1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit.
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde pen
Elke voorgevulde pen van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
Simponi 100 mg oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Elke voorgevulde spuit van 1 ml bevat 100 mg golimumab*.
* Humaan IgG1κ monoklonaal antilichaam dat met behulp van recombinant‑DNA‑technologie door een muizen‑hybridomacellijn is vervaardigd.
Hulpstof(fen) met bekend effect
Elke voorgevulde pen bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Elke voorgevulde spuit bevat 41 mg sorbitol per dosis van 100 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (injectie), SmartJect.
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit (injectie).
De oplossing is helder tot licht opalescent, kleurloos tot lichtgeel.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
Simponi, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
- de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die onvoldoende reageerden op behandeling met DMARD’s (disease‑modifying anti‑rheumatic drugs), waaronder MTX.
- de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis bij niet eerder met MTX behandelde volwassenen.
Het is aangetoond dat Simponi, in combinatie met MTX, de progressiesnelheid van radiologisch gemeten gewrichtsschade vermindert en het lichamelijk functioneren verbetert.
Voor informatie met betrekking tot de polyarticulaire juveniele idiopathische artritis indicatie, zie de SmPC van Simponi 50 mg.
Artritis psoriatica (PsA)
Simponi, alleen of gecombineerd met MTX, is geïndiceerd voor de behandeling van actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met DMARD’s. Het is aangetoond dat Simponi de progressiesnelheid van perifere gewrichtsschade vermindert, radiologisch gemeten bij patiënten met polyarticulaire symmetrische subtypes van de aandoening (zie rubriek 5.1) en het lichamelijk functioneren verbetert.
Axiale spondyloartritis
Spondylitis ankylosans (AS)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve spondylitis ankylosans bij volwassenen die onvoldoende reageerden op de conventionele behandeling.
Niet-radiografische axiale spondyloartritis (nr-Axiale SpA)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige actieve niet-radiografische axiale spondyloartritis bij volwassenen met objectieve tekenen van ontsteking aangetoond door verhoogd C-reactief proteïne (CRP) en/of door bewijs verkregen met magnetic resonance imaging (MRI), die onvoldoende reageerden op niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) of deze niet verdroegen.
Colitis ulcerosa (UC)
Simponi is geïndiceerd voor de behandeling van matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassen patiënten die onvoldoende reageerden op een conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en 6‑mercaptopurine (6‑MP) of azathioprine (AZA), of die dergelijke therapieën niet verdragen of bij wie een medische contra‑indicatie bestaat voor dergelijke therapieën.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet worden ingesteld en gecontroleerd door medische specialisten die ervaring hebben met het diagnosticeren en behandelen van reumatoïde artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylosans, niet-radiografische axiale spondyloartritis of colitis ulcerosa. Patiënten die met Simponi worden behandeld dienen de herinneringskaart voor patiënten te ontvangen.
Dosering
Reumatoïde artritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Simponi dient in combinatie met MTX te worden toegediend.
Artritis psoriatica, spondylitis ankylosans of niet-radiografische axiale spondyloartritis
Simponi 50 mg eenmaal per maand toe te dienen, altijd op dezelfde dag van de maand.
Voor alle bovengenoemde indicaties wijzen beschikbare onderzoeksgegevens erop dat doorgaans binnen 12 tot 14 behandelingsweken (na 3 à 4 doses) een klinische respons wordt verkregen. Als binnen deze periode geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling heroverwogen worden.
Patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg
Voor alle bovengenoemde indicaties geldt dat als bij patiënten met RA, PsA, AS of nr-Axiale SpA met een lichaamsgewicht > 100 kg de klinische respons na 3 à 4 doses nog onvoldoende is, overwogen kan worden om de dosering golimumab te verhogen naar 100 mg eenmaal per maand, waarbij rekening moet worden gehouden met het verhoogde risico op bepaalde ernstige bijwerkingen met de dosis 100 mg in vergelijking met de dosis 50 mg (zie rubriek 4.8). Als na 3 tot 4 extra doseringen van 100 mg nog geen therapeutisch voordeel wordt waargenomen, moet voortzetting van de behandeling heroverwogen worden.
Colitis ulcerosa
Patiënten met een lichaamsgewicht < 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2. Patiënten die voldoende respons bereiken moeten 50 mg op week 6 krijgen en vervolgens iedere 4 weken. Patiënten die onvoldoende respons bereiken kunnen voordeel hebben bij voortzetting met 100 mg op week 6 en vervolgens iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 80 kg
Simponi als startdosering van 200 mg toe te dienen, gevolgd door 100 mg op week 2, daarna vervolgens 100 mg iedere 4 weken (zie rubriek 5.1).
Gedurende de onderhoudsbehandeling kunnen corticosteroïden worden afgebouwd in overeenstemming met de klinische richtlijnen.
Beschikbare data suggereren dat de klinische respons gewoonlijk bereikt wordt binnen 12‑14 behandelweken (na 4 doses). Vervolgtherapie moet worden heroverwogen bij patiënten bij wie gedurende deze periode geen bewijs van therapeutisch voordeel wordt gezien.
Overgeslagen dosis
Indien een patiënt vergeet om Simponi op de geplande datum te injecteren, moet de patiënt direct als hij/zij eraan denkt de vergeten dosis alsnog injecteren. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij geen dubbele dosis dienen te injecteren om een vergeten dosis in te halen.
De volgende dosis moet volgens de onderstaande richtlijnen worden toegediend:
- als het minder dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering injecteren en het oorspronkelijke schema blijven volgen
- als het meer dan twee weken is na de geplande dosering, moet de patiënt de vergeten dosering injecteren en moet vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de toediening worden gehanteerd.
Speciale populaties
Ouderen (≥ 65 jaar)
Bij ouderen hoeft de dosering niet te worden aangepast.
Nier‑ en leverfunctiestoornis
Er is geen onderzoek gedaan naar het gebruik van Simponi bij deze patiëntenpopulaties. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Pediatrische patiënten
Simponi 100 mg wordt niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 18 jaar.
Wijze van toediening
Simponi is voor subcutaan gebruik. Als de arts dit aangewezen vindt, kunnen patiënten zelf injecteren na goede training in de techniek van subcutaan injecteren; medische follow‑up kan plaatsvinden naar behoefte. De patiënten moet duidelijk gemaakt worden dat zij de volledige hoeveelheid Simponi moeten injecteren overeenkomstig de uitgebreide instructies voor gebruik die in de bijsluiter worden weergegeven. Als er meerdere injecties noodzakelijk zijn, dan moeten deze op verschillende plaatsen op het lichaam worden toegediend.
Voor de toedieningsinstructies, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra‑indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
Actieve tuberculose (tbc) of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties (zie rubriek 4.4).
Matig of ernstig hartfalen (NYHA‑klasse III/IV) (zie rubriek 4.4).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA en UC, was bovensteluchtweginfectie de meest voorkomende bijwerking die werd gemeld bij 12,6 % van de met golimumab behandelde patiënten tegen 11,0 % in de controlegroep. De ernstigste voor golimumab gemelde bijwerkingen zijn ernstige infecties (waaronder sepsis, pneumonie, TB, invasieve fungale en opportunistische infecties), demyeliniserende aandoeningen, HBV‑reactivatie, CHF, auto‑immuunprocessen (lupus‑achtig syndroom), hematologische reacties, ernstige systemische overgevoeligheid (waaronder anafylactische reactie), vasculitis, lymfoom en leukemie (zie rubriek 4.4).
Overzicht van bijwerkingen
In Tabel 1 staan de bijwerkingen die zijn waargenomen bij klinische onderzoeken met golimumab en die wereldwijd sinds de introductie van golimumab gemeld zijn. De bijwerkingen worden binnen de aangewezen systeem/orgaanklassen ondergebracht per frequentie, waarbij de volgende conventies worden gebruikt: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst.
Tabel 1
Overzicht van bijwerkingen
Infecties en parasitaire aandoeningen |
|
Zeer vaak: | bovensteluchtweginfecties (nasofaryngitis, faryngitis, laryngitis en rhinitis) |
Vaak: | bacteriële infecties (zoals cellulitis), ondersteluchtweginfecties (zoals pneumonie), virale infecties (zoals influenza en herpes), bronchitis, sinusitis, oppervlakkige schimmelinfecties, abces. |
Soms: | sepsis waaronder septische shock, pyelonefritis |
Zelden: | tuberculose, opportunistische infecties (zoals invasieve schimmelinfecties [histoplasmose, coccidioïdomycose, pneumocystose], bacteriële, atypische mycobacteriële en protozoïsche infectie), hepatitis B‑reactivering, bacteriële artritis, infectieve bursitis |
Neoplasmata, benigne, maligne en niet‑gespecificeerd |
|
Soms: | neoplasmata (zoals huidkanker, plaveiselcelcarcinoom en melanocytische naevus(kwaadaardige moedervlek)) |
Zelden: | lymfoom, leukemie, melanoom, Merkelcelcarcinoom |
Niet bekend: | hepatosplenisch T‑cellymfoom*, Kaposi-sarcoom |
Bloed‑ en lymfestelselaandoeningen |
|
Vaak: | leukopenie (waaronder neutropenie), anemie |
Soms: | trombocytopenie, pancytopenie |
Zelden: | aplastische anemie, agranulocytose |
Immuunsysteemaandoeningen |
|
Vaak: | allergische reacties (bronchospasme, overgevoeligheid, urticaria), auto‑antilichaam positief |
Zelden: | ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reactie), vasculitis (systemisch), sarcoïdose |
Endocriene aandoeningen |
|
Soms: | schildklieraandoeningen (zoals hypothyroïdie, hyperthyroïdie en struma) |
Voedings‑ en stofwisselingsstoornissen |
|
Soms: | verhoogd glucose in het bloed, verhoogd lipidengehalte |
Psychische aandoeningen |
|
Vaak: | depressie, insomnia |
Zenuwstelselaandoeningen |
|
Vaak: | duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie |
Soms: | evenwichtsstoornissen |
Zelden: | demyeliniserende aandoeningen (centraal en perifeer), dysgeusie |
Oogaandoeningen |
|
Soms: | visuele stoornissen (zoals wazig zien en minder scherp zien), conjunctivitis, oogallergie (zoals pruritus en irritatie) |
Hartaandoeningen |
|
Soms: | aritmie, ischemische coronaire arterie aandoeningen |
Zelden: | congestief hartfalen (nieuw optredend of verergering) |
Bloedvataandoeningen |
|
Vaak: | hypertensie |
Soms: | trombose (zoals diepveneuze en aortische), blozen |
Zelden: | syndroom van Raynaud |
Ademhalingsstelsel‑, borstkas en mediastinumaandoeningen |
|
Vaak: | astma en gerelateerde symptomen (zoals piepen en bronchiale hyperactiviteit) |
Soms: | interstitiële longziekte |
Maag-darmstelselaandoeningen |
|
Vaak: | dyspepsie, gastro-intestinale pijn en abdominale pijn, misselijkheid, |
Soms: | verstopping, gastro‑oesofageale reflux |
Lever‑ en galaandoeningen |
|
Vaak: | toename van alanine‑aminotransferase, toename van aspartaataminotransferase |
Soms: | cholelithiase, leveraandoeningen |
Huid‑ en onderhuidaandoeningen |
|
Vaak: | pruritus, rash, alopecia, dermatitis |
Soms: | bulleuze huidreacties, psoriasis (nieuw optreden of verergering van al bestaande psoriasis, palmair/plantair en pustulair), urticaria |
Zelden: | lichenoïde reacties, huidexfoliatie, vasculitis (cutaan) |
Niet bekend: | verergeren van symptomen van dermatomyositis |
Skeletspierstelsel‑ en bindweefselaandoeningen |
|
Zelden: | lupusachtig syndroom |
Nier‑ en urinewegaandoeningen |
|
Zelden: | blaasaandoeningen, nieraandoeningen |
Voortplantingsstelsel‑ en borstaandoeningen |
|
Soms: | borstaandoeningen, menstruatiestoornissen |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
|
Vaak: | pyrexie, asthenie, reacties op de injectieplaats (zoals erytheem, urticaria, verharding, pijn, bloeduitstorting, pruritus, irritatie en paresthesie op de injectieplaats), borstongemak |
Zelden: | verstoorde genezing |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties |
|
Vaak: | botbreuken |
* Waargenomen bij andere TNF‑blokkers. | |
In deze hele rubriek wordt de mediane duur van de follow-up (ongeveer 4 jaar) in het algemeen weergegeven voor alle gebruikswijzen van golimumab. Wanneer het gebruik van golimumab wordt omschreven door middel van dosis, varieert de mediane duur van de follow-up (ongeveer 2 jaar voor de 50 mg dosis, ongeveer 3 jaar voor de 100 mg dosis) aangezien patiënten van dosis gewisseld kunnen zijn.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Infecties
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken was bovensteluchtweginfectie de bijwerking die het vaakst werd gemeld. Deze bijwerking trad op bij 12,6 % van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 60,8; 95 %-BI: 55,0, 67,1), vergeleken met 11,0 % van de controlepatiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 54,5; 95 %-BI: 46,1, 64,0). In gecontroleerde en niet‑gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow‑up van ongeveer 4 jaar was de incidentie van bovensteluchtweginfecties 34,9 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 33,8, 36,0 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste onderzoeken werden infecties waargenomen bij 23,0 % van de met golimumab behandelde patiënten (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 132,0; 95 %-BI: 123,3, 141,1), in vergelijking met 20,2 % van de patiënten uit de controlegroepen (incidentie per 100 proefpersoonjaren: 122,3; 95 %-BI: 109,5, 136,2). In gecontroleerde en niet‑gecontroleerde delen van de onderzoeken met een mediane follow‑up van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van infecties 81,1 voorvallen per 100 proefpersoonjaren; 95 %-BI: 79,5, 82,8 voor patiënten behandeld met golimumab.
In de gecontroleerde fase van onderzoeken bij patiënten met RA, PsA, AS en nr-Axiale SpA werden ernstige infecties waargenomen bij 1,2 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,2 % van de patiënten uit de controlegroep. De incidentie van ernstige infecties in de gecontroleerde fase van de RA‑, PsA‑, AS‑ en nr-Axiale SpA onderzoeken was 7,3 per 100 proefpersoonjaren in follow‑up, 95 %-BI: 4,6, 11,1, voor de golimumab 100 mg groep, 2,9 voor de golimumab 50 mg groep, 95 %-BI: 1,2, 6,0 en 3,6 voor de placebogroep, 95 %-BI: 1,5, 7,0. In de gecontroleerde fase van de UC‑onderzoeken met golimumabinductie, werden ernstige infecties waargenomen bij 0,8 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 1,5 % van de patiënten uit de controlegroep. Ernstige infecties die werden waargenomen bij patiënten die met golimumab behandeld waren, omvatten tuberculose, bacteriële infecties, waaronder sepsis en pneumonie, invasieve schimmelinfecties en andere opportunistische infecties. Sommige van deze infecties hadden een dodelijke afloop. In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde delen van de belangrijkste onderzoeken met een mediane follow‑up tot 3 jaar, was de incidentie van ernstige infecties, waaronder opportunistische infecties en TBC bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld groter dan bij patiënten die met golimumab 50 mg werden behandeld. De incidentie van alle ernstige infecties per 100 proefpersoonjaren was 4,1; 95 %-BI: 3,6, 4,5 bij patiënten die 100 mg golimumab kregen en 2,5; 95 %-BI: 2,0, 3,1 bij patiënten die 50 mg golimumab kregen.
Maligniteiten
Lymfoom
Tijdens de belangrijkste onderzoeken was de incidentie van lymfoom bij patiënten die met golimumab werden behandeld hoger dan te verwachten was bij de algemene populatie. In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde delen van deze studies werd met een mediane follow‑up tot 3 jaar bij patiënten die met golimumab 100 mg werden behandeld een hogere incidentie van lymfoom gezien dan bij patiënten die met golimumab 50 mg behandeld werden. Lymfoom werd vastgesteld bij 11 patiënten (1 in de golimumab 50 mg behandelgroepen en 10 in de golimumab 100 mg behandelgroepen) met een incidentie (95 %-BI) per 100 proefpersoonjaren van 0,03 (0,00, 0,15) voorvallen voor de golimumab 50 mg groep, 0,13 (0,06, 0,24) voorvallen voor de golimumab 100 mg groep en 0,00 (0,00, 0,57) voorvallen voor de placebogroep. De meeste lymfomen traden op in de GO‑AFTER‑studie, waaraan patiënten deelnamen die eerder aan anti‑TNF‑middelen waren blootgesteld en bij wie de ziekte langer had geduurd en zich moeilijker liet behandelen (zie rubriek 4.4).
Maligniteiten anders dan lymfoom
Tijdens gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken en tot en met een follow‑upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van niet‑melanome huidkanker) vergelijkbaar tussen de golimumab‑ en de controlegroepen. Gedurende de follow‑upperiode van ongeveer 4 jaar, was de incidentie van maligniteiten anders dan lymfoom (met uitzondering van niet‑melanome huidkanker) vergelijkbaar met die in de algemene populatie.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane follow‑upperiode tot 3 jaar, werd niet‑melanome huidkanker vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 10 met 50 mg golimumab behandelde en 31 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,36 (0,26, 0,49) per 100 proefpersoonjaren in follow‑up voor de gecombineerde golimumab‑groepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo.
In de gecontroleerde en niet gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane follow‑upperiode tot 3 jaar, werden maligniteiten anders dan melanoom, niet‑melanome huidkanker en lymfoom vastgesteld bij 5 met placebo behandelde, 21 met 50 mg golimumab behandelde en 34 met 100 mg golimumab behandelde proefpersonen, met een incidentie (95 %-BI) van 0,48 (0,36, 0,62) per 100 proefpersoonjaren in follow‑up voor de gecombineerde golimumabgroepen en 0,87 (0,28, 2,04) voor placebo (zie rubriek 4.4).
Bijwerkingen gemeld bij klinisch onderzoek met astmapatiënten
Bij een verkennend klinisch onderzoek kregen patiënten met ernstig persisterend astma in week 0 subcutaan een oplaaddosis (150 % van de toegewezen behandeldosis) golimumab toegediend, gevolgd door elke 4 weken subcutane toediening van 200 mg golimumab, 100 mg golimumab of 50 mg golimumab tot en met week 52. In de gecombineerde golimumab‑behandelgroep (n = 230) werden 8 maligniteiten gemeld en in de placebo‑behandelgroep (n = 79) geen enkele. Bij 1 patiënt werd melding gemaakt van lymfoom, bij 2 patiënten van niet‑melanome huidkanker en bij 5 patiënten van andere maligniteiten. Er was geen specifieke clustering van maligniteiten.
Voor het placebogecontroleerde deel van het onderzoek was de incidentie (95 %-BI) van alle maligniteiten in de golimumab‑groep 3,19 (1,38, 6,28) per 100 proefpersoonjaren in follow‑up. Bij dit onderzoek bedroeg voor proefpersonen die met golimumab waren behandeld de incidentie (95 %-BI) van lymfoom 0,40 (0,01, 2,20), van niet‑melanome huidkanker 0,79 (0,10, 2,86) en van andere maligniteiten 1,99 (0,64, 4,63) per 100 proefpersoonjaren in follow‑up. Voor proefpersonen in de placebogroep bedroeg de incidentie (95 %-BI) van deze maligniteiten 0,00 (0,00, 2,94) per 100 proefpersoonjaren in follow‑up. De significantie van deze bevinding is onbekend.
Neurologische voorvallen
In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken met een mediane follow‑up tot 3 jaar, werd een hogere incidentie van demyelinisatie waargenomen bij patiënten die golimumab 100 mg kregen dan bij patiënten die golimumab 50 mg kregen (zie rubriek 4.4).
Verhoging van de leverenzymen
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA‑ en PsA‑onderzoeken kwam bij patiënten met RA en PsA in golimumab en in controlepatiënten een vergelijkbaar percentage gevallen voor van lichte ALAT‑verhoging (> 1 en < 3 maal de bovengrens van normaal (ULN)) (22,1 % tot 27,4 % van de patiënten); bij de onderzoeken met AS‑ en nr-Axiale SpA-patiënten kwam lichte ALAT‑verhoging vaker voor bij met golimumab behandelde patiënten (26,9 %) dan bij controlepatiënten (10,6 %). In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste RA‑ en PsA‑onderzoeken met een mediane follow‑up van ongeveer 5 jaar, was de incidentie van lichte ALAT‑verhoging bij de met golimumab behandelde en de controlepatiënten vergelijkbaar. In de gecontroleerde fase van de belangrijkste UC‑onderzoeken met golimumabinductie, kwamen lichte ALAT‑verhogingen (> 1 en < 3 x ULN) in vergelijkbare mate bij de met golimumab behandelde patiënten en controlepatiënten voor (respectievelijk 8,0 % en 6,9 %). In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste UC‑onderzoeken met een mediane follow‑up van ongeveer 2 jaar, was het percentage patiënten met lichte ALAT‑verhogingen 24,7 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de onderhoudsfase van het UC‑onderzoek.
In de gecontroleerde fase van de belangrijkste RA‑ en AS‑onderzoeken kwam een ALAT‑verhoging van ≥ 5 x ULN weinig frequent voor, en werd vaker waargenomen bij met golimumab behandelde patiënten (0,4 % tot 0,9 %) dan bij controlepatiënten (0,0 %). Deze tendens werd niet waargenomen bij de PsA‑populatie. In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste RA‑, PsA‑ en AS‑onderzoeken met een mediane follow‑up van 5 jaar, was de incidentie van een ALAT‑verhoging ≥ 5 x ULN vergelijkbaar voor de met golimumab behandelde en controlepatiënten. Over het algemeen was de verhoging asymptomatisch en verminderden of verdwenen de afwijkingen zowel na voortzetting als na beëindiging van de behandeling met golimumab of na aanpassing van de gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Er werden geen gevallen gemeld in de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van het nr-Axiale SpA onderzoek (tot 1 jaar). In de gecontroleerde fases van de belangrijkste UC‑onderzoeken met golimumabinductie, kwamen ALAT‑verhogingen ≥ 5 x ULN in vergelijkbare mate voor bij de met golimumab behandelde patiënten en de met placebo behandelde patiënten (respectievelijk 0,3 % en 1,0 %). In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste UC‑onderzoeken met een mediane follow‑up van ongeveer 2 jaar, was het percentage patiënten met ALAT‑verhogingen ≥ 5 x ULN, 0,8 % bij patiënten die golimumab ontvingen gedurende de onderhoudsfase van het UC onderzoek.
Tijdens de belangrijkste RA‑, PsA‑, AS en nr-Axiale SpA‑onderzoeken is in een RA-onderzoek niet‑infectieuze dodelijke hepatitis met geelzucht opgetreden bij één met golimumab behandelde patiënt die al bestaande leverafwijkingen had en geneesmiddelen gebruikte die een vergelijkbaar effect hadden. De rol van golimumab als bijdragende of verergerende factor kan niet worden uitgesloten.
Reacties op de injectieplaats
Tijdens de gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken, kwamen bij 5,4 % van de met golimumab behandelde patiënten reacties op de injectieplaats voor, in vergelijking met 2,0 % van de controlepatiënten. De aanwezigheid van antilichamen tegen golimumab kan de kans op reacties op de injectieplaats verhogen. Het merendeel van de reacties op de injectieplaats was licht tot matig van aard en de meest voorkomende reactie was erytheem op de injectieplaats. Reacties op de injectieplaats maakten het over het algemeen niet noodzakelijk om het gebruik van het geneesmiddel te staken.
Bij gecontroleerde fase IIb‑ en/of fase III‑onderzoeken bij RA, PsA, AS, nr-Axiale SpA, ernstig persisterend astma en fase II/III‑onderzoeken bij UC, kwamen bij geen van de patiënten die met golimumab behandeld waren anafylactische reacties voor.
Auto‑immuunantilichamen
In de gecontroleerde en niet‑gecontroleerde fases van de belangrijkste onderzoeken werd tot en met een follow‑upperiode van 1 jaar bij 3,5 % van de met golimumab behandelde patiënten en bij 2,3 % van de controlepatiënten voor het eerst een positieve ANA‑test gevonden (met een titer van 1:160 of hoger). De ontwikkeling van anti‑dsDNA antilichamen bij patiënten die bij aanvang van het onderzoek negatief waren voor anti‑dsDNA, na een follow‑up van 1 jaar was 1,1 %.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
E-mail: adr@fagg-afmps.be
Nederland
Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb
Website: www.lareb.nl
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Janssen-Cilag International NV
Turnhoutseweg 30
B-2340 Beerse
België
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/09/546/005 1 voorgevulde pen
EU/1/09/546/006 3 voorgevulde pennen
EU/1/09/546/007 1 voorgevulde spuit
EU/1/09/546/008 3 voorgevulde spuiten
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
09/10/2025
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau https://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
| CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 3091550 | SIMPONI 100 MG OPL INJ VOORGEV.SPUIT 1 | L04AB06 | € 801,29 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
| 3091568 | SIMPONI 100 MG VOORGEVULDE PEN SMARTJECT | L04AB06 | € 801,29 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
