BIJLAGE I
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Suboxone 2 mg/0,5 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Suboxone 8 mg/2 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Suboxone 16 mg/4 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Suboxone 2 mg/0,5 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 2 mg buprenorfine (als hydrochloride) en 0,5 mg naloxon (als hydrochloridedihydraat).
Hulpstoffen met bekend effect:
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 42 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
Suboxone 8 mg/2 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 8 mg buprenorfine (als hydrochloride) en 2 mg naloxon (als hydrochloridedihydraat).
Hulpstoffen met bekend effect:
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 168 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
Suboxone 16 mg/4 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 16 mg buprenorfine (als hydrochloride) en 4 mg naloxon (als hydrochloridedihydraat).
Hulpstoffen met bekend effect:
Elke tablet voor sublinguaal gebruik bevat 156,64 mg lactose (als monohydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Tablet voor sublinguaal gebruik
Suboxone 2 mg/0,5 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Witte, zeshoekige, dubbelconvexe tabletten van 6,5 mm, gegraveerd met ‘N2’ aan één kant.
Suboxone 8 mg/2 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Witte, zeshoekige, dubbelconvexe tabletten van 11 mm, gegraveerd met ‘N8’ aan één kant.
Suboxone 16 mg/4 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
Witte, ronde, dubbelconvexe tabletten van 10,5 mm, gegraveerd met ‘N16’ aan één kant.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Een substitutietherapie voor de behandeling van afhankelijkheid van opioïden in een kader van medische, sociale en psychologische behandeling. De naloxoncomponent heeft als doel verkeerd gebruik van het geneesmiddel via intraveneuze weg te ontmoedigen. Suboxone is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen en adolescenten ouder dan 15 jaar die hebben ingestemd met een behandeling van hun verslaving.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling moet plaatsvinden onder toezicht van een arts met ervaring in het behandelen van afhankelijkheid van/verslaving aan opiaten.
Te nemen voorzorgen voorafgaand aan inductie
Voordat de behandeling wordt ingesteld, moet worden nagegaan van welk type opioïde men afhankelijk is (d.w.z. een lang‑ of kortwerkend opioïde), hoeveel tijd er verstreken is sinds het laatste opioïdengebruik en wat de mate van afhankelijkheid ervan is. Om het uitlokken van ontwenning te vermijden, moet inductie met buprenorfine/naloxon of alleen buprenorfine plaatsvinden wanneer er objectieve en duidelijke tekenen van ontwenning zichtbaar zijn (wat bijvoorbeeld blijkt uit een score die wijst op lichte tot matige ontwenningsverschijnselen op de gevalideerde Clinical Opioid Withdrawal Scale (COWS)).
- Voor patiënten die afhankelijk zijn van heroïne of kortwerkende opioïden moet de eerste dosis buprenorfine/naloxon worden gebruikt wanneer er tekenen van ontwenning verschijnen, maar minstens 6 uur na het laatste opioïdengebruik.
- Voor patiënten die methadon gebruiken, moet de dosis methadon tot maximaal 30 mg/dag worden verlaagd voordat de behandeling met buprenorfine/naloxon wordt ingesteld. Bij aanvang van de behandeling met buprenorfine/naloxon moet rekening worden gehouden met de lange halfwaardetijd van methadon. De eerste dosis buprenorfine/naloxon mag alleen worden ingenomen wanneer er tekenen van ontwenning verschijnen, maar ten minste 24 uur nadat de patiënt voor het laatst methadon heeft gebruikt. Bij patiënten die afhankelijk zijn van methadon kan buprenorfine symptomen van ontwenning uitlokken.
Dosering
Instellen van de behandeling (inductie)
De aanbevolen startdosis voor volwassenen en adolescenten ouder dan 15 jaar is twee tabletten Suboxone 2 mg/0,5 mg. Dit kan worden bereikt met twee tabletten Suboxone 2 mg/0,5 mg als enkelvoudige dosis die tot tweemaal op dag 1 kan worden herhaald om ongewenste ontwenningsverschijnselen zoveel mogelijk te beperken en de patiënt in behandeling te houden.
Tijdens het instellen van de behandeling wordt dagelijks toezicht op de toediening aanbevolen om ervoor te zorgen dat de dosis juist geplaatst wordt onder de tong en om de respons van de patiënt op de behandeling te controleren, als leidraad voor de effectieve dosistitratie op basis van het klinische effect.
Stabilisatie van de dosering en onderhoudsbehandeling
Na inductie van de behandeling op dag 1 moet de patiënt snel op een adequate onderhoudsdosis worden gestabiliseerd door te titreren naar een dosis die de patiënt in behandeling houdt en de effecten van opioïdenontwenning onderdrukt. Dit gebeurt op geleide van een herbeoordeling van de klinische en psychische toestand van de patiënt. De maximale enkelvoudige dagelijkse dosis mag niet hoger zijn dan 24 mg buprenorfine.
Tijdens de onderhoudsbehandeling kan het nodig zijn de patiënt periodiek op een nieuwe onderhoudsdosis te stabiliseren naargelang de behoeften van de patiënt veranderen.
Minder dan dagelijkse toediening
Nadat voldoende stabilisatie is bereikt, kan de toedieningsfrequentie van Suboxone worden verlaagd naar toediening om de andere dag van tweemaal de individueel getitreerde dagelijkse dosis. Een patiënt die bijvoorbeeld is gestabiliseerd op een dagelijkse dosis van 8 mg/2 mg kan om de andere dag 16 mg/4 mg krijgen, waarbij op de tussenliggende dagen geen dosis wordt gegeven. Nadat voldoende stabilisatie is bereikt, kan bij sommige patiënten de toedieningsfrequentie van Suboxone worden verlaagd naar 3 maal per week (bijvoorbeeld op maandag, woensdag en vrijdag). De dosis op maandag en woensdag moet dan tweemaal de individueel getitreerde dagelijkse dosis zijn, en de dosis op vrijdag driemaal de individueel getitreerde dagelijkse dosis, waarbij op de tussenliggende dagen geen dosis wordt gegeven. De dosis die per dag wordt gegeven, mag echter niet hoger zijn dan 24 mg. Voor patiënten die een getitreerde dagelijkse dosis > 8 mg/dag nodig hebben, is dit regime mogelijk niet geschikt.
Afbouwen van de medicatie
Nadat voldoende stabilisatie is bereikt, kan de dosis geleidelijk worden verlaagd naar een lagere onderhoudsdosis, als de patiënt hiermee akkoord gaat. In sommige gunstige gevallen kan de behandeling worden gestaakt. De beschikbaarheid van de tablet voor sublinguaal gebruik in doses van 2 mg/0,5 mg en 8 mg/2 mg maakt een geleidelijke verlaging van de dosis mogelijk. Voor patiënten die een lagere dosis buprenorfine nodig hebben, kan de buprenorfine 0,4 mg tablet voor sublinguaal gebruik worden gebruikt. Nadat de medicatie is afgebouwd, moeten de patiënten worden gecontroleerd vanwege de kans op recidief.
Wisselen tussen buprenorfine en buprenorfine/naloxon
Bij sublinguaal gebruik hebben buprenorfine/naloxon en buprenorfine vergelijkbare klinische effecten en zijn ze onderling verwisselbaar. Voordat tussen buprenorfine/naloxon en buprenorfine wordt gewisseld, moeten de voorschrijvend arts en de patiënt echter akkoord gaan met deze verandering, en de patiënt moet worden gecontroleerd voor het geval dat de dosis opnieuw moet worden aangepast.
Wisselen tussen tablet en film voor sublinguaal gebruik (indien van toepassing)
Patiënten die wisselen tussen Suboxone tabletten voor sublinguaal gebruik en Suboxone film moeten met dezelfde dosis starten als het eerder toegediende geneesmiddel. Bij het wisselen tussen geneesmiddelen kunnen echter dosisaanpassingen nodig zijn. Door de mogelijk grotere relatieve biologische beschikbaarheid van Suboxone film ten opzichte van Suboxone tabletten voor sublinguaal gebruik, moeten patiënten die van tabletten naar film voor sublinguaal gebruik overschakelen, worden gecontroleerd op overdosering. Patiënten die van film naar tabletten voor sublinguaal gebruik overschakelen, moeten gecontroleerd worden op ontwenningsverschijnselen of andere indicaties van onderdosering. Klinisch onderzoek heeft aangetoond dat de farmacokinetiek van de Suboxone film niet stelselmatig vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige dosissterkte van Suboxone tabletten voor sublinguaal gebruik of met de farmacokinetiek van de combinaties hiervan (zie rubriek 5.2). Wanneer er wordt gewisseld tussen Suboxone films en Suboxone tabletten voor sublinguaal gebruik moet de patiënt worden gecontroleerd voor het geval de dosis moet worden aangepast. Het wordt niet aanbevolen verschillende formuleringen te combineren of af te wisselen tussen de film‑ en de tabletformuleringen voor sublinguaal gebruik.
Speciale populaties
Ouderen
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine/naloxon bij patiënten ouder dan 65 jaar zijn niet vastgesteld. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Leverfunctiestoornis
Omdat de farmacokinetiek van buprenorfine/naloxon gewijzigd kan zijn bij patiënten met een leverfunctiestoornis worden lagere startdoses en zorgvuldige dosistitratie aanbevolen bij patiënten met een lichte tot matig ernstige leverfunctiestoornis. Buprenorfine/naloxon is gecontra‑indiceerd bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Bij patiënten met een nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis buprenorfine/naloxon niet nodig. Voorzichtigheid is geboden bij toediening aan patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) (zie rubriek 4.4 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van buprenorfine/naloxon bij kinderen jonger dan 15 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Artsen moeten hun patiënten waarschuwen dat de sublinguale toedieningswijze de enige effectieve en veilige toedieningswijze is voor dit geneesmiddel (zie rubriek 4.4). De tablet moet onder de tong worden geplaatst totdat deze volledig is opgelost. Patiënten mogen niet slikken, eten of drinken totdat de tablet volledig is opgelost.
De dosis kan bestaan uit meerdere Suboxone tabletten met een verschillende sterkte die allemaal tegelijk kunnen worden gebruikt of in twee delen worden verdeeld, waarbij het tweede deel moet worden toegediend meteen nadat het eerste deel is opgelost.
4.3 Contra‑indicaties
• overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen);
• ernstige ademhalingsinsufficiëntie;
• ernstige leverfunctiestoornis;
• acuut alcoholisme of delirium tremens;
• gelijktijdige toediening van opioïdantagonisten (naltrexon, nalmefeen) voor de behandeling van afhankelijkheid van alcohol of opioïden.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De bijwerkingen die het vaakst gemeld zijn tijdens de klinische hoofdonderzoeken en die gerelateerd waren aan de behandeling waren constipatie en symptomen die vaak gepaard gaan met ontwenning (d.w.z. insomnia, hoofdpijn, nausea, hyperhidrose en pijn). Een aantal meldingen van insulten, braken, diarree en verhoogde leverfunctietests werd als ernstig beschouwd.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In tabel 1 wordt een samenvatting weergegeven van de bijwerkingen die gemeld zijn in het kader van de klinische hoofdonderzoeken waarin 342 van de 472 patiënten (72,5%) een bijwerking rapporteerden, en van de bijwerkingen die gemeld zijn in het kader van postmarketingbewaking.
De frequentie van de hieronder vermelde, mogelijke bijwerkingen is bepaald op basis van de volgende classificatie:
zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1: Behandelingsgerelateerde bijwerkingen die in klinische onderzoeken en in het kader van postmarketingbewaking in verband met buprenorfine/naloxon zijn gemeld
Systeem/orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Niet bekend |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
| Griep | Urineweginfectie |
|
Bloed‑ en lymfestelselaandoeningen |
|
| Anemie |
|
Immuunsysteemaandoeningen |
|
| Overgevoeligheid | Anafylactische shock |
Voedings‑ en stofwisselingsstoornissen |
|
| Verminderde eetlust |
|
Psychische stoornissen | Insomnia | Angst | Abnormale dromen | Hallucinatie |
Zenuwstelselaandoeningen | Hoofdpijn | Migraine | Amnesie | Hepatische encefalopathie |
Oogaandoeningen |
| Amblyopie | Conjunctivitis |
|
Evenwichtsorgaan‑ en ooraandoeningen |
|
|
| Vertigo |
Hartaandoeningen |
|
| Angina pectoris |
|
Bloedvataandoeningen |
| Hypertensie | Hypotensie | Orthostatische hypotensie |
Ademhalingsstelsel‑, borstkas‑ en mediastinumaandoeningen |
| Hoesten | Astma | Bronchospasme |
Maagdarmstelselaandoeningen | Constipatie | Abdominale pijn | Mondulceratie |
|
Lever‑ en galaandoeningen |
|
|
| Hepatitis |
Huid‑ en onderhuidaandoeningen | Hyperhidrose | Pruritus | Acne | Angio‑oedeem |
Skeletspierstelsel‑ en bindweefselaandoeningen |
| Rugpijn | Artritis |
|
Nier‑ en urinewegaandoeningen |
| Urineafwijking | Albuminurie |
|
Voortplantingsstelsel‑ en borstaandoeningen |
| Erectiele disfunctie | Amenorroe |
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Abstinentiesyndroom | Asthenie | Hypothermie | Abstinentiesyndroom, neonataal |
Onderzoeken |
| Leverfunctietests abnormaal | Bloedcreatinine verhoogd | Transaminasen verhoogd |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties |
| Letsel | Hitteberoerte |
|
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bij verkeerd gebruik van dit geneesmiddel via intraveneuze weg worden bepaalde bijwerkingen eerder toegeschreven aan het verkeerde gebruik dan aan het geneesmiddel, met name lokale, soms septische reacties (abces, cellulitis). Er is ook melding gemaakt van mogelijk ernstige, acute hepatitis en andere infecties zoals pneumonie en endocarditis (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met een duidelijke geneesmiddelafhankelijkheid kan een eerste toediening van buprenorfine leiden tot een abstinentiesyndroom dat te vergelijken is met dat van naloxon (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Indivior Europe Limited
27 Windsor Place
Dublin 2
D02 DK44
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Suboxone 2 mg/0,5 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
EU/1/06/359/001
EU/1/06/359/002
Suboxone 8 mg/2 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
EU/1/06/359/003
EU/1/06/359/004
Suboxone 16 mg/4 mg tabletten voor sublinguaal gebruik
EU/1/06/359/005
EU/1/06/359/006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
08/2021
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu/
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig |
---|---|---|---|---|---|
2464980 | SUBOXONE 2MG/0,5MG TABL SUBL 7 | N07BC51 | € 9,06 | - | Ja |
2464998 | SUBOXONE 2MG/0,5MG TABL SUBL 28 | N07BC51 | € 24,84 | - | Ja |