Samenvatting van de Kenmerken van het Product
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Lasix 250 mg/ 25 ml concentraat voor oplossing voor infusie
Lasix 500 mg tabletten
(furosemide)
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Lasix 250 mg/ 25 ml concentraat voor oplossing voor infusie: 250 mg furosemide per 25 ml oplossing voor infusie.
Lasix 500 mg tabletten: 500 mg furosemide per tablet.
Hulpstoffen met bekend effect: Lasix 500 mg tabletten: lactosemonohydraat (55 mg per tablet).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3. FARMACEUTISCHE VORM
Lasix 250 mg/ 25 ml concentraat voor oplossing voor infusie: concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie. Helder en kleurloos concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie.
Lasix 500 mg tabletten: tabletten.
Lichtgele tabletten deelbaar in vier.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Het gebruik van deze twee vormen van Lasix aan hoge dosis is enkel aangewezen bij patiënten bij wie de nierfunctie sterk is aangetast en dit in het geval van :
acute nierinsufficiëntie (oligo-anurie), b.v. post-operatief en bij infectieuze processen.
chronische nierinsufficiëntie in het stadium van pre-dialyse en dialyse met vloeistofretentie, in het bijzonder in geval van chronisch longoedeem.
nefrotisch syndroom met sterk verminderde nierfunctie, b.v. chronische glomerulonephritis, lupus erythematodes, Kimmelstiel-Wilson syndroom.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De hoog gedoseerde farmaceutische vormen Lasix 250 mg/25 ml (oplossing voor intraveneuze infusie) en Lasix 500 mg (tabletten) zijn strikt voorbehouden voor patiënten bij wie de glomerulaire filtratie sterk verminderd is (GFR< 20 ml/min.)
Bij patiënten in shocktoestand moeten hypovolemie en hypotensie bestreden worden met passende maatregelen alvorens met de behandeling te starten. Daarnaast moet een ernstige verstoring van de elektrolytenbalans en van het zuur-base-evenwicht eerst gecorrigeerd worden.
Er moet op toegezien worden dat de diurese normaal kan verlopen bij aangetoonde of vermoede mictiestoornissen, bijvoorbeeld bij prostaathypertrofie of bewustzijnsstoornissen. Diuretica kunnen de symptomen van mictiestoornissen uitlokken of verergeren (bijvoorbeeld bij hydronefrose of vernauwing van de urineleider).
De dosis die nodig is om de diurese op gang te brengen bij patiënten met nierinsufficiëntie hangt niet noodzakelijk af van de ernst van de nierinsufficiëntie noch van de morfologische veranderingen die aangetoond worden door de biopsie.
In bepaalde gevallen kan de gewone therapeutische dosis van Lasix dan ook voldoende doeltreffend zijn, zelfs als de glomerulaire filtratie sterk verminderd is, in het bijzonder bij functionele oligurie of anurie. Elk geval kan een andere of onverwachte reactie uitlokken, en dus is het aan te raden om allereerst de diurese onder controle te houden door gewone dosissen Lasix toe te dienen en die geleidelijk te verhogen, alvorens Lasix 250 mg/25 ml of Lasix 500 mg toe te dienen.
Om dezelfde redenen moeten de dosis en het gebruik van deze twee presentaties altijd aangepast worden aan het geval in kwestie.
Wanneer de gewenste diurese bereikt is, is het aangeraden om niet alleen voor een zorgvuldige elektrolytensubstitutie te zorgen, maar ook om een nauwkeurige vochtbalans op te stellen, om een hypovolemie of een hypotensie te voorkomen bij acute nierinsufficiëntie.
Houd rekening met de volgende richtlijnen voor de intraveneuze infusie (Lasix 250 mg/25 ml) of de orale toediening (Lasix 500 mg).
Intraveneuze infusie
Bij de intraveneuse infusie moet de infusiesnelheid zo bepaald zijn dat niet meer dan 4 mg Lasix per minuut wordt toegediend.
Patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (serumcreatinine > 5 mg/dl) mogen maximum 2,5 mg Lasix per minuut toegediend krijgen.
Bereiding van de infusie:
Ervoor zorgen dat de pH van de gebruiksklare infusieoplossing lichtjes alkalisch tot neutraal is. Geen zure oplossingen gebruiken; het werkzame bestanddeel kan immers hierin neerslaan.
De oplossing Lasix 250 mg/25 ml heeft een pH van ongeveer 9.
Over het algemeen mag Lasix 250 mg/25 ml gemengd worden met licht alkalische of neutrale infusieoplossingen zoals een isotonische zoutoplossing of een Ringeroplossing, en een neutrale glucoseoplossing (opgelet: de in de handel verkrijgbare glucoseoplossingen hebben vaak een uitgesproken zure reactie).
Lasix 250 mg/25 ml mag niet vermengd worden met zure oplossingen zoals vitamine C-, vitamine B-, rolitetracycline-, levorenine- en norepinefrineoplossingen.
De zouten van organische basen (bijvoorbeeld lokale anesthetica, alkaloïden, narcotica en antihistaminica) kunnen neerslaan als ze gemengd worden met Lasix 250 mg/25 ml).
Lasix 250 mg/25 ml mag niet samen met andere geneesmiddelen toegediend worden in eenzelfde infusie.
Indien een testdosis van 40 tot 80 mg Lasix, langzaam intraveneus geïnjecteerd (over een tijdsspanne van 2 tot 5 minuten) geen verhoging van de diurese veroorzaakt, mag een infuus toegediend worden met Lasix 250 mg/25 ml. De infusie bevat de inhoud van 1 ampul (250 mg furosemide, opgelost in 25 ml water voor injectie), gemengd met 250 ml Ringer- en isotonische glucose oplossing (1:1), of met een andere alkalische of neutrale isotonische oplossing (250 mg, opgelost in 275 ml), rekening houdend met de maximumdosis van het werkzame bestanddeel die per minuut mag worden toegediend.
De duur van de infusie bedraagt één uur.
Als de patiënt op die dosis reageert, begint de diurese al tijdens de infusie. Vanuit het therapeutisch oogpunt gezien moet ernaar gestreefd worden de diurese met minstens 40 tot 50 ml per uur te verhogen bij acute nierinsufficiëntie.
Wordt die verhoging niet bereikt met de bovenstaande dosis, dan moet er één uur na het beëindigen van de eerste infusie, een tweede infusie worden toegediend met twee ampullen Lasix 250 mg/25 ml (500 mg opgelost in 50 ml water voor injectie) in een geschikte infusieoplossing. Daarbij moet het totale infusievolume aangepast worden aan de hydratatietoestand van de patiënt. De infusieduur wordt bepaald door de voorgeschreven maximumdosis van 4 mg werkzaam bestanddeel per minuut.
Leidt deze dosis niet tot de gewenste diurese, dan mag er een derde infusie toegediend worden één uur na de tweede, met vier ampullen Lasix 250 mg/25 ml (1.000 mg opgelost in 100 ml water voor injectie). Voor de totale hoeveelheid infusieoplossing en de infusiesnelheid gelden dezelfde richtlijnen als hierboven.
Geeft deze infusie nog steeds geen bevredigend diuretisch effect, dan moet een dialyse overwogen worden.
Indien patiënten met hypervolemie niet reageren op de intraveneus ingespoten testdosissen van 40 tot 80 mg, is het aangeraden om de hooggedoseerde presentatie van Lasix 250 mg/25 ml toe te dienen, onverdund of verdund in een zo klein mogelijke hoeveelheid infusievloeistof en aangepast aan de hydratatietoestand van de patiënt (bijvoorbeeld: 250 mg in 50 ml), ten einde een overmatige hydratatie te voorkomen (opgelet voor longoedeem).
De rechtstreekse intraveneuze infusie van de inhoud van de ampul mag echter alleen gebeuren wanneer de voorgeschreven infusiesnelheid van maximum 4 mg actief bestanddeel (0,4 ml) per minuut - gerespecteerd blijft.
Het is aangeraden om Lasix 250 mg/25 ml zo vlug mogelijk te gebruiken na verdunning in de infusieoplossing.
Orale toediening
De tabletten Lasix 500 mg (500 mg furosemide) zijn in het bijzonder aangewezen bij de chronische vormen van nierinsufficiëntie.
Het geneesmiddel moet nuchter ingenomen worden.
De noodzakelijke dosis kan gemakkelijk verkregen worden dankzij de gleuven in de tablet.
Lasix 500 mg is aangewezen voor een voortgezette orale behandeling bij patiënten die voldoende gereageerd hebben op de intraveneuze infusie met dosissen met een vergelijkbare werking.
In dat geval moet als begindosis de hoeveelheid werkzaam bestanddeel toegediend worden die een diuretisch effect heeft gehad bij de I.V. infusie. Is er geen voldoende diurese binnen 4 tot 6 uur, dan moet de dosis verhoogd worden met 1/2 tot 1 tablet (bijvoorbeeld: aanvangsdosis = 1 tablet → tweede dosis = 1 ½ tot 2 tabletten).
4.3 Contra-indicaties
Lasix 250 mg/25 ml en Lasix 500 mg zijn gecontra-indiceerd bij alle patiënten met een glomerulaire filtratie die normaal is of hoger is dan 20 ml/min. In dergelijke gevallen kunnen hoge dosissen Lasix immers tot een sterk vocht- en zoutverlies via de urine leiden wat een shock of ernstige stoornissen van de vocht- en de elektrolytenbalans kan veroorzaken.
Furosemide mag niet toegediend worden aan patiënten met:
een overgevoeligheid voor furosemide of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. Er bestaat een kruisallergie tussen furosemide en sulfamiden (bijvoorbeeld antibiotica van het sulfamide- of sulfonylureatype),
dehydratatie of hypovolemie,
nierinsufficiëntie met oligo-anurie die niet reageert op furosemide,
een toestand van precoma of comateuze toestanden die optreden bij hepatische encefalopathie,
ernstige hyponatriëmie,
ernstige hypokaliëmie (zie rubriek 4.8),
aan zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven (zie “Zwangerschap en borstvoeding”),
Lasix 250 mg/25 ml mag niet toegediend worden in bolusvorm. Lasix 250 mg/25 ml mag alleen toegediend worden via infusiepompen waarbij het volume en de snelheid geregeld worden, om het risico op een accidentele overdosering te verminderen.
Lasix 500 mg mag alleen toegediend worden aan patiënten bij wie de glomerulaire filtratie sterk verminderd is. Zo niet bestaat er gevaar voor overmatig verlies van elektrolyten en van vocht.
4.8 Bijwerkingen
De frequenties zijn afkomstig van literatuurgegevens die verwijzen naar studies waarbij furosemide werd gebruikt bij een totaal van 1387 patiënten, bij gelijk welke dosis en indicatie. Wanneer de frequentiecategorie voor dezelfde bijwerking verschillend was, werd de hoogste frequentiecategorie gekozen.
De volgende CIOMS frequentieclassificatie is gebruikt, indien van toepassing.
zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, en < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Vaak: hemoconcentratie (door ernstige vochtdepletie) met neiging tot ontwikkeling van trombosen.
Soms: thrombocytopenie.
Zelden: leukopenie, eosinofilie.
Zeer zelden: agranulocytose, aplastische anemie of hemolytische anemie.
Immuunsysteemaandoeningen
Zelden: ernstige anafylactische of anafylactoïde reacties (onder meer gepaard gaand met een shock).
Niet bekend: verergering of activatie van systemische lupus erythematosus.
Voedings- en stofwisselingsstoornissen (zie rubriek 4.4)
Zeer vaak: elektrolytenstoornissen (inbegrepen symptomatische), dehydratatie en hypovolemie, in het bijzonder bij bejaarden. Er kan ernstig (acuut) elektrolytenverlies optreden, bijvoorbeeld wanneer hoge dosissen worden toegediend aan patiënten met een normale nierfunctie (zie ook “Electrolytenbalans” op het einde van deze rubriek)
Verhoogde bloedcreatinine en -triglyceriden.
Vaak: hyponatremie, hypochloremie, hypokaliëmie, verhoogde bloedcholesterol. Verhoogd urinezuurgehalte in het bloed en jichtaanvallen, verhoogd urinevolume.
Soms: verslechtering van de glucosetolerantie. Bij diabetici kan dit leiden tot een deterioratie van de glycemiecontrole.
Furosemide kan een latente diabetes manifest maken (zie rubriek 4.4).
Niet bekend: hypocalcemie, hypomagnesemie, verhoogd bloedureum, metabole alkalose, Pseudo-Bartter syndroom ingeval van misbruik en/of langdurig gebruik van furosemide.
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Soms: gehoorstoornissen die meestal tijdelijk zijn, in het bijzonder bij patiënten met nierinsufficiëntie of met hypoproteïnemie (bijvoorbeeld bij een nefrotisch syndroom), en/of wanneer de intraveneuze toediening te snel was; gevallen van doofheid, soms onomkeerbaar, werden gemeld na oraal of intraveneus gebruik van furosemide.
Zeer zelden: tinnitus.
Bloedvataandoeningen
Zeer vaak (voor intraveneuze infusie): Furosemide kan een daling van de arteriële bloeddruk veroorzaken die, vooral als ze uitgesproken is, gepaard kan gaan met de volgende tekenen en symptomen: een verminderd concentratie- en reactievermogen, duizeligheid, spanningsgevoel in het hoofd, hoofdpijn, vertigo, slaperigheid, zwaktegevoel, gezichtsstoornissen, droge mond en orthostatische hypotensie (zie rubriek 4.4).
Zelden: vasculitis.
Niet bekend: neiging tot de ontwikkeling van trombosen.
Maagdarmstelselaandoeningen
Soms: nausea.
Zelden: braken, diarree.
Zeer zelden: acute pancreatitis.
Lever- en galaandoeningen
Zeer zelden: cholestase, verhoogde transaminasen.
Uitzonderlijk: icterus.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Soms: pruritus, urticaria, rash, bulleuze dermatitis, erythema multiforme, pemfigoïd, dermatitis exfoliativa of purpura, fotosensibiliteit.
Niet bekend: Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse, AGEP (acute veralgemeende eczemateuze pustula) en DRESS (Drug Rash met Eosinofilie en Systemische Symptomen), lichenoïde reacties.
Nier- en urinewegaandoeningen
Vaak: een toegenomen urineproductie; dit kan klachten bij patiënten met mictieproblemen
uitlokken of verergeren.
Zelden: tubulointerstitiële nefritis.
Niet bekend:
- verhoogd natrium- en chloorgehalte in de urine,
- urineretentie met overdistensie van de blaas (bij patiënten met mictieproblemen, prostaathypertrofie of stenose van de urethra) (zie rubriek 4.4),
- nefrocalcinose / nefrolithiasis bij premature baby’s (zie rubriek 4.4)
- nierfalen (cfr rubriek 4.5).
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Niet bekend: gevallen van rabdomyolyse zijn gemeld, vaak in de context van ernstige hypokaliëmie (zie rubriek 4.3).
Congenitale, familiale en genetische aandoeningen:
Niet bekend: verhoogd risico op persistentie van open ductus arteriosus wanneer furosemide wordt toegediend aan premature baby’s tijdens de eerste levensweken.
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: hepatische encefalopathie bij patiënten met hepatocellulaire insufficiëntie (zie rubriek 4.3).
Zelden: paresthesie.
Niet bekend : duizeligheid, flauwvallen en verlies van bewustzijn (veroorzaakt door symptomatische hypotensie), hoofdpijn.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zelden: koorts.
Niet bekend: na een intramusculaire injectie kunnen lokale reacties, zoals pijn, optreden.
Elektrolytenbalans:
Wanneer Lasix in de correcte dosis wordt toegediend, treden meestal geen acute hemodynamische reacties op, ondanks het snel optreden van de diurese.
Elektrolytenstoornissen uiten zich in een versterkt dorstgevoel, gebrek aan eetlust, hoofdpijn, verwardheid, slaperigheid, krampen in de kuiten, spierkrampen en -zwakte, tetanie, hartritmestoornissen en gastro-intestinale symptomen.
Onderliggende aandoeningen (bijvoorbeeld levercirrose of hartinsufficiëntie), combinaties met andere geneesmiddelen (zie rubriek “interacties”) en voeding kunnen de ontwikkeling van elektrolytenstoornissen beïnvloeden. Vooral na braken of diarree kan een kaliumtekort ontstaan.
Bij I.V. toediening kan Lasix een ernstig kaliumtekort veroorzaken, vooral bij oudere personen, patiënten met een kaliumarme voeding of patiënten die aan chronische diarree lijden (door het regelmatig innemen van laxativa). Vandaar dat een adequate controle noodzakelijk is en de gepaste maatregelen moeten worden genomen.
Hypokaliëmie verhoogt de toxiciteit van de hartglycosiden en kan bij cirrosepatiënten tot een hepatische coma leiden. Enkele elektrolytenstoornissen (bijvoorbeeld hypokaliëmie of hypomagnesiëmie) kunnen de toxiciteit van sommige andere geneesmiddelen verhogen (bijvoorbeeld digitalispreparaten en geneesmiddelen die een verlengd QT-interval veroorzaken). Er kan ook een ernstige hypochloremische alkalose optreden.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten: www.fagg.be – Afdeling Vigilantie –Website: www.eenbijwerkingmelden.be – E-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanofi Belgium
Leonardo Da Vincilaan 19
1831 Diegem
Tel. : 02/710.54.00
e-mail: info.belgium@sanofi.com
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lasix 250 mg/25 ml concentraat voor oplossing voor infusie: BE091506
Lasix 500 mg tabletten: BE091497
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
14/11/2024
Goedkeuringsdatum: 04/02/2025
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
0053017 | LASIX 250 MG AMP IV 5X25 ML 250 MG CFR 3154416 | C03CA01 | - | € 8,08 | Ja | - | - |
0117622 | LASIX COMP 20 X 500MG | C03CA01 | - | € 9,88 | Ja | - | - |