1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Xarelto 20 mg filmomhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg rivaroxaban.
Hulpstof met bekend effect
Elke filmomhulde tablet bevat 21,76 mg lactose (als monohydraat), zie rubriek 4.4.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet)
Bruinrode, ronde, aan beide zijden bolronde tabletten (diameter 6 mm, radius van de bolling 9 mm) met het BAYER-kruis op de ene zijde en "20" en een driehoek op de andere zijde.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Volwassenen
Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfibrilleren met één of meer risicofactoren, zoals congestief hartfalen, hypertensie, leeftijd ≥ 75 jaar, diabetes mellitus, eerdere CVA of transient ischaemic attack (TIA).
Behandeling van diep-veneuze trombose (DVT) en pulmonale embolie (PE), en preventie van recidief DVT en PE bij volwassenen (zie rubriek 4.4 voor hemodynamisch instabiele PE-patiënten).
Pediatrische patiënten
Behandeling van veneuze trombo‑embolie (VTE) en preventie van recidief VTE bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar en met een gewicht van meer dan 50 kg, na een initiële parenterale antistollingsbehandeling gedurende ten minste 5 dagen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Preventie van CVA en systemische embolie bij volwassenen
De aanbevolen dosering bedraagt eenmaal daags 20 mg. Dit is ook de aanbevolen maximale dosis.
Behandeling met Xarelto dient gedurende lange tijd te worden voortgezet, op voorwaarde dat het voordeel van preventie van CVA en systemische embolie opweegt tegen het risico op een bloeding (zie rubriek 4.4).
Als een dosis niet is ingenomen, moet de patiënt Xarelto onmiddellijk alsnog innemen en de volgende dag doorgaan met eenmaal daags innemen zoals aanbevolen. De dosis mag niet op één dag worden verdubbeld om een overgeslagen dosis in te halen.
Behandeling van DVT, behandeling van PE en preventie van recidief DVT en PE bij volwassenen
De aanbevolen dosering voor de initiële behandeling van acute DVT of PE bedraagt tweemaal daags 15 mg gedurende de eerste drie weken, gevolgd door eenmaal daags 20 mg gedurende de voortgezette behandeling en de preventie van recidief DVT en PE.
Een kortdurende behandeling (ten minste 3 maanden) dient overwogen te worden bij patiënten met DVT of PE als gevolg van ernstige risicofactoren van voorbijgaande aard (d.w.z. een recente zware chirurgische ingreep of trauma). Een langere behandelduur dient te worden overwogen bij patiënten met uitgelokte DVT of PE die geen verband houdt met ernstige risicofactoren van voorbijgaande aard, idiopathische DVT of PE, of een voorgeschiedenis van recidief DVT of PE.
Wanneer langere preventie van recidief DVT en PE geïndiceerd is (na voltooiing van een behandeling van ten minste 6 maanden voor DVT of PE), is de aanbevolen dosering eenmaal daags 10 mg. Bij patiënten bij wie het risico op recidief DVT of PE groot wordt geacht, zoals patiënten met gecompliceerde comorbiditeiten, of patiënten die recidief DVT of PE tijdens langer durende preventieve behandeling met eenmaal daags Xarelto 10 mg hebben ontwikkeld, dient een dosering van eenmaal daags Xarelto 20 mg te worden overwogen.
De duur van de behandeling en keuze van dosering dienen individueel te worden bepaald na zorgvuldige afweging van de voordelen van de behandeling tegen het risico op een bloeding (zie rubriek 4.4).
| Tijdsperiode | Doseringsschema | Totale dagelijkse dosis |
Behandeling en preventie van recidief DVT en PE | Dag 1 ‑ 21 | 15 mg tweemaal daags | 30 mg |
Dag 22 en daarna | 20 mg eenmaal daags | 20 mg | |
Preventie van recidief DVT en PE | Na voltooiing van een behandeling van ten minste 6 maanden voor DVT of PE | 10 mg eenmaal daags of 20 mg eenmaal daags | 10 mg |
Ter ondersteuning van de dosisoverstap van 15 mg naar 20 mg na dag 21 is een starterspakket van Xarelto beschikbaar voor de eerste 4 weken van de behandeling van DVT/PE.
Indien tijdens de behandelfase met tweemaal daags 15 mg (dag 1 ‑ 21) een dosis wordt vergeten, dient de patiënt Xarelto onmiddellijk alsnog in te nemen om te zorgen dat 30 mg Xarelto per dag wordt ingenomen. In dit geval mogen twee tabletten van 15 mg tegelijk worden ingenomen. De patiënt dient de volgende dag door te gaan met innemen volgens het normale schema van tweemaal daags 15 mg, zoals aanbevolen.
Als een dosis niet is ingenomen tijdens de behandelfase met eenmaal daagse inname, moet de patiënt Xarelto onmiddellijk alsnog innemen en de volgende dag doorgaan met eenmaal daags innemen zoals aanbevolen. De dosis mag niet op één dag worden verdubbeld om een overgeslagen dosis in te halen.
Behandeling van VTE en preventie van recidief VTE bij kinderen en adolescenten
Behandeling met Xarelto bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar dient te worden gestart na een initiële parenterale antistollingsbehandeling gedurende ten minste 5 dagen (zie rubriek 5.1).
De dosis voor kinderen en adolescenten wordt berekend op basis van het lichaamsgewicht:
- Lichaamsgewicht van 50 kg of meer:
een eenmaal daagse dosis van 20 mg rivaroxaban wordt aanbevolen. Dit is de dagelijkse maximumdosis. - Lichaamsgewicht van 30 tot 50 kg:
een eenmaal daagse dosis van 15 mg rivaroxaban wordt aanbevolen. Dit is de dagelijkse maximumdosis. - Voor patiënten met een lichaamsgewicht van minder dan 30 kg moet de Samenvatting van de productkenmerken van Xareltogranulaat voor orale suspensie worden geraadpleegd.
Het gewicht van een kind dient te worden gecontroleerd en de dosis regelmatig geëvalueerd, opdat een therapeutische dosis gehandhaafd blijft. Dosisaanpassingen moeten alleen op basis van veranderingen in lichaamsgewicht worden gedaan.
Bij kinderen en adolescenten moet een behandeling worden voortgezet gedurende ten minste 3 maanden. Indien klinisch noodzakelijk kan de behandeling tot 12 maanden worden verlengd. Er zijn geen gegevens beschikbaar van kinderen om na een behandeling van 6 maanden een dosisverlaging te ondersteunen. De voordelen en risico’s van een voortgezette therapie na 3 maanden moeten op individuele basis worden beoordeeld, waarbij rekening moet worden gehouden met het risico op recidieftrombose tegenover het potentiële bloedingsrisico.
Als een dosis niet is ingenomen, moet de overgeslagen dosis zo snel mogelijk worden ingenomen nadat dit werd opgemerkt, maar dan uitsluitend op dezelfde dag. Als dit niet mogelijk is, moet de patiënt de dosis overslaan en doorgaan met de volgende dosis, zoals voorgeschreven. De patiënt mag niet twee doses innemen om een vergeten dosis in te halen.
Overschakelen van vitamine K-antagonisten (VKA’s) naar Xarelto
- Preventie van CVA en systemische embolie:
de VKA‑behandeling dient te worden stopgezet en behandeling met Xarelto dient te worden gestart zodra de International Normalized Ratio (INR) ≤ 3,0 is. - Behandeling van DVT, PE en de preventie van recidieven bij volwassenen en behandeling van VTE en preventie van recidieven bij pediatrische patiënten:
de VKA‑behandeling dient te worden stopgezet en behandeling met Xarelto dient te worden gestart wanneer de INR-waarde ≤ 2,5 is.
Wanneer patiënten overschakelen van VKA's naar Xarelto, worden de INR-waarden foutief verhoogd na de inname van Xarelto. De INR-waarde is geen geldige maat voor de antistollingswerking van Xarelto en mag daarom niet worden gebruikt (zie rubriek 4.5).
Overschakelen van Xarelto naar vitamine K‑antagonisten (VKA’s)
Er bestaat een mogelijkheid voor inadequate antistolling tijdens het overschakelen van Xarelto naar een VKA. Continue adequate antistolling dient verzekerd te zijn gedurende elke overschakeling op een ander antistollingsmiddel. Denk eraan dat Xarelto kan bijdragen aan een verhoogde INR-waarde.
Bij patiënten die overschakelen van Xarelto naar een VKA, dient de VKA gelijktijdig te worden gegeven totdat de INR-waarde ≥ 2,0 is. Gedurende de eerste twee dagen van de overschakelingsperiode dient de standaard aanvangsdosis VKA te worden gebruikt, daarna dient de dosis VKA op geleide van de gemeten INR-waarden te worden aangepast. Zolang patiënten zowel Xarelto als een VKA krijgen, moet de INR-waarde niet eerder dan 24 uur na de voorgaande dosis, maar vóór de volgende dosis Xarelto worden bepaald. Wanneer eenmaal is gestopt met Xarelto, kan de INR-waarde minimaal 24 uur na de laatste dosis betrouwbaar worden getest (zie rubrieken 4.5 en 5.2).
Pediatrische patiënten:
Kinderen die overschakelen van Xarelto naar VKA, moeten Xarelto voortzetten gedurende 48 uur na de eerste dosis VKA. Na 2 dagen van gelijktijdige toediening moet vóór de volgende geplande dosis Xarelto een INR worden bepaald. Het wordt aanbevolen om gelijktijdige toediening van Xarelto en VKA voort te zetten totdat de INR ≥ 2,0 is. Nadat Xarelto is stopgezet, kan 24 uur na de laatste dosis de INR op betrouwbare wijze worden bepaald (zie hierboven en rubriek 4.5).
Overschakelen van parenterale antistollingsmiddelen naar Xarelto
Bij volwassen en pediatrische patiënten die tot dat moment een parenteraal antistollingsmiddel kregen, stop het parenterale antistollingsmiddel en start met Xarelto 0 tot 2 uur vóór het tijdstip waarop de volgende geplande toediening van het parenterale geneesmiddel (bijv. laagmoleculairgewichtheparines) zou worden gegeven, of op het moment dat een continu toegediend parenteraal geneesmiddel (bijv. intraveneuze, niet-gefractioneerde heparine) wordt stopgezet.
Overschakelen van Xarelto naar parenterale antistollingsmiddelen
Staak de behandeling met Xarelto en geef de eerste dosis parenteraal antistollingsmiddel op het moment dat de volgende dosis Xarelto zou moeten worden ingenomen.
Speciale populaties
Nierinsufficiëntie
Volwassenen
Beperkte klinische gegevens voor patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15 ‑ 29 ml/min) laten zien dat de plasmaconcentraties rivaroxaban significant verhoogd zijn. Daarom is voorzichtigheid geboden bij gebruik van Xarelto door deze patiënten. Het gebruik wordt niet aanbevolen bij patiënten met creatinineklaring < 15 ml/min (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Voor patiënten met matige (creatinineklaring 30 ‑ 49 ml/min) of ernstige (creatinineklaring 15 ‑ 29 ml/min) nierinsufficiëntie gelden de volgende doseringsaanbevelingen:
- Voor de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met non-valvulair atriumfibrilleren is de aanbevolen dosering eenmaal daags 15 mg (zie rubriek 5.2).
- Voor de behandeling van DVT, behandeling van PE en preventie van recidief DVT en PE: patiënten dienen de eerste 3 weken te worden behandeld met tweemaal daags 15 mg. Daarna, wanneer de aanbevolen dosering 20 mg eenmaal daags is, dient een verlaging van de dosering van 20 mg eenmaal daags naar 15 mg eenmaal daags alleen te worden overwogen als men het risico op bloedingen voor de patiënt hoger inschat dan het risico op recidief DVT en PE. De aanbeveling voor het gebruik van 15 mg is gebaseerd op farmacokinetische modellering en is niet klinisch onderzocht (zie rubriek 4.4, 5.1 en 5.2).
Wanneer de aanbevolen dosering eenmaal daags 10 mg is, hoeft de aanbevolen dosering niet te worden aangepast.
De dosering hoeft niet te worden aangepast voor patiënten met lichte nierinsufficiëntie (creatinineklaring 50 ‑ 80 ml/min) (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
- Kinderen en adolescenten met lichte nierinsufficiëntie (glomerulaire filtratiesnelheid 50 ‑ 80 ml/min/1,73 m2): de dosering hoeft niet te worden aangepast, op basis van gegevens over volwassenen en beperkte gegevens over pediatrische patiënten (zie rubriek 5.2).
- Kinderen en adolescenten met matige of ernstige nierinsufficiëntie (glomerulaire filtratiesnelheid < 50 ml/min/1,73 m2): Xarelto wordt niet aanbevolen, omdat er geen klinische gegevens beschikbaar zijn (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie
Xarelto is gecontra-indiceerd bij patiënten met een leveraandoening die gepaard gaat met coagulopathie en een klinisch relevant bloedingsrisico, waaronder cirrotische patiënten met Child-Pugh B en C (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over kinderen met leverinsufficiëntie.
Oudere patiënten
Geen doseringsaanpassing (zie rubriek 5.2)
Lichaamsgewicht
Geen doseringsaanpassing voor volwassenen (zie rubriek 5.2)
Voor pediatrische patiënten wordt de dosis bepaald op basis van het lichaamsgewicht.
Geslacht
Geen doseringsaanpassing (zie rubriek 5.2)
Patiënten die cardioversie ondergaan
Xarelto kan gestart of gecontinueerd worden bij patiënten die mogelijk cardioversie nodig hebben.
Bij transesophageal echocardiogram (TEE) begeleide cardioversie bij patiënten die niet eerder behandeld zijn met antistollingsmiddelen moet de behandeling met Xarelto ten minste 4 uur voor cardioversie gestart worden om adequate antistolling te garanderen (zie rubriek 5.1 en 5.2). Bij alle patiënten moet voorafgaand aan de cardioversie worden bevestigd dat de patiënt Xarelto heeft ingenomen zoals voorgeschreven. Er moet rekening gehouden worden met vastgestelde aanbevelingen in richtlijnen voor antistollingsbehandeling bij het maken van beslissingen met betrekking tot het starten van de behandeling en de behandelingsduur bij patiënten die cardioversie ondergaan.
Patiënten met non-valvulair atriumfibrilleren die PCI (percutane coronaire interventie) met stentplaatsing ondergaan.
Er is beperkte ervaring met een gereduceerde dosis van 15 mg Xarelto eenmaal daags (of 10 mg Xarelto eenmaal daags voor patiënten met matig ernstige nierinsufficiëntie [creatinineklaring 30 - 49 ml/min]) bovenop een P2Y12 remmer gedurende een maximum van 12 maanden bij patiënten met non-valvulair atriumfibrilleren die PCI met stentplaatsing ondergaan (zie rubriek 4.4 en 5.1).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Xarelto bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar zijn niet vastgesteld voor de indicatie preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met non‑valvulair atriumfibrilleren. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Daarom wordt het niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar voor andere indicaties dan de behandeling van VTE en preventie van recidief VTE.
Wijze van toediening
Volwassenen
Xarelto is voor oraal gebruik.
De tabletten dienen met voedsel te worden ingenomen (zie rubriek 5.2).
Vermalen van tabletten
Voor patiënten die niet in staat zijn om de hele tabletten door te slikken, mag de Xarelto tablet vlak vóór gebruik worden vermalen en gemengd met water of appelmoes, en oraal worden toegediend. Na de toediening van de vermalen Xarelto 15 mg of 20 mg filmomhulde tabletten dient de dosis onmiddellijk te worden gevolgd door voedsel.
De vermalen tablet mag ook via een maagsonde worden toegediend (zie rubriek 5.2 en 6.6).
Kinderen en adolescenten met een gewicht van meer dan 50 kg
Xarelto is voor oraal gebruik.
De patiënt moet worden geadviseerd de tablet door te slikken met vloeistof. De tablet moet ook met voedsel worden ingenomen (zie rubriek 5.2). De tabletten moeten met een interval van ongeveer 24 uur worden ingenomen.
Ingeval de patiënt de dosis onmiddellijk uitspuugt of binnen 30 minuten na innemen van de dosis braakt, moet een nieuwe dosis worden gegeven. Als de patiënt echter meer dan 30 minuten na de dosis braakt, mag de dosis niet opnieuw worden toegediend en moet de volgende dosis zoals gepland worden ingenomen.
De tablet mag niet worden gebroken om te proberen een deel van een tabletdosis te geven.
Vermalen van tabletten
Voor patiënten die niet in staat zijn om de hele tabletten door te slikken, moet Xarelto-granulaat voor orale suspensie worden gebruikt. Als de suspensie voor oraal gebruik niet onmiddellijk beschikbaar is en er zijn doses van 15 mg of 20 mg rivaroxaban voorgeschreven, dan kunnen deze worden gegeven door de tablet van 15 mg of 20 mg vlak vóór gebruik te vermalen en te mengen met water of appelmoes, en oraal toe te dienen.
De vermalen tablet mag ook via een neus‑maagsonde of maagsonde worden toegediend (zie rubriek 5.2 en 6.6).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Actieve klinisch significante bloeding.
Letsel of een aandoening, die beschouwd wordt als een significant risico op een ernstige bloeding. Hierbij kan het gaan om huidige of recente zweervorming in het maag-darmkanaal, aanwezigheid van maligne neoplasmata met een hoog bloedingsrisico, recent hersen- of spinaalletsel, recente hersenoperatie of een spinale of oftalmologische operatie, recente intracraniale bloeding, bekende of vermoede slokdarmvarices, arterioveneuze malformaties, vasculaire aneurysmata of ernstige instraspinale of intracerebrale vaatafwijkingen.
Gelijktijdige behandeling met andere antistollingsmiddelen, zoals niet-gefractioneerde heparine (UFH), laagmoleculairgewichtheparines (enoxaparine, dalteparine enz.), heparine derivaten (fondaparinux enz.), orale antistollingsmiddelen (warfarine, dabigatran etexilaat, apixaban, enz.) wordt niet aanbevolen tenzij in het specifieke geval dat er van antistollingsmiddel wordt gewisseld (zie rubriek 4.2) of als UFH wordt gegeven in een dosering die nodig is om een centrale veneuze of arteriële katheter open te houden (zie rubriek 4.5).
Leveraandoening gepaard gaande met coagulopathie en een klinisch relevant bloedingsrisico, waaronder cirrotische patiënten met Child-Pugh B en C (zie rubriek 5.2).
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van rivaroxaban is beoordeeld in dertien fase III-hoofdonderzoeken (zie Tabel 1).
In totaal werden 69.608 volwassen patiënten in negentien fase III‑onderzoeken en 488 pediatrische patiënten in twee fase II‑onderzoeken en twee fase III‑onderzoeken blootgesteld aan rivaroxaban.
Tabel 1: Aantal onderzochte patiënten, totale dagelijkse dosis en maximale behandelingsduur in fase III‑onderzoeken bij volwassenen en kinderen
Indicatie | Aantal patiënten* | Totale dagelijkse dosis | Maximale behandelingsduur |
Preventie van veneuze trombo-embolie (VTE) bij volwassen patiënten die een electieve heup- of knievervangende operatie ondergingen. | 6.097 | 10 mg | 39 dagen |
Preventie van VTE bij medisch zieke patiënten | 3.997 | 10 mg | 39 dagen |
Behandeling van DVT, PE en preventie van recidieven | 6.790 | Dag 1 ‑ 21 30 mg | 21 maanden |
Behandeling van VTE en preventie van recidief VTE bij voldragen neonaten en kinderen jonger dan 18 jaar na aanvang van een standaard antistollingsbehandeling | 329 | Dosis aangepast aan het lichaamsgewicht om een blootstelling te bereiken die vergelijkbaar is met de blootstelling waargenomen bij volwassenen die voor DVT werden behandeld met 20 mg rivaroxaban eenmaal daags | 12 maanden |
Preventie van beroerte en systemische embolie bij patiënten met non-valvulair atriumfibrilleren | 7.750 | 20 mg | 41 maanden |
Preventie van atherotrombotische complicaties bij patiënten na een acuut coronair syndroom (ACS) | 10.225 | Respectievelijk 5 mg of 10 mg samen met óf ASA óf ASA plus clopidogrel of ticlopidine | 31 maanden |
Preventie van atherotrombotische complicaties bij patiënten met CHZ/PAV | 18.244 | 5 mg samen met ASA, of 10 mg alleen | 47 maanden |
3.256** | 5 mg samen met ASA | 42 maanden |
*Patiënten blootgesteld aan ten minste één dosis rivaroxaban
**Afkomstig van het VOYAGER PAD‑onderzoek
De vaakst gemelde bijwerkingen bij patiënten die rivaroxaban kregen, waren bloedingen (Tabel 2) (zie rubriek 4.4 en ‘Beschrijving van bepaalde bijwerkingen’ hieronder). De vaakst gemelde bloedingen waren epistaxis (4,5%) en hemorragie van het maag-darmkanaal (3,8%).
Tabel 2: Frequentie van voorvallen van bloedingen* en anemie bij patiënten die aan rivaroxaban werden blootgesteld in alle voltooide fase III‑onderzoeken bij volwassenen en kinderen
Indicatie | Om het even welke bloeding | Anemie |
Preventie van VTE bij volwassen patiënten die een electieve heup‑ of knievervangende operatie ondergingen | 6,8% van de patiënten | 5,9% van de patiënten |
Preventie van VTE bij medisch zieke patiënten | 12,6% van de patiënten | 2,1% van de patiënten |
Behandeling van DVT, PE en preventie van recidieven | 23% van de patiënten | 1,6% van de patiënten |
Behandeling van VTE en preventie van recidief VTE bij voldragen neonaten en kinderen jonger dan 18 jaar na aanvang van een standaard antistollingsbehandeling | 39,5% van de patiënten | 4,6% van de patiënten |
Preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met non‑valvulair atriumfibrilleren | 28 per 100 patiëntjaren | 2,5 per 100 patiëntjaren |
Preventie van atherotrombotische complicaties bij patiënten na een ACS | 22 per 100 patiëntjaren | 1,4 per 100 patiëntjaren |
Preventie van atherotrombotische complicaties bij patiënten met CHZ/PAV | 6,7 per 100 patiëntjaren | 0,15 per 100 patiëntjaren** |
8,38 per 100 patiëntjaren# | 0,74 per 100 patiëntjaren***# |
* Voor alle onderzoeken met rivaroxaban worden alle bloedingsvoorvallen verzameld, gerapporteerd en beoordeeld.
** In het COMPASS‑onderzoek is de incidentie van anemie laag, omdat er een selectieve methode voor het verzamelen van bijwerkingen werd gebruikt.
*** Een selectieve methode voor het verzamelen van bijwerkingen werd gebruikt.
# Afkomstig van het VOYAGER PAD‑onderzoek.
Bijwerkingen weergegeven in tabelvorm
De frequenties van bijwerkingen die werden gemeld met Xarelto bij volwassen en pediatrische patiënten staan per systeem/orgaanklasse (volgens MedDRA) en per frequentie weergegeven in Tabel 3 hieronder.
De frequenties worden als volgt gedefinieerd:
zeer vaak: > 1/10
vaak: ≥ 1/100, < 1/10
soms: ≥ 1/1.000, < 1/100
zelden: ≥ 1/10.000, < 1/1.000
zeer zelden: < 1/10.000
niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald
Tabel 3: Alle bijwerkingen die zijn gemeld bij volwassen patiënten in klinische fase III-studies of tijdens postmarketinggebruik* en bij pediatrische patiënten in twee fase II‑studies en twee fase III‑studies
Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden | Niet bekend |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | ||||
Anemie (incl. betreffende laboratoriumwaarden) | Trombocytose (incl. verhoogde plaatjestelling) A, trombocytopenie |
|
|
|
Immuunsysteemaandoeningen | ||||
| Allergische reactie, allergische dermatitis, angio‑oedeem en allergisch oedeem |
| Anafylactische reacties, inclusief anafylactische shock |
|
Zenuwstelselaandoeningen | ||||
Duizeligheid, hoofdpijn | Cerebrale en intracraniale hemorragie, syncope |
|
|
|
Oogaandoeningen | ||||
Hemorragie van de ogen (incl. conjunctivale hemorragie) |
|
|
|
|
Hartaandoeningen | ||||
| Tachycardie |
|
|
|
Bloedvataandoeningen | ||||
Hypotensie, hematoom |
|
|
|
|
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | ||||
Epistaxis, bloed ophoesten |
|
| Eosinofiele pneumonie |
|
Maagdarmstelselaandoeningen | ||||
Tandvleesbloeding, hemorragie van het maag-darmkanaal (incl. rectale hemorragie), abdominale en gastro-intestinale pijn, dyspepsie, misselijkheid, obstipatieA, diarree, brakenA | Droge mond |
|
|
|
Lever- en galaandoeningen | ||||
Verhoogde transaminases | Leverfunctiestoornissen, verhoogd bilirubine, verhoogd alkalische fosfatase in het bloedA, verhoogd GGTA | Geelzucht, verhoogd geconjugeerd bilirubine (al dan niet gepaard gaande met verhoogde ALAT-waarden), cholestase, hepatitis (incl. hepatocellulaire schade) |
|
|
Huid- en onderhuidaandoeningen | ||||
Pruritus (incl. zeldzame gevallen van gegeneraliseerde pruritus), huiduitslag, ecchymose, cutane en subcutane hemorragie | Urticaria |
| Stevens-Johnsonsyndroom/ toxische epidermale necrolyse, DRESS‑syndroom |
|
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | ||||
Pijn in de extremiteiten A | Hemartrose | Spierhemorragie |
| Compartiment-syndroom secundair aan een bloeding |
Nier- en urinewegaandoeningen | ||||
Urogenitale hemorragie (incl. hematurie en menorragieB), verminderde nierfunctie (incl. verhoogd bloedcreatinine, verhoogd bloedureum) |
|
|
| Nierfalen/acuut nierfalen secundair aan een bloeding welke kan leiden tot hypoperfusie, nefropathie gerelateerd aan antistollingsmiddel |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | ||||
KoortsA, perifeer oedeem, verminderde algehele kracht en energie (incl. vermoeidheid en asthenie) | Zich onwel voelen (incl. malaise) | Gelokaliseerd oedeemA |
|
|
Onderzoeken | ||||
| Verhoogd LDHA, verhoogd lipaseA, verhoogd amylaseA |
|
|
|
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | ||||
Postprocedurele hemorragie (incl. postoperatieve anemie en wondhemorragie), contusie, wondsecretieA |
| Vasculair pseudoaneurysmaC |
|
|
A: waargenomen bij preventie van VTE bij volwassen patiënten die een electieve heup- of knievervangende operatie ondergaan
B: waargenomen bij behandeling van DVT, PE en preventie van recidieven als zeer vaak bij vrouwen < 55 jaar
C: waargenomen als soms bij preventie van atherotrombotische complicaties bij patiënten na een ACS (na een percutane coronaire interventie)
* In geselecteerde fase III‑onderzoeken werd een vooraf gespecificeerde, selectieve methode voor het verzamelen van bijwerkingen gebruikt. De incidentie van bijwerkingen nam niet toe en na analyse van deze onderzoeken werd geen nieuwe bijwerking vastgesteld.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Vanwege het farmacologische werkingsmechanisme kan het gebruik van Xarelto geassocieerd zijn met een verhoogd risico op occulte of duidelijke bloedingen van elk weefsel of orgaan, die kunnen leiden tot posthemorragische anemie. De klachten, symptomen en ernst (inclusief fatale afloop) variëren afhankelijk van de locatie en de mate of uitgebreidheid van de bloeding en/of anemie (zie rubriek 4.9 ‘Behandeling van een bloeding’). In de klinische onderzoeken werden bloedingen van slijmvliezen (bijvoorbeeld epistaxis, gingivaal, gastro-intestinaal, urogenitaal, met inbegrip van abnormale vaginale of toegenomen menstruele bloedingen) en anemie vaker gezien gedurende een langdurige behandeling met rivaroxaban, in vergelijking met een behandeling met een VKA. Daarom kan, naast een adequaat klinisch toezicht, laboratoriumonderzoek van het hemoglobine/hematocriet van waarde zijn voor het ontdekken van occult bloedverlies en voor het kwantificeren van de klinische relevantie van manifest bloedverlies, indien dit geschikt wordt geacht.
Het risico op bloedingen kan verhoogd zijn bij bepaalde patiëntengroepen, bijvoorbeeld bij patiënten met ernstige arteriële hypertensie die niet onder controle is en/of die gelijktijdig een behandeling krijgen die de hemostase beïnvloedt (zie rubriek 4.4 ‘Risico op bloedingen’). Menstruele bloedingen kunnen intensiever worden en/of langer duren. Bloedingscomplicaties kunnen zich uiten in zwakte, bleekheid, duizeligheid, hoofdpijn of onverklaarde zwelling, dyspnoe en onverklaarde shock. In sommige gevallen zijn symptomen van cardiale ischemie zoals angina pectoris als gevolg van anemie waargenomen.
Bekende complicaties als gevolg van een ernstige bloeding, zoals compartimentsyndroom en nierfalen als gevolg van hypoperfusie of nefropathie gerelateerd aan antistollingsmiddel, zijn gemeld voor Xarelto. Daarom moet bij de beoordeling van de conditie van patiënten die worden behandeld met anticoagulantia altijd de mogelijkheid van een bloeding worden overwogen.
Pediatrische patiënten
Behandeling van VTE en preventie van recidief VTE
De veiligheidsbeoordeling bij kinderen en adolescenten is gebaseerd op de veiligheidsgegevens van twee open‑label fase II‑studies en één open‑label fase III‑studie met actieve comparator bij pediatrische patiënten vanaf de geboorte tot een leeftijd jonger dan 18 jaar. Doorgaans waren de veiligheidsbevindingen voor de diverse pediatrische leeftijdsgroepen vergelijkbaar tussen rivaroxaban en de comparator. Over het geheel genomen was het veiligheidsprofiel bij de 412 kinderen en adolescenten die met rivaroxaban werden behandeld, vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij de volwassen populatie en was het consistent voor alle leeftijdssubgroepen, hoewel de beoordeling beperkt is vanwege het kleine aantal patiënten.
Bij pediatrische patiënten werden hoofdpijn (zeer vaak; 16,7%), koorts (zeer vaak; 11,7%), epistaxis (zeer vaak; 11,2%), braken (zeer vaak; 10,7%), tachycardie (vaak; 1,5%), verhoogd bilirubine (vaak; 1,5%) en verhoogd geconjugeerd bilirubine (soms; 0,7%) frequenter gemeld dan bij volwassenen. In overeenstemming met de volwassen populatie werd menorragie na menarche waargenomen bij 6,6% (vaak) van de vrouwelijke adolescenten. Trombocytopenie, zoals waargenomen in de postmarketingervaring bij de volwassen populatie, kwam vaak (4,6%) voor in klinische studies met kinderen. De bijwerkingen bij pediatrische patiënten waren voornamelijk licht tot matig ernstig.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie :
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
Nederland
Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb
Website: www.lareb.nl
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bayer AG
51368 Leverkusen
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/472/017-021, EU/1/08/472/024, EU/1/08/472/037, EU/1/08/472/039, EU/1/08/472/049.
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
06/2024
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2888675 | XARELTO 20 MG FILMOMH TABL 28 X 20 MG | B01AF01 | € 59,17 | - | Ja | - | - |
2888683 | XARELTO 20 MG FILMOMH TABL 98 X 20 MG | B01AF01 | € 181,6 | - | Ja | - | - |
2990471 | XARELTO 20 MG FILMOMH TABL 100 X 20 MG UD | B01AF01 | - | € 206 | Ja | - | - |
3339199 | XARELTO 20 MG FILMOMH TABL 100 X 20 MG | B01AF01 | - | - | Ja | - | - |