SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Targocid 400 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie/infusie of orale oplossing
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke injectieflacon bevat 400 mg teicoplanine equivalent aan minstens 400.000 IE
Na reconstitutie bevat de oplossing 400 mg teicoplanine in 3,0 mL.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie/infusie of orale oplossing
Poeder voor oplossing voor injectie/infusie of orale oplossing: sponsachtige, ivoorkleurige, homogene massa.
Oplosmiddel: heldere, kleurloze vloeistof.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Targocid is geïndiceerd bij volwassenen en bij kinderen vanaf de geboorte, voor de parenterale behandeling van de volgende infecties (zie rubriek 4.2, 4.4 en 5.1):
- gecompliceerde infecties van de huid en de weke delen,
- bot- en gewrichtsinfecties,
- binnen het ziekenhuis verworven longontsteking (hospital acquired pneumonia),
- buiten het ziekenhuis verworven longontsteking (community acquired pneumonia),
- gecompliceerde urineweginfecties,
- infectieuze endocarditis,
- peritonitis geassocieerd met chronische ambulante peritoneale dialyse (CAPD),
- bacteriëmie die optreedt in associatie met één van de hierboven vermelde indicaties.
Targocid is ook geïndiceerd als een alternatieve orale behandeling voor met Clostridium difficile infectie geassocieerde diarree en colitis.
Waar van toepassing, moet teicoplanine worden toegediend in combinatie met andere antibacteriële middelen.
Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de officiële richtlijnen inzake het correct gebruik van antibacteriële middelen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De dosis en de behandelingsduur moeten worden aangepast volgens het onderliggende type en de ernst van de infectie, de klinische respons van de patiënt, en patiëntfactoren zoals leeftijd en nierfunctie.
Meten van serumconcentraties
Dalconcentraties van teicoplanine in serum moeten in steady-state worden gecontroleerd na voltooiing van het oplaaddosisschema om zeker te zijn dat een minimale dalconcentratie in serum is bereikt:
- Voor de meeste Gram-positieve infecties, dalconcentraties van teicoplanine van minstens 10 mg/L wanneer gemeten aan de hand van een High Performance Liquid Chromatography (HPLC), of minstens 15 mg/L wanneer gemeten met de Fluorescentie Polarisatie Immunoassay (FPIA) methode.
- Voor endocarditis en andere ernstige infecties, dalconcentraties van teicoplanine van 15‑30 mg/L wanneer gemeten met HPLC, of 30-40 mg/L wanneer gemeten met de FPIA-methode.
Tijdens de onderhoudsbehandeling mag controle van dalconcentraties van teicoplanine in serum ten minste eenmaal per week gebeuren om zeker te zijn dat deze concentraties stabiel zijn.
Volwassenen en oudere patiënten met normale nierfunctie
IndicatiesUser Field vault_nd_2688d919-700c-4233-b513-ba1279d37d1a = | Oplaaddosis | Onderhoudsdosis
| ||
Oplaaddosisschema | Doelwaarden voor dalconcentraties op dag 3 tot 5 | Onderhoudsdosis | Doelwaarden voor dalconcentraties tijdens de onderhoudsfase | |
- Gecompliceerde infecties van de huid en de weke delen | 6 mg/kg lichaamsgewicht alle 12 uur voor een totaal van 3 intraveneuze of intramusculaire toedieningen | >15 mg/L1 | 6 mg/kg lichaamsgewicht intraveneus of intramusculair eenmaal daags | >15 mg/L1 |
- Bot- en gewrichtsinfecties | 12 mg/kg lichaamsgewicht alle 12 uur voor een totaal van 3 tot 5 intraveneuze toedieningen | >20 mg/L1 | 12 mg/kg lichaamsgewicht intraveneus of intramusculair eenmaal daags | >20 mg/L1 |
- Infectieuze endocarditis | 12 mg/kg lichaamsgewicht alle 12 uur voor een totaal van 3 tot 5 intraveneuze toedieningen | 30-40 mg/L1 | 12 mg/kg lichaamsgewicht intraveneus of intramusculair eenmaal daags | >30 mg/L1 |
1 Gemeten met FPIA
De dosis moet aangepast worden aan het lichaamsgewicht van de patiënt ongeacht het gewicht van de patiënt.
Behandelingsduur
De behandelingsduur moet worden bepaald op basis van de klinische respons. Voor infectieuze endocarditis wordt een minimum van 21 dagen doorgaans als geschikt beschouwd. De behandeling mag niet langer duren dan 4 maanden.
Combinatietherapie
Teicoplanine heeft een beperkt spectrum van antibacteriële activiteit (Gram-positief). Het is niet geschikt voor gebruik als monotherapie voor de behandeling van enkele soorten infecties, tenzij het pathogeen reeds gedocumenteerd is en zeker gevoelig is, of wanneer er een sterk vermoeden bestaat dat het/de meest waarschijnlijke pathoge(e)n(en) geschikt zou(den) zijn voor behandeling met teicoplanine.
Met Clostridium difficile-infectie geassocieerde diarree en colitis
De aanbevolen dosis is 100-200 mg tweemaal daags oraal toegediend gedurende 7 tot 14 dagen.
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing vereist, behalve bij gestoorde nierfunctie (zie onder).
Volwassenen en oudere patiënten met gestoorde nierfunctie
Dosisaanpassing is niet vereist tot de vierde behandelingsdag; op die dag moet de dosis worden aangepast om een dalconcentratie in serum te handhaven van minstens 10 mg/L wanneer gemeten met HPLC, of van minstens 15 mg/L wanneer gemeten met een FPIA-methode.
Na de vierde behandelingsdag:
- Bij lichte tot matige nierinsufficiëntie (creatineklaring 30-80 mL/min): de onderhoudsdosis dient te worden gehalveerd, hetzij door de dosis om de twee dagen toe te dienen, hetzij door de helft van deze dosis eenmaal daags toe te dienen.
- Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring minder dan 30 mL/min) en bij hemodialysepatiënten: de dosis dient een derde van de gebruikelijke dosis te zijn, hetzij door toediening van de initiële eenheidsdosis om de drie dagen, hetzij door toediening van een derde van deze dosis eenmaal daags.
Teicoplanine wordt niet verwijderd door hemodialyse.
Patiënten in chronische ambulante peritoneale dialyse (CAPD)
Na een enkele intraveneuze oplaaddosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht, wordt 20 mg/L toegediend in de zak met dialyseoplossing in de eerste week, 20 mg/L in verschillende zakken in de tweede week, en dan 20 mg/L in de zak die ’s nachts toegediend wordt in de derde week.
Pediatrische patiënten
De aanbevolen dosis is dezelfde bij volwassenen en bij kinderen ouder dan 12 jaar.
Neonaten en kinderen tot de leeftijd van 2 maanden:
Oplaaddosis
Eén enkele dosis van 16 mg/kg lichaamsgewicht, intraveneus toegediend via een infuus op de eerste dag.
Onderhoudsdosis
Eén enkele dosis van 8 mg/kg lichaamsgewicht, eenmaal daags intraveneus toegediend via een infuus.
Kinderen (2 maanden tot 12 jaar):
Oplaaddosis
Eén enkele dosis van 10 mg/kg lichaamsgewicht, alle 12 uur intraveneus toegediend, 3 maal te herhalen.
Onderhoudsdosis
Eén enkele dosis van 6-10 mg/kg lichaamsgewicht, eenmaal daags intraveneus toegediend.
Wijze van toediening
Teicoplanine moet intraveneus of intramusculair worden toegediend. De intraveneuze injectie kan ofwel als een bolus over 3 tot 5 minuten, ofwel als een infuus van 30 minuten worden toegediend.
Bij neonaten mag alleen de infusiemethode worden toegepast.
In geval van een Clostridium-difficile infectie-gerelateerde diarree en colitis, moet de orale toediengingsweg gebruikt worden.
Voor instructies voor reconstitutie en verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor teicoplanine of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvattende lijst van bijwerkingen
In de onderstaande tabel zijn alle bijwerkingen die met een hogere frequentie voorkwamen dan met de placebo genoteerd volgens de volgende conventie:
Zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen elke frequentiegroep worden de bijwerkingen voorgesteld in dalende volgorde van ernst.
Systeem/ | Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden (<1/10.000) | Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
|
| Abces |
| Superinfectie (overgroei van niet-gevoelige organismen) |
Bloed- en lymfestelsel- |
| Leukopenie |
|
| Agranulocytose, |
Immuun- |
| Anafylactische reactie (anafylaxie) (zie rubriek 4.4) |
|
| Geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), anafylactische shock (zie rubriek 4.4) |
Zenuwstelsel- |
| Duizeligheid, |
|
| Convulsies |
Evenwichts- |
| Doofheid, gehoorverlies (zie rubriek 4.4), |
|
|
|
Bloedvataan- |
| Flebitis |
|
| Tromboflebitis |
Ademhalings- |
| Bronchospasme |
|
|
|
Maagdarmstel- |
| Diarree, |
|
|
|
Huid- en onderhuid- | Rash, erytheem, |
| Rode man syndroom (bv. rood worden van het bovenlichaam) (zie rubriek 4.4) |
| Toxische epidermale necrolyse, |
Nier- en urineweg- |
| Bloed creatinine verhoogd |
|
| Renaal falen (inclusief acuut nierfalen) (zie hieronder de beschrijving van geselecteerde bijwerkingen)* |
Algemene aandoeningen en toedienings- | Pijn, |
|
|
| Abces op de injectieplaats, koude rillingen (rigors) |
Onderzoeken |
| Transaminasen verhoogd (tijdelijke afwijking in transaminasen), |
|
|
|
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
*Op basis van literatuurverslagen is het geschatte percentage nefrotoxiciteit bij patiënten die een lage oplaaddosis van gemiddeld 6 mg/kg tweemaal daags kregen, gevolgd door een onderhoudsdosis van gemiddeld 6 mg/kg eenmaal daags, ongeveer 2%.
In een observationele veiligheidsstudie na autorisatie waarbij 300 patiënten werden geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar (behandeld voor bot- en gewrichtsinfectie, endocarditis of andere ernstige infecties) die het hoge oplaaddosisregime kregen van 12 mg/kg tweemaal daags (en gemiddeld 5 oplaaddoses kregen), gevolgd door een onderhoudsdosis van 12 mg/kg eenmaal daags, was het waargenomen percentage bevestigde nefrotoxiciteit 11,0% (95%-BI = [7,4%; 15,5%]) gedurende de eerste 10 dagen. Het cumulatieve percentage nefrotoxiciteit vanaf het begin van de behandeling tot 60 dagen na de laatste dosis was 20,6% (95%-BI = [16,0%; 25,8%]). Bij patiënten die meer dan 5 hoge oplaaddoses van 12 mg/kg tweemaal daags kregen, gevolgd door een onderhoudsdosis van 12 mg/kg eenmaal daags, was het waargenomen cumulatieve percentage nefrotoxiciteit vanaf het begin van de behandeling tot 60 dagen na de laatste toediening 27% (95%-BI = [20,7%; 35,3%]) (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten: www.fagg.be – Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be – E-mail: adr@fagg-afmps.be 4.9 Overdosering
Symptomen
Er zijn gevallen gemeld van accidentele toediening van excessieve doses aan pediatrische patiënten. In één geval trad agitatie op bij een 29 dagen oude baby die 400 mg intraveneus (95 mg/kg) had gekregen.
Behandeling
De behandeling van een overdosering met teicoplanine dient symptomatisch te zijn.
Teicoplanine wordt niet verwijderd door hemodialyse en slechts langzaam door peritoneale dialyse.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanofi Belgium
Leonardo Da Vincilaan 19
1831 Diegem, België
: +32 (0)27105400
E-mail: info.belgium@sanofi.com
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE147034
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Datum van goedkeuring: 01/2025
PRIJZEN
| CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 0489203 | TARGOCID FL PULV IM/IV 1X400MG+SOLV | J01XA02 | € 47,65 | - | Ja | € 11,92 | € 7,08 |