SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Transtec 35 microgram/u / 52,5 microgram/u / 70 microgram/u, pleister voor transdermaal gebruik
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Transtec 35 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik
Transtec 52,5 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik
Transtec 70 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Transtec 35 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik:
Eén pleister voor transdermaal gebruik bevat 20 mg buprenorfine.
Oppervlakte met werkzaam bestanddeel: 25 cm2
Nominale afgiftesnelheid: 35 microgram buprenorfine per uur (gedurende een periode van 96 uur).
Transtec 52,5 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik:
Eén pleister voor transdermaal gebruik bevat 30 mg buprenorfine.
Oppervlakte met werkzaam bestanddeel: 37,5 cm2
Nominale afgiftesnelheid: 52,5 microgram buprenorfine per uur (gedurende een periode van 96 uur)
Transtec 70 microgram/u pleister voor transdermaal gebruik:
Eén pleister voor transdermaal gebruik bevat 40 mg buprenorfine.
Oppervlakte met werkzaam bestanddeel: 50 cm2
Nominale afgiftesnelheid: 70 microgram buprenorfine per uur (gedurende een periode van 96 uur)
Voor de volledige lijst van de hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Pleister voor transdermaal gebruik
Huidkleurige pleister voor transdermaal gebruik met afgeronde hoeken, als volgt gemerkt:
Transtec 35 microgram/u, buprenorphinum 20 mg
Transtec 52,5 microgram/u, buprenorphinum 30 mg
Transtec 70 microgram/u, buprenorphinum 40 mg
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Matige tot ernstige kankerpijn en ernstige pijn die niet reageert op een behandeling met niet-opioïde analgetica.
Transtec is niet geschikt voor de behandeling van acute pijn.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Patiënten ouder dan 18 jaar
Behandeldoelen en stopzetting
Voordat de behandeling met Transtec wordt gestart, moet samen met de patiënt een behandelstrategie worden overeengekomen, inclusief de duur van de behandeling, de behandeldoelen en een plan voor het stoppen van de behandeling, in overeenstemming met de richtlijnen voor pijnbeheersing. Tijdens de behandeling moet er regelmatig contact zijn tussen de arts en de patiënt om de noodzaak van voortzetting van de behandeling te beoordelen, stopzetting te overwegen en indien nodig de dosering aan te passen. Wanneer een patiënt geen behandeling meer met Transtec nodig heeft, kan het raadzaam zijn de dosis geleidelijk af te bouwen om ontwenningsverschijnselen te voorkomen. Bij gebrek aan adequate pijnbeheersing moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van hyperalgesie, tolerantie en progressie van de onderliggende ziekte (zie rubriek 4.4).
De laagst mogelijke dosering die een adequate pijnverlichting geeft, moet worden toegediend. Drie verschillende sterktes van pleisters voor transdermaal gebruik zijn beschikbaar om dergelijke aangepaste behandeling te voorzien: Transtec 35 microgram/u, Transtec 52,5 microgram/u en Transtec 70 microgram/u.
Keuze van de startdosis: patiënten die niet eerder met analgetica zijn behandeld, moeten beginnen met de laagst gedoseerde pleister voor transdermaal gebruik (Transtec 35 microgram/u). Patiënten die eerder een analgeticum gekregen hebben van trap I volgens de WGO (niet-opioïd) of van trap II (zwak opioïd), moeten ook beginnen met Transtec 35 microgram/u. Volgens de aanbevelingen van de WGO kan de toediening van een niet-opioïd analgeticum worden voortgezet, afhankelijk van de algemene medische toestand van de patiënt.
Bij het overschakelen van een trap III-analgeticum (sterk opioïd) op Transtec en bij het kiezen van de startdosis van de pleister voor transdermaal gebruik, moet rekening worden gehouden met de aard van de vorige medicatie, de toediening en de gemiddelde dagelijkse dosis hiervan, om het terugkeren van de pijn te vermijden. Over het algemeen is het raadzaam om de dosis individueel te bepalen door te starten met de pleister voor transdermaal gebruik met de laagste sterkte (Transtec 35 microgram/u). Klinische ervaring heeft aangetoond dat patiënten die voordien behandeld werden met hogere dagelijkse doses van een sterk opioïd (een dosis die overeenkomt met ongeveer 120 mg orale morfine) de behandeling kunnen starten met de pleister voor transdermaal gebruik met één hogere sterkte (zie ook rubriek 5.1).
Om een individuele dosisaanpassing toe te laten binnen de nodige tijdspanne, moeten voldoende aanvullende analgetica met onmiddellijke afgifte beschikbaar zijn gedurende de dosistitratie.
De noodzakelijke sterkte van Transtec moet aangepast worden aan de behoefte van de individuele patiënt en moet regelmatig gecontroleerd worden.
Na de toediening van de eerste Transtec pleister voor transdermaal gebruik stijgen de serumconcentraties van buprenorfine langzaam, zowel bij patiënten die eerder met analgetica werden behandeld als bij patiënten bij wie dit niet het geval was. Aanvankelijk is een snelle intrede van het effect dan ook onwaarschijnlijk. Bijgevolg mag een eerste evaluatie van het analgetisch effect pas na 24 uur worden uitgevoerd.
De voorafgaande analgetische medicatie (met uitzondering van transdermale opioïden) zou in dezelfde dosis gegeven moeten worden gedurende de eerste 12 uren na de overschakeling op Transtec en de gepaste noodmedicatie die nodig is gedurende de volgende 12 uren.
Dosistitratie en onderhoudsbehandeling
Transtec moet ten laatste na 96 uur (4 dagen) vervangen worden. Omwille van het gebruiksgemak kan de pleister voor transdermaal gebruik twee keer per week op regelmatige tijdstippen vervangen worden, bv. altijd op maandagochtend en donderdagavond. De dosis moet individueel getitreerd worden tot een analgetisch effect is bereikt. Als de pijnstilling aan het eind van de initiële toepassingsperiode onvoldoende is, kan de dosis verhoogd worden, hetzij door het aanbrengen van meer dan één pleister voor transdermaal gebruik van dezelfde sterkte, hetzij door over te gaan op de volgende sterkte van de pleister voor transdermaal gebruik. Tezelfdertijd mogen nooit meer dan 2 pleisters voor transdermaal gebruik, ongeacht de sterkte, aangebracht worden.
Vóór het gebruik van de volgende sterkte van Transtec, moet rekening worden gehouden met de hoeveelheid totale opioïden toegediend samen met de vorige pleister voor transdermaal gebruik, d.w.z. met de vereiste totale hoeveelheid opioïden. De dosering moet daaraan aangepast worden. Patiënten bij wie een aanvullende pijnstiller vereist is tijdens de onderhoudsbehandeling (bv. voor doorbraakpijn), mogen naast de pleister voor transdermaal gebruik bijvoorbeeld één tot twee sublinguale tabletten met 0,2 mg buprenorfine elke 24 uur gebruiken. Als de regelmatige aanvulling van 0,4-0,6 mg sublinguaal buprenorfine noodzakelijk is, moet de volgende sterkte gebruikt worden.
Pediatrische patiënten
Aangezien geen studies met Transtec zijn uitgevoerd bij patiënten jonger dan 18 jaar, wordt het gebruik hiervan bij deze patiënten afgeraden.
Ouderen
Voor oudere patiënten is geen dosisaanpassing van Transtec nodig.
Patiënten met nierfunctiestoornissen
Aangezien de farmacokinetiek van buprenorfine niet verandert in het geval van nierfalen, is gebruik van de pleister bij patiënten met nierfunctiestoornissen, inclusief dialysepatiënten, mogelijk.
Patiënten met leverfunctiestoornissen
Buprenorfine wordt gemetaboliseerd door de lever. De intensiteit en de duur van de werking kan beïnvloed worden bij patiënten met leverfunctiestoornissen. Als gevolg daarvan moeten patiënten met leverfunctiestoornissen zorgvuldig gevolgd worden gedurende behandeling met Transtec.
Wijze van toediening
Transtec moet aangebracht worden op een niet-geïrriteerde, gereinigde huid, op een on-behaard effen lichaamsoppervlak, maar niet op delen van de huid met grote littekens. Plaatsen die de voorkeur hebben op het bovenlichaam zijn: bovenkant rug of onder het sleutelbeen op de borst. Resterende haren moeten met een schaar worden afgeknipt (niet afgeschoren). Als de plaats van toediening moet worden schoongemaakt, moet dit met water gebeuren. Zeep of andere reinigende middelen mogen niet worden gebruikt. Huidpreparaten die de kleefkracht van de pleister voor transdermaal gebruik op het huidgedeelte voor gebruik van Transtec zouden kunnen beïnvloeden, mogen niet worden gebruikt.
De huid moet voor het aanbrengen volledig droog zijn. Transtec moet onmiddellijk na verwijdering uit het zakje aangebracht worden. Na verwijdering van de afgiftebeschermingsfolie, moet de pleister voor transdermaal gebruik met de handpalm gedurende ongeveer 30 sec. stevig op de huid worden aangedrukt. De pleister voor transdermaal gebruik zal niet beïnvloed worden door baden, douchen of zwemmen. Hij mag evenwel niet worden blootgesteld aan overmatige warmte (bv. sauna, infrarode bestraling).
Transtec moet continu gedragen worden tot maximaal 4 dagen. Na het verwijderen van de vorige pleister voor transdermaal gebruik, moet een nieuwe Transtec pleister voor transdermaal gebruik op een andere huidzone worden aangebracht. Ten minste één week moet voorbij zijn alvorens een nieuwe pleister voor transdermaal gebruik op hetzelfde huidgedeelte wordt aangebracht.
Duur van de toediening
Transtec mag niet langer worden gebruikt dan noodzakelijk. Wanneer langdurige pijnbestrijding met Transtec nodig is, als gevolg van de aard en ernst van de ziekte, moet er regelmatig en zorgvuldig gecontroleerd worden (indien nodig met onderbrekingen in de behandeling) om na te gaan of er, en in welke mate, een verdere behandeling nodig is.
Stopzetten van het gebruik van de Transtec pleister
Na het verwijderen van Transtec nemen de serumconcentraties van buprenorfine geleidelijk af zodat het analgetisch effect nog gedurende een zekere tijd behouden blijft. Hiermee moet rekening worden gehouden als de behandeling met Transtec gevolgd moet worden door andere opioïden. Als algemene regel mag een volgend opioïd niet worden toegediend binnen de 24 uur na het verwijderen van Transtec. Op dit ogenblik is slechts beperkte informatie beschikbaar over de aanvangsdosis bij toediening van andere opioïden na stopzetting van de behandeling met de Transtec.
4.3 Contra-indicaties
Transtec is tegenaangewezen bij:
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
- Opioïd-afhankelijke patiënten of bij de behandeling van de ontwenningsverschijnselen van narcotica;
- Omstandigheden waarbij het ademhalingscentrum en de ademhalingsfunctie ernstig verminderd zijn of waarbij dit zou kunnen optreden;
- Patiënten die behandeld worden met MAO-remmers of die deze middelen in de laatste twee weken hebben gebruikt (zie rubriek 4.5);
- Patiënten lijdend aan myasthenia gravis;
- Patiënten lijdend aan delirium tremens;
- Zwangerschap (zie rubriek 4.6).
4.8 Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden gemeld na toedienen van Transtec in klinische studies en bij post marketing opvolging:
De gegeven frequenties zijn als volgt:
Zeer vaak (≥ 1/10),
Vaak (≥1/100 <1/10),
Soms (≥1/1 000 <1/100),
Zelden (≥1/10 000 <1/1 000),
Zeer zelden (≤ 1/10 000)
Niet bekend (kan niet afgeleid worden uit de beschikbare gegevens)
a) De vaakst gemelde systemische bijwerkingen waren misselijkheid en braken.
De vaakst gemelde lokale bijwerkingen waren erythema en pruritus.
b)
Immuunsysteemaandoeningen:
Zeer zelden: ernstige allergische reacties*
Voedings- en stofwisselingsstoornissen:
Zelden: verlies van eetlust
Psychische stoornissen:
Soms: verwardheid, slaapstoornissen, rusteloosheid
Zelden: psychomimetische effecten (bv. hallucinaties, angst, nachtmerries), verminderd libido
Zeer zelden: afhankelijkheid, stemmingsveranderingen
Zenuwstelselaandoeningen:
Vaak: duizeligheid, hoofdpijn
Soms: sedatie, slaperigheid
Zelden: verminderde concentratie, spraakstoornissen, gevoelloosheid, evenwichtsstoornissen, paresthesie (bv. prikkelend of brandend gevoel op de huid)
Zeer zelden: spierfasciculaties, smaakstoornis
Oogaandoeningen:
Zelden: gezichtsstoornissen, wazig zicht, oedema van het ooglid
Zeer zelden: miose
Ooraandoeningen:
Zeer zelden: oorpijn
Hart- en bloedvataandoeningen:
Soms: problemen met de bloedsomloop (zoals hypotensie of, zeldzaam, zelfs collaps van de bloedsomloop)
Zelden: warmte-aanvallen
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen:
Vaak: dyspnoe
Zelden: respiratoire depressie
Zeer zelden: hyperventilatie, hikken
Maagdarmstelselaandoeningen:
Zeer vaak: misselijkheid
Vaak: braken, constipatie
Soms: droge mond
Zelden: pyrosis
Zeer zelden: kokhalzen
Huid- en onderhuidaandoeningen:
Zeer vaak: erythema, pruritus
Vaak: exanthema, diaforese
Soms: rash
Zelden: urticaria
Zeer zelden: puisten, vesikels (blaasjes)
Niet bekend: contactdermatitis, verkleuring van de toedieningsplaats
Nier- en urinewegaandoeningen:
Soms: urineretentie, mictiestoornissen
Voorplantingsstelsel- en borstaandoeningen:
Zelden: verminderde erectie
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen:
Vaak: oedemen, vermoeidheid
Soms: uitputting
Zelden: ontwenningsverschijnselen*, toedieningsplaatsreacties
Zeer zelden: thoracale pijn
*zie sectie c)
c) In sommige gevallen kunnen late allergische reacties optreden met duidelijke ontstekingsverschijnselen. In dergelijke gevallen zou de behandeling met Transtec gestopt moeten worden.
GeneesmiddelafhankelijkheidHerhaaldelijk gebruik van Transtec kan leiden tot afhankelijkheid van het geneesmiddel, zelfs bij therapeutische doses. Het risico op geneesmiddelafhankelijkheid kan variëren afhankelijk van de individuele risicofactoren, de dosering en de duur van de opioïdenbehandeling van de patiënt (zie rubriek 4.4).
Buprenorfine heeft een gering gevaar voor afhankelijkheid. Na stopzetting van Transtec zijn ontwenningsverschijnselen onwaarschijnlijk. Dit is het gevolg van de zeer trage dissociatie van buprenorfine van de “opiaat” receptoren en de geleidelijke daling van de buprenorfine serumconcentraties (doorgaans over een periode van 30 uur na het verwijderen van de laatste pleister voor transdermaal gebruik).
Echter, na langdurig gebruik van de Transtec pleister kunnen ontwenningsverschijnselen, vergelijkbaar met die bij ontwenning van opioïden, niet geheel uitgesloten worden. Deze symptomen omvatten: opwinding, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, tremor en gastro-intestinale stoornissen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten www.fagg.be – afdeling Vigilantie. Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
S.A. Grünenthal N.V., Lenneke Marelaan 8, B-1932 Sint-Stevens-Woluwe
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
België
Transtec 35 microgram/h: BE233956
Transtec 52,5 microgram/h: BE233965
Transtec 70 microgram/h: BE233974
Luxemburg:
Transtec 35 microgram/h: 2022040002 (nationaal nummer: 0314856)
Transtec 52,5 microgram/h: 2022040003 (nationaal nummer: 0314891)
Transtec 70 microgram/h: 2022040004 (nationaal nummer: 0314937)
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Goedkeuringsdatum: 11/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1719723 | TRANSTEC 35,0MCG/U PATCH 5 | N02AE01 | € 23,28 | - | Ja | € 6 | € 3,6 |
1719749 | TRANSTEC 52,5MCG/U PATCH 5 | N02AE01 | € 30,42 | - | Ja | € 7,84 | € 4,67 |
1719756 | TRANSTEC 70,0MCG/U PATCH 5 | N02AE01 | € 37,76 | - | Ja | € 9,57 | € 5,69 |
2308435 | TRANSTEC 70,0MCG/U PATCH 10 | N02AE01 | € 61,18 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
2308443 | TRANSTEC 35,0MCG/U PATCH 10 | N02AE01 | € 35,3 | - | Ja | € 8,99 | € 5,35 |
2308450 | TRANSTEC 52,5MCG/U PATCH 10 | N02AE01 | € 48,03 | - | Ja | € 11,98 | € 7,12 |