SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rocephine IV 1 g poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat 1 g ceftriaxon als ceftriaxonnatrium.
Voor de volledige lijst met hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Poeder: wit tot geelachtig-oranje kristallijn poeder.
Oplosmiddel: heldere kleurloze oplossing.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Rocephine is geïndiceerd voor de behandeling van de onderstaande infecties bij volwassenen en kinderen, inclusief voldragen neonaten (vanaf de geboorte):
Bacteriële meningitis
Longontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis
Longontsteking opgelopen tijdens een verblijf in het ziekenhuis
Acute otitis media
Intra-abdominale infecties
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis)
Infecties van de botten en gewrichten
Gecompliceerde infecties van de huid en weke delen
Gonorroe
Syfilis
Bacteriële endocarditis
Rocephine kan gebruikt worden:
Voor de behandeling van acute exacerbaties van chronische obstructieve longziekte bij volwassenen.
Voor de behandeling van gedissemineerde lyme-borreliose (vroege [stadium II] en late [stadium III]) bij volwassenen en kinderen inclusief neonaten vanaf 15 dagen oud.
Voor pre-operatieve preventie van wondinfecties tijdens een operatie.
Bij de behandeling van neutropene patiënten met koorts met een vermoedelijke bacteriële infectie als oorzaak.
Bij de behandeling van patiënten met bacteriëmie die optreedt als gevolg van, of vermoed wordt het gevolg te zijn van, een van de bovenstaande infecties.
Rocephine dient in combinatie met andere antibacteriële middelen te worden toegediend indien het mogelijke scala van veroorzakende bacteriën niet binnen het werkingsspectrum van ceftriaxon valt (zie rubriek 4.4).
De officiële richtlijnen omtrent het juiste gebruik van antibacteriële middelen dienen in overweging te worden genomen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De dosis hangt af van de ernst, gevoeligheid, plaats en het type infectie en van de leeftijd en hepato-renale functie van de patiënt.
De doses die in de onderstaande tabellen worden aanbevolen zijn de algemeen aanbevolen doses voor de desbetreffende indicaties. In uitzonderlijk ernstige gevallen moeten de doses aan de hoge kant van het aanbevolen dosisbereik worden overwogen.
Volwassenen en kinderen ouder dan 12 jaar (≥ 50 kg)
Ceftriaxondosis* | Toedienings-frequentie** | Indicaties |
1-2 g | Eenmaal daags | Longontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis |
Acute exacerbaties van chronische obstructieve longziekte | ||
Intra-abdominale infecties | ||
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis) | ||
2 g | Eenmaal daags | Longontsteking opgelopen tijdens een verblijf in het ziekenhuis |
Gecompliceerde infecties van de huid en weke delen | ||
Infecties van de botten en gewrichten | ||
2-4 g | Eenmaal daags | Behandeling van neutropene patiënten met koorts met een vermoedelijke bacteriële infectie als oorzaak |
Bacteriële endocarditis | ||
Bacteriële meningitis |
* Bij gedocumenteerde bacteriëmie moet de dosis aan de hoge kant van het aanbevolen dosisbereik worden overwogen.
** Tweemaaldaagse toediening (eenmaal per 12 uur) kan worden overwogen wanneer hogere doses dan 2 g per dag worden toegediend.
Indicaties voor volwassenen en kinderen ouder dan 12 jaar (≥ 50 kg) waarbij een specifiek toedieningsschema gebruikt dient te worden:
Acute otitis media
Een enkele intramusculaire dosis Rocephine van 1-2 g kan worden toegediend. Beperkte gegevens suggereren dat bij een ernstig zieke patiënt of na falen van de voorgaande behandeling, Rocephine effectief kan zijn wanneer het wordt toegediend als een intramusculaire dosis van 1-2 g per dag gedurende 3 dagen.
Pre-operatieve preventie van wondinfecties tijdens een operatie
2 g als een enkele pre-operatieve dosis
Gonorroe
500 mg als een enkele intramusculaire dosis
Syfilis
De algemeen aanbevolen doses zijn 500 mg-1 g eenmaal daags, verhoogd tot 2 g eenmaal daags in het geval van neurosyfilis gedurende 10-14 dagen. De dosisaanbevelingen bij syfilis, waaronder neurosyfilis, zijn gebaseerd op beperkte data. Nationale of lokale richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen.
Gedissemineerde lyme-borreliose (vroege [stadium II] en late [stadium III])
2 g eenmaal daags gedurende 14-21 dagen. De aanbevolen behandelingsduur varieert en nationale of lokale richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen.
Pediatrische patiënten
Neonaten, zuigelingen en kinderen in de leeftijd van 15 dagen tot 12 jaar (< 50 kg)
Bij kinderen met een lichaamsgewicht vanaf 50 kg dient de gebruikelijke volwassenendosering te worden gegeven.
Ceftriaxondosis* | Toedieningsfrequentie** | Indicaties |
50-80 mg/kg | Eenmaal daags | Intra-abdominale infecties |
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis) | ||
Longontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis | ||
Longontsteking opgelopen tijdens een verblijf in het ziekenhuis | ||
50-100 mg/kg (maximaal 4 g) | Eenmaal daags | Gecompliceerde infecties van de huid en weke delen |
Infecties van de botten en gewrichten | ||
Behandeling van neutropene patiënten met koorts met een vermoedelijke bacteriële infectie als oorzaak | ||
80-100 mg/kg (maximaal 4 g) | Eenmaal daags | Bacteriële meningitis |
100 mg/kg (maximaal 4 g) | Eenmaal daags | Bacteriële endocarditis |
* Bij gedocumenteerde bateriëmie moet de dosis aan de hoge kant van het aanbevolen dosisbereik worden overwogen.
** Tweemaaldaagse toediening (eenmaal per 12 uur) kan worden overwogen wanneer hogere doses dan 2 g per dag worden toegediend.
Indicaties voor neonaten, zuigelingen en kinderen in de leeftijd van 15 dagen tot 12 jaar (< 50 kg) waarbij een specifiek toedieningsschema gebruikt dient te worden:
Acute otitis media
Voor de initiële behandeling van acute otitis media kan een enkele intramusculaire dosis Rocephine van 50 mg/kg worden toegediend. Beperkte gegevens suggereren dat bij een ernstig ziek kind of na falen van de initiële behandeling, Rocephine effectief kan zijn wanneer het wordt toegediend als een intramusculaire dosis van 50 mg/kg per dag dagelijks gedurende 3 dagen.
Pre-operatieve preventie van wondinfecties tijdens een operatie
50-80 mg/kg als een enkele pre-operatieve dosis
Syfilis
De algemeen aanbevolen doses zijn 75-100 mg/kg (maximaal 4 g) eenmaal daags gedurende 10-14 dagen. De dosisaanbevelingen bij syfilis, waaronder neurosyfilis, zijn gebaseerd op zeer beperkte gegevens. Nationale of lokale richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen.
Gedissemineerde lyme-borreliose (vroege [stadium II] en late [stadium III])
50-80 mg/kg eenmaal daags gedurende 14-21 dagen. De aanbevolen behandelingsduur varieert en nationale of lokale richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen.
Neonaten in de leeftijd van 0 tot 14 dagen
Ceftriaxon is gecontra-indiceerd voor gebruik bij premature neonaten tot een postmenstruele leeftijd van 41 weken (aantal weken zwangerschap + aantal weken vanaf de geboorte)
Ceftriaxondosis* | Toedieningsfrequentie | Indicaties |
20-50 mg/kg | Eenmaal daags | Intra-abdominale infecties |
Gecompliceerde infecties van de huid en weke delen | ||
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis) | ||
Longontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis | ||
Longontsteking opgelopen tijdens een verblijf in het ziekenhuis | ||
Infecties van de botten en gewrichten | ||
Behandeling van neutropene patiënten met koorts met een vermoedelijke bacteriële infectie als oorzaak | ||
50 mg/kg | Eenmaal daags | Bacteriële meningitis |
Bacteriële endocarditis |
* Bij gedocumenteerde bacteriëmie moet de dosis aan de hoge kant van het aanbevolen dosisbereik worden overwogen. Een maximale dagelijkse dosis van 50 mg/kg mag niet worden overschreden.
Indicaties voor neonaten in de leeftijd van 0 tot 14 dagen waarbij een specifiek toedieningsschema gebruikt dient te worden:
Acute otitis media
Voor de initiële behandeling van acute otitis media kan een enkele intramusculaire dosis Rocephine van 50 mg/kg worden toegediend.
Pre-operatieve preventie van wondinfecties tijdens een operatie
20-50 mg/kg als een enkele pre-operatieve dosis
Syfilis
De algemeen aanbevolen dosis is 50 mg/kg eenmaal daags gedurende 10-14 dagen. De dosisaanbevelingen bij syfilis, waaronder neurosyfilis, zijn gebaseerd op zeer beperkte data. Nationale of lokale richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen.
Duur van de behandeling
De duur van de behandeling hangt af van het beloop van de ziekte. Het gebruik van ceftriaxon dient, net als bij antibioticagebruik in het algemeen, gedurende 48-72 uur te worden voortgezet na het moment waarop de patiënt koortsvrij is geworden of bacteriële eradicatie is bereikt.
Ouderen
Bij ouderen met een afdoende nier- en leverfunctie hoeft geen aanpassing van de aanbevolen dosering voor volwassenen plaats te vinden.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Uit de beschikbare gegevens blijkt geen noodzaak tot dosisaanpassing bij een licht of matig ernstig verminderde leverfunctie indien er niet tevens sprake is van een verminderde nierfunctie.
Er zijn geen onderzoeksgegevens beschikbaar over patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Bij patiënten met een verminderde nierfunctie bestaat geen noodzaak tot verlaging van de ceftriaxondosis indien er niet tevens sprake is van een verminderde leverfunctie. Alleen voor patiënten met preterminale nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 10 ml/min) geldt dat de ceftriaxondosis niet hoger mag zijn dan 2 g per dag.
Bij patiënten die gedialyseerd worden hoeft na de dialyse geen extra aanvullende dosis te worden toegediend. Ceftriaxon wordt niet door peritoneale of hemodialyse uit het lichaam verwijderd. Nauwlettende klinische controle gericht op de veiligheid en werkzaamheid wordt aangeraden.
Patiënten met een ernstig verminderde nier- en leverfunctie
Bij patiënten met zowel een ernstig verminderde nierfunctie als een ernstig verminderde leverfunctie wordt nauwlettende klinische controle gericht op de veiligheid en werkzaamheid aangeraden.
Wijze van toediening
Rocephine kan worden toegediend door middel van een intraveneuze infusie gedurende ten minste 30 minuten (aanbevolen toedieningswijze) of door middel van langzame intraveneuze injectie gedurende 5 minuten. Intermitterende intraveneuze injecties moeten worden toegediend gedurende 5 minuten, bij voorkeur in grotere aderen. Intraveneuze doses van 50 mg/kg of meer bij zuigelingen en kinderen jonger dan 12 jaar moeten door middel van een infusie worden gegeven. Bij neonaten moeten intraveneuze doses gegeven worden gedurende 60 minuten om het mogelijke risico op bilirubine-encefalopathie te verminderen (zie rubriek 4.3 en 4.4). Intramusculaire toediening moet worden overwogen wanneer de intraveneuze toedieningsroute niet mogelijk is of wanneer deze minder geschikt is voor de patiënt. Voor doses hoger dan 2 g moet worden gekozen voor intraveneuze toediening.
Ceftriaxon is gecontra-indiceerd voor gebruik bij neonaten (≤ 28 dagen) die behandeling nodig hebben (of naar verwachting behandeling nodig hebben) met calciumhoudende intraveneuze oplossingen, waaronder continue infusie van een calciumhoudende oplossing, zoals parenterale voeding, in verband met het risico op neerslag van ceftriaxon-calcium (zie rubriek 4.3).
Er mogen geen calciumhoudende verdunningsmiddelen (zoals Ringer-oplossing of Hartmann-oplossing) gebruikt worden voor het reconstitueren van injectieflacons met ceftriaxon of voor het verder verdunnen van een gereconstitueerde injectieflacon voor intraveneuze toediening, aangezien zich dan een neerslag zou kunnen vormen. Er kan ook een neerslag van ceftriaxon-calcium worden gevormd als ceftriaxon in dezelfde intraveneuze toedieningslijn met een calciumhoudende oplossing wordt gemengd. Daarom mogen ceftriaxon en calciumhoudende oplossingen niet gemengd of gelijktijdig toegediend worden (zie rubriek 4.3, 4.4 en 6.2).
Bij gebruik voor pre-operatieve preventie van wondinfecties tijdens een operatie dient ceftriaxon 30-90 minuten voor aanvang van de ingreep te worden toegediend.
Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een andere cefalosporine.
Een voorgeschiedenis van ernstige overgevoeligheid voor (zoals een anafylactische reactie op) een ander type bèta-lactam-antibioticum (penicilline, monobactam of carbapenem).
Ceftriaxon is gecontra-indiceerd voor gebruik bij:
Premature neonaten tot een postmenstruele leeftijd van 41 weken (aantal weken zwangerschap + aantal weken vanaf de geboorte)*
Voldragen neonaten (tot een leeftijd van 28 dagen):
- met hyperbilirubinemie, geelzucht, hypoalbuminemie of acidose, aangezien bij deze aandoeningen waarschijnlijk sprake zal zijn van een verminderde bindingscapaciteit van bilirubine*
- die behandeling nodig hebben (of naar verwachting behandeling nodig hebben) met intraveneus toegediend calcium of calciumhoudende infusen, aangezien een dergelijke behandeling zou kunnen resulteren in neerslag van een ceftriaxon-calciumzout (zie rubriek 4.4, 4.8 en 6.2).
* In-vitro-studies hebben aangetoond dat ceftriaxon bilirubine kan verdringen van de bindingsplaatsen aan serum-albumine, wat kan leiden tot een mogelijk risico op bilirubine-encefalopathie bij deze patiënten.
Contra-indicaties van lidocaïne moeten uitgesloten worden vóór intramusculaire injectie van ceftriaxon wanneer lidocaïne-oplossing gebruikt wordt als oplosmiddel (zie rubriek 4.4). Zie in dit verband de Samenvatting van de Productkenmerken van lidocaïne, en in het bijzonder de informatie over contra-indicaties.
Ceftriaxonoplossingen die lidocaïne bevatten mogen nooit intraveneus worden toegediend.
4.8 Bijwerkingen
De meest gemelde bijwerkingen bij gebruik van ceftriaxon zijn eosinofilie, leukopenie, trombocytopenie, diarree, huiduitslag, en verhoogde concentraties van leverenzymen.
De frequenties van de bijwerkingen van ceftriaxon zijn vastgesteld aan de hand van gegevens uit klinische onderzoeken.
Bij het classificeren van de frequenties is de volgende conventie gehanteerd:
Zeer vaak (≥ 1/10)
Vaak (≥ 1/100, < 1/10)
Soms (≥ 1/1.000, < 1/100)
Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem/ orgaanklasse | Vaak | Soms | Zelden | Niet bekenda |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
| Genitale schimmelinfectie | Pseudo-membraneuze colitisb | Superinfectieb |
Bloed- en lymfestelsel-aandoeningen | Eosinofilie Leukopenie | Granulocytopenie |
| Hemolytische anemieb |
Immuunsysteem-aandoeningen |
|
|
| Anafylactische shock |
Zenuwstelsel-aandoeningen |
| Hoofdpijn | Encefalopathie | Convulsie |
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen |
|
|
| Vertigo |
Hartaandoeningen |
|
|
| Kounis-syndroomb |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinum-aandoeningen |
|
| Bronchospasme |
|
Maagdarmstelsel-aandoeningen | Diarreeb | Misselijkheid |
| Pancreatitisb |
Lever- en galaandoeningen | Verhoogde concentraties van leverenzymen |
|
| Neerslag in de galblaasb |
Huid- en onderhuid-aandoeningen | Huiduitslag | Pruritus | Urticaria | Stevens-Johnsonsyndroomb |
Nier- en urineweg-aandoeningen |
|
| Hematurie | Oligurie |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaats-stoornissen |
| Flebitis | Oedeem |
|
Onderzoeken |
| Verhoogde creatinine-concentratie in het bloed |
| Fout-positieve uitslag bij antiglobulinetestb |
a Gebaseerd op postmarketingmeldingen. Aangezien de melding van deze bijwerkingen vrijwillig plaatsvond en betrekking had op een populatie van onbekende omvang, is het niet mogelijk om een betrouwbare schatting te doen van de frequentie van deze bijwerkingen, en daarom zijn de frequenties van deze bijwerkingen aangemerkt als ‘niet bekend’.
b Zie rubriek 4.4.
c Meestal reversibel na stopzetting van de behandeling met ceftriaxon
Omschrijving van enkele bijwerkingen
Infecties en parasitaire aandoeningen
Bij melding van diarree na het gebruik van ceftriaxon kunnen de klachten veroorzaakt zijn door Clostridium difficile. Er dient passende behandeling met vocht en elektrolyten te worden ingesteld (zie rubriek 4.4).
Neerslag van ceftriaxon-calciumzout
In zeldzame gevallen zijn ernstige, en soms dodelijke, bijwerkingen gemeld bij premature en voldragen neonaten (leeftijd < 28 dagen) die behandeling met intraveneuze ceftriaxon en calcium hadden ondergaan. Na overlijden werd neerslag van ceftriaxon-calciumzout waargenomen in de longen en nieren. Het verhoogde risico op neerslagvorming bij neonaten is toe te schrijven aan het feit dat bij neonaten sprake is van een kleiner bloedvolume en een langere halfwaardetijd van ceftriaxon dan bij volwassenen (zie rubriek 4.3, 4.4 en 5.2).
Ceftriaxone neerslag in de urinewegen is gemeld, meestal bij kinderen behandeld met hoge doses (bijv. 80 mg/kg/dag óf een totale dosis van meer dan 10 g) en bij wie ook sprake is van andere risicofactoren (zoals dehydratie, bedgebondenheid). Dergelijke neerslagvorming kan asymptomatisch of symptomatisch verlopen, en kan ureterobstructie en postrenaal acuut nierfalen veroorzaken, maar is gewoonlijk omkeerbaar als het gebruik van ceftriaxon wordt gestaakt (zie rubriek 4.4).
Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas is waargenomen, voornamelijk bij patiënten die behandeld werden met doses hoger dan de aanbevolen standaarddosering. Bij kinderen hebben prospectieve onderzoeken bij intraveneuze toepassing een variabele incidentie van neerslag laten zien, met een incidentie van meer dan 30% bij sommige onderzoeken. Een langzame infusiesnelheid (infusie in 20-30 minuten) lijkt gepaard te gaan met een lagere incidentie. Deze neerslagvorming verloopt doorgaans asymptomatisch, maar in zeldzame gevallen ging de neerslag gepaard met klinische symptomen als pijn, misselijkheid en braken. In deze gevallen wordt symptomatische behandeling aangeraden. De neerslagvorming is doorgaans omkeerbaar als het gebruik van ceftriaxon wordt gestaakt (zie rubriek 4.4).
Reacties op de injectieplaats
IV toediening is klinisch pijnlijk. Andere reacties op de injectieplaats zijn erytheem op de injectieplaats, extravasatie op de injectieplaats, zwelling op de injectieplaats, huiduitslag op de injectieplaats, jeuk op de injectieplaats, ontsteking op de injectieplaats, verharding op de injectieplaats en hematoom op de injectieplaats. Complicaties zoals infectie op de injectieplaats en abces op de injectieplaats zijn zelden gemeld.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem :
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
N.V. Roche S.A., Dantestraat 75, B-1070 Brussel
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE129936
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
06/2024
Goedkeuringsdatum: 06/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
0800904 | ROCEPHINE AMP IV 1 X 1 G + SOLV | J01DD04 | € 11,33 | - | Ja | - | - |