▼Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Depakine 300 mg/ml drank
Depakine 300 mg/5 ml siroop
Depakine Enteric 300 mg maagsapresistente tabletten
Depakine Enteric 500 mg maagsapresistente tabletten
Depakine Chrono 300 mg tabletten met verlengde afgifte
Depakine Chrono 500 mg tabletten met verlengde afgifte
Depakine I.V. 400 mg/4 ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Depakine 300 mg/ml drank
Natriumvalproaat 300 mg per 1 ml.
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 43 mg natrium per ml.
Depakine 300 mg/5 ml siroop
Natriumvalproaat 300 mg per 5 ml.
Hulpstoffen met bekend effect: sorbitol (E420) 10 g/100 ml, sucrose 70 g/100 ml, methylparahydroxybenzoaat (E218) 0,10 g/100 ml, propylparahydroxybenzoaat (E216) 0,02 g/100 ml, ethanol 0,00135 mg per 5 ml.
Dit geneesmiddel bevat 42 mg natrium per 5 ml.
Depakine Enteric 300 mg maagsapresistente tabletten
Natriumvalproaat 300 mg per tablet
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 41 mg natrium per tablet.
Depakine Enteric 500 mg maagsapresistente tabletten
Natriumvalproaat 500 mg per tablet
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 69 mg natrium per tablet.
Depakine Chrono 300 mg tabletten met verlengde afgifte
Natriumvalproaat 200 mg – Valproïnezuur 87 mg (=100 mg natriumvalproaat) per tablet
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 28 mg natrium per tablet.
Depakine Chrono 500 mg tabletten met verlengde afgifte
Natriumvalproaat 333 mg – Valproïnezuur 145 mg (=167 mg natriumvalproaat) per tablet
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 47 mg natrium per tablet.
Depakine I.V. 400 mg/4 ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Lyofilisaat : 400 mg natriumvalproaat per injectieflacon
Hulpstoffen met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat 55 mg natrium per 4 ml.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Depakine: drank
Depakine: siroop
Depakine Enteric 300 - 500: maagsapresistente tabletten
Depakine Chrono 300 – 500 tabletten met verlengde afgifte
Depakine I.V.: poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
- Natriumvalproaat is aangewezen in monotherapie bij:
- primaire vormen van veralgemeende epilepsie: Grand Mal met of zonder mycoclonieën; Petit Mal; myoclonische epilepsie; associatie Grand Mal + Petit Mal,
- goedaardige partiële epilepsie, o.a. met rolandische paroxismen.
Natriumvalproaat in monotherapie of polytherapie is eveneens efficiënt bij:
- secundaire vormen van veralgemeende epilepsie,
- partiële epilepsie met eenvoudige of complexe symptomatologie.
N.B.: in geval van onvoldoende therapeutisch effect bij een monotherapie, is de associatie van natriumvalproaat en een ander anticonvulsivum aangewezen.
I.V. vorm
Wanneer de toestand van de patiënt de toediening van orale vormen tijdelijk onmogelijk maakt.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
- ALGEMEEN
Orale vormen
De aanbevolen gemiddelde dagdosis aanbevolen voor natriumvalproaat is:
30 mg/kg bij zuigelingen, 20 tot 30 mg/kg bij kinderen en volwassenen.
Dagdosissen hoger dan 40 mg/kg bij zuigelingen, 35 mg/kg bij kinderen en 30 mg/kg bij volwassenen zijn zelden nodig in monotherapie.
De behandeling blijkt doorgaans doeltreffend te zijn bij plasmaspiegels van ongeveer 40 tot 100 mg/liter (278 tot 694 mol/l). Serumspiegels die constant boven de 200 mg/liter (1388 mol/l) liggen, vereisen een dosisverlaging.
Het is ook aanbevolen om de bloedspiegel te bepalen als de dosis gelijk is aan of hoger is dan 50 mg/kg per dag.
De bloedafname voor de dosering van valproïnezuur moet bij voorkeur gebeuren ‘s morgens voor de eerste inname.
Ongeacht de leeftijd, moet natriumvalproaat geleidelijk toegediend worden: een startdosis van ongeveer 10 mg/kg per dag, daarna verhoging met 5 mg/kg om de 2 tot 3 dagen om de optimale dosering te bereiken in ongeveer één week.
Deze geleidelijke toediening is van toepassing voor de verschillende galenische vormen, inclusief de Chronovorm.
Valproaat wordt geleidelijk aan opgevoerd zodat na ongeveer 2 weken de optimale dosering bekomen wordt ; deze benadert meestal deze die gebruikt wordt in monotherapie maar ze kan soms hoger liggen ; in het begin bedraagt de startdosis ook 10 mg/kg per dag en deze wordt ook om de 2 tot 3 dagen met 5 mg/kg verhoogd.
Zodra valproaat wordt toegevoegd, verlaagt men de dosis van de andere anti-epileptica met minstens een kwart, om 2 redenen: enerzijds versnellen deze laatste door enzyminductie de metabolisatie en bijgevolg de klaring van valproïnezuur, en anderzijds vertraagt valproïnezuur hun metabolisatie.
Als valproaat een vroegere behandeling moet vervangen, moet de ontwenning van de andere anti-epileptica geleidelijk gebeuren. De substitutie gebeurt in 2 tot 4 weken en zal des te langzamer moeten gebeuren in geval van lang bestaande epilepsie, slecht gecontroleerde aanvallen, een langdurige vroegere behandeling op basis van fenobarbital, primidon en/of fenytoïne.
De startdosis natriumvalproaat moet 5 mg/kg bedragen; deze dosis wordt om de 4 tot 5 dagen met 5 mg/kg verhoogd om na 2 tot 3 weken de optimale dosis te bereiken.
Als natriumvalproaat door een ander anti-epilepticum moet vervangen worden, zal men de dosis natriumvalproaat geleidelijk verminderen met 5 tot 10 mg/kg/dag om de 2 tot 3 dagen en de dosis van het ander anti-epilepticum geleidelijk verhogen.
I.V. Inspuitbare vorm
De patiënten die reeds behandeld werden met een orale vorm aan een optimale dosering, kunnen dezelfde dosis krijgen via een continu of herhaald infuus.
Bij de andere patiënten wordt een dosis van 10 mg/kg bij volwassenen en van 20 mg/kg bij kinderen toegediend via een trage I.V. injectie gedurende 3 tot 5 minuten. Daarna krijgt de patiënt een (continu of herhaald) infuus van max. 2500 mg/24u bij volwassenen en max. 1000 mg/24 u bij kinderen.
De I.V.- vorm moet zo snel mogelijk vervangen worden door een orale vorm.
B. SPECIFIEKE GROEPEN
Meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden
De behandeling met valproaat dient te worden opgestart en gecontroleerd door een specialist die ervaren is in het behandelen van epilepsie.
Valproaat mag niet worden gebruikt bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden, tenzij andere behandelingen niet doeltreffend zijn of niet verdragen worden.
Valproaat wordt voorgeschreven en afgeleverd in overeenstemming met het zwangerschapspreventieprogramma voor valproaat (zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Valproaat dient bij voorkeur als monotherapie en in de laagste werkzame dosis te worden voorgeschreven, indien mogelijk als formulering met verlengde afgifte. De dagelijkse dosis moet worden opgesplitst in ten minste twee enkelvoudige doses (zie rubriek 4.6).
Mannen: Aanbevolen wordt dat een specialist met ervaring in het behandelen van epilepsie de behandeling met Depakine start en opvolgt (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
Kinderen: Wat de orale vormen betreft, zijn de siroop en de druppels voor oraal gebruik meer geschikt voor gebruik bij kinderen jonger dan 11 jaar.
Oudere patiënten: Wijzigingen van de farmacokinetische parameters (toename van het distributievolume en afname van de binding aan plasma-albumine wat leidt tot een stijging van de vrije fractie van valproïnezuur).
Deze wijzigingen zijn echter meestal klinisch weinig relevant. De dosering moet bepaald worden op basis van de klinische respons (controle van de aanvallen) en de dosering in het bloed.
Nierinsufficiëntie: Een dosisverlaging kan noodzakelijk blijken omwille van een verhoging van de vrije fractie van valproïnezuur. Deze stijging houdt verband met de afname van het serumalbumine en van de urinaire excretie van vrije metabolieten. Men moet hiermee rekening houden en de dosering bijgevolg verlagen.
Bij patiënten met renale insufficiëntie kan het nodig zijn om de dosering te verlagen of om de dosering te verhogen bij patiënten die hemodialyse ondergaan. Valproaat is dialyseerbaar (zie rubriek 4.9). De dosering moet worden aangepast volgens de klinische monitoring van de patiënt (zie rubriek 4.4).
Leverinsufficiëntie: Er werden stoornissen in de leverfunctietesten beschreven, inclusief gevallen van ernstige leverinsufficiëntie bij patiënten die behandeld werden met valproaat (zie rubriek. 4.3. Contra-indicaties en 4.4.1 Bijzondere waarschuwingen).
Wijze van toediening
Orale vormen
Het aantal innamen zal in functie zijn van de gebruikte galenische vorm:
3 tot 4 innamen per dag met de non retard vormen (Depakine Drank, Siroop, Enteric).
1 tot 2 innamen per dag met Depakine Chrono tabletten (de verlengde afgifte is niet verstoord door de deelbaarheid).
1 inname per dag is mogelijk in geval van een epilepsie die goed onder controle is met een dagdosis van 20 tot 30 mg/kg.
De totale toegediende dagdosis is dezelfde voor deze verschillende vormen die, onder deze voorwaarde, onderling kunnen verwisseld worden.
Ongeacht de galenische vorm, wordt natriumvalproaat bij voorkeur toegediend tijdens de maaltijden.
De maagsapresistente tabletten (Enteric) moeten ingeslikt worden zonder ze stuk te bijten.
De drank moet verdund worden in een half glas niet bruisend water, bij voorkeur gesuikerd.
N.B.:
- In geval van definitieve stopzetting van een behandeling met natriumvalproaat, is het aanbevolen om de dagdosis geleidelijk te verlagen met 5 tot 10 mg/kg/dag om de 2 - 3 dagen.
- Rekening houdend met de dosering en de grootte van de tabletten, zijn Depakine Enteric 500 en Depakine Chrono 500 voorbehouden voor volwassenen en kinderen van meer dan 25 kg.
- Met betrekking tot het proces van verlengde afgifte en de aard van de hulpstoffen in de formule, wordt de inerte matrix niet geabsorbeerd ter hoogte van het maagdarmkanaal maar wordt uitgescheiden in de stoelgang na vrijgave van de werkzame bestanddelen.
I.V. Inspuitbare vorm
Om de oplossing te bereiden, moet men het oplosmiddel (4 ml) toevoegen aan de ampul lyofilisaat en oplossen vooraleer de toe te dienen dosis af te nemen. Zie rubriek 6.6 voor instructies over reconstitutie van de oplossing voor injectie/infusie.De ampul Depakine I.V. mag slechts voor één enkele injectie gebruikt worden en dit onmiddellijk nadat ze in oplossing is gebracht. Bij toediening in infuus moet de oplossing binnen de 24 uur toegediend worden. Depakine I.V. kan ingespoten worden via een trage I.V. injectie of het kan toegediend worden via een infuus met een oplossing NaCl 9 o/oo, dextrose 5 % of een combinatie van beide.
4.3 Contra-indicaties
overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
acute en chronische hepatitis,
persoonlijk en/of familiaal antecedent van ernstige hepatitis, vooral medicamenteus,
hepatische porfyrie.
Valproaat is gecontra-indiceerd bij patiënten van wie bekend is dat ze mitochondriale aandoeningen hebben die worden veroorzaakt door mutaties in het kerngen dat het mitochondriale enzym polymerase (POLG) codeert, bijv. het syndroom van Alpers-Huttenlocher, en bij kinderen jonger dan twee jaar van wie vermoed wordt dat ze een POLG-gerelateerde aandoening hebben (zie rubriek 4.4).
- Patiënten met gekende afwijkingen van de ureumcyclus (zie rubriek 4.4).
- Patiënten met niet-gecorrigeerde systemische primaire carnitinedeficiëntie (zie rubriek 4.4 Patiënten met risico op hypocarnitinemie)
- tijdens de zwangerschap, tenzij er geen geschikte alternatieve behandeling is (zie rubriek 4.4 en 4.6).
- bij vrouwen die zwanger kunnen worden, tenzij aan de voorwaarden van het zwangerschapspreventieprogramma wordt voldaan (zie rubriek 4.4 en 4.6).
4.8 Bijwerkingen
De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Congenitale misvormingen en ontwikkelingsstoornissen
zie rubriek 4.6 “Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding)
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak: Nausea*
Vaak: braken, afwijkingen aan het tandvlees (voornamelijk hyperplasie van het tandvlees), stomatitispijn in de bovenbuik en diarree komen vaak voor bij sommige patiënten in het begin van de behandeling, maar verdwijnen gewoonlijk na enkele dagen zonder dat het nodig is de behandeling stop te zetten.
* Worden ook waargenomen enkele minuten na de intraveneuze injectie, met spontane verdwijning binnen enkele minuten
Soms: pancreatitis met soms fatale afloop gerapporteerd (zie rubriek 4.4. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Lever- en galaandoeningen
Vaak: leverschade (zie rubriek 4.4. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: tremor
Vaak: Extrapiramidale stoornissen die irreversibel kunnen zijn, stupor*, slaperigheid, convulsies*, aantasting van het geheugen, hoofdpijn, nystagmus, duizeligheid kan enkele minuten na een intraveneuse injectie optreden en verdwijnt spontaan na enkele minuten.
Soms: coma*, encefalopathie*, lethargie* (zie hieronder), reversibel parkinsonisme, ataxie, paresthesie, verergering van de convulsies, duizeligheid (bij intraveneuse injectie, kan duizeligheid optreden binnen enkele minuten en lost zich meestal vanzelf op binnen een paar minuten).
Zelden: reversibele dementie geassocieerd met reversibele cerebrale atrofie, cognitieve stoornis, diplopie.
* Stupor en lethargie welke soms leidden tot een tijdelijke coma/encefalopathie: ze traden geïsoleerd op of waren geassocieerd met een toegenomen frequentie van convulsies tijdens therapie en ze namen af bij stopzetting van de behandeling of na dosisverlaging. Deze gevallen werden meestal gerapporteerd bij polytherapie (vooral met fenobarbital of topiramaat) of na een plotse verhoging van de valproaatdoses.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Soms: pleurale effusie (eosinofiele)
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: anemie, trombocytopenie,(zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Soms: pancytopenie, leukopenie.
Zelden: beenmerginsufficiëntie, waaronder zuivere rode bloedcellen aplasie
Agranulocytose, macrocytaire anemie, macrocytose
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak: Hyponatremie
Gewichtstoename*
*Gewichtstoename moet nauwlettend opgevolgd worden aangezien het een risicofactor is voor de ontwikkeling van polykystisch ovarieel syndroom (zie rubriek 4.4).
Zelden:
Hyperammoniëmie (zie rubriek 4.4. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).Geïsoleerde en matige hyperammoniëmie zonder afwijkingen in de levertesten kan waargenomen worden en vereist geen stopzetting van de behandeling. Hyperammoniëmie geassocieerd met neurologische symptomen, werd ook gerapporteerd. In dergelijke gevallen moet verder onderzoek uitgevoerd worden (zie rubrieken 4.3 en 4.4 Ureumcyclusstoornissen en risico op hyperammonemie en Patiënten met risico op hypocarnitinemie).
Niet bekend: hypocarnitinemie (zie rubrieken 4.3 en 4.4)
Zwaarlijvigheid
Er is melding gemaakt van verminderde minerale botdensiteit, osteopenie, osteoporose en breuken bij patiënten onder langdurige behandeling met natriumvalproaat. Het mechanisme waardoor natriumvalproaat het botmetabolisme beïnvloedt, is niet geïdentificeerd.
Er werden gevallen van tekort aan carnitine gerapporteerd na de inname van valproïnezuur. Dit tekort uit zich vooral door vermoeidheid, zwakte en myalgie. Indien deze symptomen optreden, moet men denken aan een carnitinetekort geïnduceerd door valproïnezuur.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: overgevoeligheid, voorbijgaande en/of dosisgerelateerde alopecia, afwijkingen ter hoogte van de nagels en het nagelbed.
Soms: angio-oedeem, huiduitslag, haarafwijkingen (zoals abnormale textuur van het haar, verandering van haarkleur, abnormale haargroei)
Zelden: toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnson syndroom, polymorf erytheem, DRESS (Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms) syndroom.
Niet bekend: Hyperpigmentatie
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Soms: verminderde minerale botdensiteit, osteopenie, osteoporose en breuken bij patiënten onder langdurige behandeling met natriumvalproaat. Het mechanisme waardoor natriumvalproaat het botmetabolisme beïnvloedt, is niet geïdentificeerd.
Zelden: Systemische Lupus Erythematosus (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik), rhabdomyolyse (zie rubriek 4.4.2.)
Endocriene aandoeningen
Soms: Syndroom van onaangepaste ADH secretie (SIADH), hyperandrogenisme (hirsutisme, virilisme, acnee, haaruitval volgens het typisch mannelijk patroon, en/of verhoogd androgeen).
Zelden: hypothyroïdie (zie rubriek 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding).
Voorplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Vaak: dysmenorroe
Soms: amenorroe
Zelden: mannelijke onvruchtbaarheid (zie rubriek 4.6), polycystische ovaria
Psychische stoornissen
Vaak: toestand van verwardheid, hallucinaties, agressie*, agitatie*, aandachtsstoornis*.
Zelden: abnormaal gedrag*, psychomotorische hyperactiviteit*, leerstoornis*.
* Deze bijwerkingen worden voornamelijk in de pediatrische populatie waargenomen.
Bloedvataandoeningen:
Vaak: hemorrhagie
Soms: vasculitis
Onderzoeken:
Vaak: gewichtstoename*
Zelden: verlaagde coagulatiefactoren (ten minste één), afwijkende stollingstesten (zoals verlengde prothrombinetijd, verlenging van de geactiveerde partiële thromboplastinetijd, verlengde thrombinetijd, verlengde INR) (zie rubrieken 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik en 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding), biotine deficiëntie/biotinidase deficiëntie.
Niet bekend: verworven anomalie van Pelger-Huët*
*Verworven anomalie van Pelger-Huët werd gemeld in gevallen met en zonder myelodysplastisch syndroom.
*Gewichtstoename dient zorgvuldig opgevolgd te worden aangezien dit een risicofactor is voor polycystisch ovarium syndroom (zie rubriek 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).
Er werden bepaalde andere biologische effecten waargenomen onder de vorm van een stijging van bepaalde enzymen: SGOT, SGPT, LDH, alkalische fosfatasen, amylase. Aangezien deze biologische wijzigingen dosisafhankelijk en voorbijgaand kunnen zijn, moet men hun evolutie opvolgen en moet men de behandeling aanpassen (dosisverlaging of stopzetten van de behandeling) in functie van deze evolutie en de graad van de wijzigingen (bijv. onderbreken van de behandeling als de levertransaminasen meer dan driemaal de bovengrens van het normale bedragen).
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: urinaire incontinentie
Soms: renaal falen
Zelden: enuresis, tubulo-interstitiale nefritis, reversibel syndroom van Fanconi. Het werkingsmechanisme is echter tot op heden niet duidelijk.
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Vaak: doofheid
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Soms: hypothermie, niet ernstig perifeer oedeem
Pediatrische patiënten
Het veiligheidsprofiel van valproaat bij pediatrische patiënten is vergelijkbaar met dat van volwassenen, maar sommige bijwerkingen zijn ernstiger of worden voornamelijk waargenomen bij pediatrische patiënten. Er bestaat een bijzonder risico op ernstige leverschade bij zuigelingen en jonge kinderen, met name kinderen jonger dan 3 jaar. Jonge kinderen lopen ook een extra risico op pancreatitis. Deze risico’s nemen af naarmate de leeftijd stijgt (zie rubriek 4.4). Psychiatrische stoornissen zoals agressie, agitatie, stoornis van aandacht, abnormaal gedrag, psychomotorische hyperactiviteit en leerstoornis worden voornamelijk waargenomen bij pediatrische patiënten.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten: www.fagg.be – Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be – E-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanofi Belgium
Leonardo Da Vincilaan 19
1831 Diegem
Tel: 02/710.54.00
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
DEPAKINE 300 mg/ml drank: BE048316
DEPAKINE 300 mg/5 ml siroop: BE110923
DEPAKINE Enteric 300 mg maagsapresistente tabletten: BE092775
DEPAKINE Enteric 500 mg maagsapresistente tabletten: BE110932
DEPAKINE Chrono 300 mg tabletten met verlengde afgifte: BE166512 (blisterverpakking)
DEPAKINE Chrono 300 mg tabletten met verlengde afgifte: BE532551 (flacon)
DEPAKINE Chrono 500 mg tabletten met verlengde afgifte: BE166521 (blisterverpakking)
DEPAKINE Chrono 500 mg tabletten met verlengde afgifte: BE532560 (flacon)
DEPAKINE I.V. 400 mg/4ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie: BE163134
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
12/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
0033894 | DEPAKINE DRAG ENTERIC 100 X 300MG | N03AG01 | € 10,96 | - | Ja | - | - |
0034579 | DEPAKINE SOL BUV 1X60ML 300MG/1ML | N03AG01 | € 10,61 | - | Ja | - | - |
0135806 | DEPAKINE DRAG ENTERIC 100 X 500MG | N03AG01 | € 15,03 | - | Ja | - | - |
0811174 | DEPAKINE DRAG ENTERIC 100 X 150MG | N03AG01 | € 8,3 | - | Ja | - | - |
0891234 | DEPAKINE SIR 1 X 300 ML 300MG/5ML - 6 % | N03AG01 | € 10,03 | - | Ja | - | - |
1085380 | DEPAKINE 1 FL IV 400MG + SOLV 4ML | N03AG01 | € 11,41 | - | Ja | - | - |
1123686 | DEPAKINE CHRONO 500 BLISTER 5 X 10 | N03AG01 | € 12,62 | - | Ja | - | - |
1123694 | DEPAKINE CHRONO 300 BLISTER 5 X 10 | N03AG01 | € 9,75 | - | Ja | - | - |
3768330 | DEPAKINE CHRONO 500 VERLENGE AFGIFTE COMP 30 FL | N03AG01 | € 9,61 | - | Ja | - | - |
3768785 | DEPAKINE CHRONO 300 VERLENGE AFGIFTE COMP 50 FL | N03AG01 | € 9,57 | - | Ja | - | - |