwassenen. Gedragsstoornissen werden gemeld bij 24,8 % van de pediatrische patiënten, ten opzichte van 15,1 % bij volwassenen. Het merendeel van de bijwerkingen was van lichte of matige intensiteit, niet ernstig en leidde niet tot stopzetting van het onderzoeksmiddel. Een extra bijwerking gemeld bij kinderen was psychomotorische hyperactiviteit (4,7 %).
Er werd geen specifiek patroon van bijwerkingen (adverse events; AE’s) geconstateerd bij kinderen van 1◦maand tot < 4◦jaar oud, vergeleken met oudere pediatrische leeftijdsgroepen. Er werd geen significante veiligheidsinformatie geconstateerd die wijst op een hogere incidentie van een bepaalde AE in deze leeftijdsgroep. Omdat gegevens bij kinderen jonger dan 2 jaar beperkt zijn, is brivaracetam niet geïndiceerd voor deze leeftijdsgroep. Er zijn beperkte klinische gegevens beschikbaar over neonaten.
Ouderen
Van de 130 oudere proefpersonen die in het fase 2/3‑ontwikkelingsprogramma van brivaracetam geïncludeerd werden (44 met epilepsie), waren er 100 in de leeftijd van 65‑74 jaar en 30 in de leeftijd van 75‑84 jaar. Het veiligheidsprofiel bij oudere patiënten blijkt vergelijkbaar met wat werd waargenomen bij jongere volwassen patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
UCB Pharma N.V.
Researchdreef 60
B-1070 Brussel
België
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/15/1073/001
EU/1/15/1073/002
EU/1/15/1073/003
EU/1/15/1073/004
EU/1/15/1073/005
EU/1/15/1073/006
EU/1/15/1073/007
EU/1/15/1073/008
EU/1/15/1073/009
EU/1/15/1073/010
EU/1/15/1073/011
EU/1/15/1073/012
EU/1/15/1073/013
EU/1/15/1073/014
EU/1/15/1073/015
EU/1/15/1073/016
EU/1/15/1073/017
EU/1/15/1073/018
EU/1/15/1073/019
EU/1/15/1073/020
EU/1/15/1073/023
EU/1/15/1073/024
EU/1/15/1073/025
EU/1/15/1073/026
EU/1/15/1073/027
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
11/2024
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau https://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
3534237 | BRIVIACT 10MG FILMOMH TABL 14 X 10MG | N03AX23 | € 31,1 | - | Ja | - | - |
3534245 | BRIVIACT 25MG FILMOMH TABL 56 X 25MG | N03AX23 | € 100,21 | - | Ja | - | - |
3534252 | BRIVIACT 50MG FILMOMH TABL 56 X 50MG | N03AX23 | € 100,21 | - | Ja | - | - |
3534260 | BRIVIACT 75MG FILMOMH TABL 56 X 75MG | N03AX23 | € 100,21 | - | Ja | - | - |
3534278 | BRIVIACT 100MG FILMOMH TABL 56 X 100MG | N03AX23 | € 100,21 | - | Ja | - | - |