SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
GENOTONORM 1,3 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
GENOTONORM 5,0 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
GENOTONORM 5,3 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
GENOTONORM 12 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
- GENOTONORM 1,3 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie
Eén flacon bevat 1,3 mg somatropine*. Na reconstitutie is de concentratie van somatropine 1,3 mg/ml. - GENOTONORM 5,0 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie, met bewaarmiddel. Eén patroon bevat 5,0 mg somatropine*. Na reconstitutie is de concentratie van somatropine 5,0 mg/ml.
- GENOTONORM 5,3 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie, met bewaarmiddel. Eén patroon bevat 5,3 mg somatropine*. Na reconstitutie is de concentratie van somatropine 5,3 mg/ml.
- GENOTONORM 12 mg poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie, met bewaarmiddel. Eén patroon bevat 12 mg somatropine*. Na reconstitutie is de concentratie van somatropine 12 mg/ml.
* geproduceerd in Escherichia coli cellen volgens de recombinant-DNA-technologie.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1
3. FARMACEUTISCHE VORM
Afleveringsvorm 1: poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Het poeder is wit en het oplosmiddel is een heldere oplossing.
Afleveringsvorm 2-4: poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Tweekamerpatroon met een wit poeder in de voorste kamer en een heldere oplossing in de achterste kamer.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Kinderen
Groeistoornis als gevolg van een onvoldoende secretie van groeihormoon (groeihormoondeficiëntie, GHD) of groeistoornis geassocieerd met Turner syndroom of chronische nierinsufficiëntie.
Groeistoornis [huidige lengte standaarddeviatiescore (SDS) < -2,5 en met een voor ouderlengte gecorrigeerde lengte SDS < -1] bij kinderen met een kleine gestalte die SGA (small for gestational age) zijn met een geboortegewicht en/of –lengte kleiner dan -2 SD, die op een leeftijd van 4 jaar of ouder nog geen inhaalgroei hebben vertoond [groeisnelheid SDS <0 gedurende het laatste jaar].
Prader-Willi syndroom (PWS), voor stimulatie van de groei en verbetering van de lichaamssamenstelling. De diagnose van PWS dient bevestigd te worden door geschikt genetisch onderzoek.
Volwassenen
Substitutietherapie bij volwassenen met duidelijke groeihormoondeficiëntie.
Optreden op volwassen leeftijd: Patiënten die ernstige groeihormoondeficiëntie geassocieerd met multipele hormoondeficiënties als gevolg van een bekende hypothalamische of hypofysaire pathologie hebben en die daarnaast ten minste één andere deficiëntie van een hypofysehormoon, met uitzondering van prolactine, hebben. Deze patiënten moeten een aangepaste dynamische test ondergaan om groeihormoondeficiëntie vast te stellen of uit te sluiten.
Optreden tijdens kindertijd: Patiënten die groeihormoondeficiëntie tijdens de kindertijd als gevolg van congenitale, genetische, verworven of idiopathische oorzaken hadden. Patiënten met GHD tijdens de kindertijd dienen na voltooiing van de longitudinale groei opnieuw geëvalueerd te worden met betrekking tot hun groeihormoonsecretie. Bij patiënten met een grote waarschijnlijkheid van persisterende GHD, d.w.z. door een congenitale oorzaak of GHD als gevolg van een hypothalamische/hypofysaire ziekte of trauma, dient een insuline-achtige groeifactor-1 (IGF-I) SDS <-2 zonder groeihormoonbehandeling gedurende minstens 4 weken als een voldoende bewijs van ernstige GHD beschouwd te worden.
Alle andere patiënten dienen een IGF-I evaluatie en één groeihormoon-stimulatietest te ondergaan.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De dosering en het toedieningsschema moeten worden geïndividualiseerd.
De injectie moet subcutaan worden gegeven en de injectieplaats moet variëren om lipoatrofie te vermijden.
Groeistoornissen tengevolge van een onvoldoende secretie van groeihormoon bij kinderen: gewoonlijk wordt een dosis aanbevolen van 0,025 - 0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag, ofwel 0,7 - 1,0 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. Zelfs hogere doses zijn toegediend.
Wanneer GHD tijdens de kindertijd persisteert in de adolescentie, dient de behandeling voortgezet te worden om een volledige somatische ontwikkeling (bv. lichaamssamenstelling, botmassa) te bereiken. Voor de monitoring is het bereiken van een normale botmassapiek, gedefinieerd als een T-score >-1 (d.w.z. gestandaardiseerd tot een gemiddelde volwassen botmassapiek gemeten door middel van dubbele-energie-röntgenabsorptiometrie, rekening houdend met het geslacht en de etniciteit) een van de therapeutische objectieven gedurende de overgangsperiode. Voor informatie over de dosering, zie verder onder de rubriek voor volwassenen.
Prader-Willi syndroom, voor stimulatie van de groei en verbetering van de lichaamssamenstelling bij kinderen: in het algemeen wordt een dosis van 0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag ofwel 1,0 mg/m² lichaamsoppervlak per dag aanbevolen. De dagelijkse dosis mag niet hoger zijn dan 2,7 mg. De behandeling mag niet gebruikt worden bij kinderen met een groeisnelheid van minder dan 1 cm per jaar en indien de epifysairschijven bijna gesloten zijn.
Groeistoornissen tengevolge van het Turner syndroom: er wordt een dosis van 0,045 - 0,050 mg/kg lichaamsgewicht per dag ofwel 1,4 mg/m² lichaamsoppervlak per dag aanbevolen.
Groeistoornissen bij chronische nierinsufficiëntie: een dosis van 0,045 - 0,050 mg/kg lichaamsgewicht per dag (1,4 mg/m² lichaamsoppervlak per dag) wordt aanbevolen. Hogere doses kunnen noodzakelijk zijn indien de groeisnelheid te laag is. Een aanpassing van de dosis kan noodzakelijk zijn na zes maanden behandeling.
Groeistoornissen bij kleine kinderen met een te kleine gestalte bij de geboorte: een dosis van 0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag (1 mg/m2 lichaamsoppervlak per dag) wordt gewoonlijk aanbevolen totdat de finale lengte is bereikt (zie rubriek 5.1).
De behandeling dient te worden stopgezet na het eerste jaar behandelen indien de groeisnelheid SDS kleiner is dan +1. De behandeling dient te worden stopgezet indien de groeisnelheid <2 cm/jaar is en, indien bevestiging nodig is, de botleeftijd bij meisjes >14 jaar en bij jongens >16 jaar is, wat overeenkomt met het sluiten van de epifysairschijven.
Aanbevolen dosering bij pediatrische patiënten | ||
Indicatie | mg/kg | mg/m² |
| dosis/dag | dosis/dag |
GH-deficiëntie bij kinderen | 0,025 - 0,035 | 0,7 - 1,0 |
Prader-Willi syndroom | 0,035 | 1,0 |
Turner syndroom | 0,045 - 0,050 | 1,4 |
Chronische nierinsufficiëntie | 0,045 - 0,050 | 1,4 |
Kinderen met een te kleine gestalte | 0,035 | 1,0 |
Groeihormoondeficiëntie bij volwassenen: Bij patiënten die de groeihormoonbehandeling na GHD tijdens de kindertijd voortzetten, bedraagt de aanbevolen aanloopdosis 0,2-0,5 mg per dag. De dosis moet geleidelijk verhoogd of verlaagd worden in functie van de individuele behoeften van de patiënt, bepaald aan de hand van de IGF-I-concentratie.
Bij patiënten met GHD-diagnose op volwassen leeftijd moet de behandeling starten met een lage dosis, 0,15-0,3 mg per dag. De dosis dient geleidelijk verhoogd te worden op basis van de individuele behoeften van de patiënt bepaald aan de hand van de IGF-I-concentratie.
In beide gevallen is het doel van de behandeling het bereiken van een IGF-I-concentratie binnen 2 SDS ten opzichte van het leeftijdgecorrigeerde gemiddelde. Patiënten met normale IGF-I-concentraties bij het begin van de behandeling moeten groeihormoon toegediend krijgen tot een IGF-I-niveau dat in het bovenste deel van het normale bereik ligt, maar niet hoger dan 2 SDS. Klinische respons en bijwerkingen kunnen ook gebruikt worden als richtlijn voor de dosistitratie. Men weet dat er GHD-patiënten bestaan van wie de IGF-I-concentraties zich niet normaliseren ondanks een goede klinische respons, en die dus geen dosisescalatie nodig hebben. De onderhoudsdosis is zelden hoger dan 1,0 mg per dag. Vrouwen kunnen hogere doses nodig hebben dan mannen, terwijl mannen in de loop van de tijd een toenemende IGF-1-gevoeligheid vertonen. Dit betekent dat er een risico bestaat dat vrouwen, vooral diegenen onder orale oestrogenenbehandeling, onderbehandeld worden, terwijl mannen overbehandeld worden. De nauwkeurigheid van de dosis groeihormoon moet daarom elke 6 maanden gecontroleerd worden. Aangezien de normale fysiologische groeihormoonproductie met de leeftijd afneemt, kan de vereiste dosis afnemen. Bij patiënten ouder dan 60 jaar dient de behandeling te starten met een dosis van 0,1 - 0,2 mg per dag en dient de dosis geleidelijk te worden verhoogd in functie van de individuele behoeften van de patiënt. De minimale effectieve dosis moet gebruikt worden. De onderhoudsdosis bij deze patiënten bedraagt zelden meer dan 0,5 mg per dag.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Somatropine mag niet worden gebruikt wanneer er enig bewijs is van de activiteit van een tumor. Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en antitumortherapie moet zijn voltooid voordat de groeihormoontherapie mag worden gestart. De behandeling moet worden beëindigd als er bewijs is van tumorgroei.
GENOTONORM mag niet gebruikt worden om de groei te stimuleren bij kinderen met gesloten epifysairschijven.
Patiënten met een acute levensbedreigende aandoening, die complicaties ondervinden na een open-hartoperatie, abdominale chirurgie, meervoudig trauma, acute ademhalingsinsufficiëntie of vergelijkbare aandoeningen dienen niet behandeld te worden met GENOTONORM (zie rubriek 4.4 voor patiënten met substitutiebehandeling).
4.8 Bijwerkingen
Patiënten met een groeihormoontekort worden gekenmerkt door een tekort aan extracellulair volume. Wanneer de behandeling met somatropine wordt gestart, wordt dit tekort snel gecorrigeerd. Bij volwassen patiënten komen regelmatig bijwerkingen voor als gevolg van vochtretentie, zoals perifeer oedeem, gezichtsoedeem, stramheid van skeletspierstelsel, artralgie, myalgie en paresthesie. Over het algemeen zijn deze bijwerkingen licht tot matig, treden ze op tijdens de eerste maanden van de behandeling en verdwijnen spontaan of bij een dosisverlaging.
Het voorkomen van deze bijwerkingen is evenredig met de toegediende dosis, de leeftijd van de patiënten, en eventueel omgekeerd evenredig met de leeftijd van de patiënt op het moment waarop de groeihormoondeficiëntie begint. Bij kinderen komen deze bijwerkingen niet vaak voor.
GENOTONORM leidde tot de vorming van antilichamen bij ongeveer 1% van de patiënten. De bindingscapaciteit van deze antilichamen was laag en er werden geen klinische veranderingen met hun vorming in verband gebracht, zie rubriek 4.4.
Getabelleerde lijst van bijwerkingen
Tabel 1 toont de bijwerkingen gerangschikt per systeem/orgaanklasse en frequentie voor kinderen en volwassenen, volgens de volgende conventie: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100 tot <1/10); soms (≥1/1.000 tot <1/100); zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 1: Getabelleerde lijst van bijwerkingen | ||||||
Systeem/ orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden | Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) |
Neoplasmata benigne, maligne en niet-gespecifieerd (inclusief cysten en poliepen) |
|
| (Kinderen) |
|
|
|
Voedings- en stofwisselings-stoornissen |
|
|
|
|
| (Volwassenen en kinderen) |
Zenuwstelsel-aandoeningen |
| (Volwassenen) | (Kinderen) |
|
| (Volwassenen) (Volwassenen en kinderen) Hoofdpijn |
Huid- en onderhuid-aandoeningen |
|
| (Kinderen) |
|
| (Volwassenen) |
Skeletspier-stelsel- en bindweefsel-aandoeningen | (Volwassenen) | (Volwassenen) | (Kinderen) |
|
| (Kinderen) |
Voortplantings-stelsel- en borst-aandoeningen |
|
| (Volwassenen en kinderen) |
|
|
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaats-stoornissen | (Volwassenen) | (Kinderen) | (Kinderen) |
|
| (Volwassenen en kinderen) |
Onderzoeken |
|
|
|
|
| (Volwassenen en kinderen) |
*In het algemeen zijn deze bijwerkingen mild tot matig, verschijnen ze in de eerste maanden van de behandeling en verdwijnen ze spontaan of bij dosisverlaging. De incidentie van deze bijwerkingen is gerelateerd aan de toegediende dosis, de leeftijd van de patiënten en mogelijk omgekeerd gerelateerd aan de leeftijd van de patiënt bij de start van het groeihormoontekort. |
Verlaagde serumcortisolspiegels
Er werden gevallen gerapporteerd waarbij somatropine de serumcortisolspiegels verlaagde, mogelijk door een effect op de dragereiwitten of door een verhoogde hepatische klaring.
Het klinisch belang van deze bevindingen kan beperkt zijn. Niettemin moet de corticosteroïd substitutietherapie geoptimaliseerd worden voordat men een behandeling met GENOTONORM start.
Prader-Willi syndroom
Na het in de handel brengen werden zeldzame plotselinge sterfgevallen beschreven bij patiënten met het Prader-Willi syndroom die met somatropine behandeld waren hoewel geen oorzakelijk verband kon vastgesteld worden.
Leukemie
Gevallen van leukemie werden gerapporteerd bij kinderen met groeihormoontekort, waarvan sommigen behandeld werden met somatropine en opgenomen werden in de post-marketing ervaring. Er is echter geen bewijs van een verhoogd risico op leukemie zonder predisponerende factoren, zoals bestraling van de hersenen of het hoofd.
Slipped capital femoral epiphysis en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes
Slipped capital femoral epiphysis en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes werden gerapporteerd bij kinderen die werden behandeld met groeihormoon. Slipped capital femoral epiphysis komt frequenter voor in geval van endocriene aandoeningen en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes is meer frequent in geval van kleine gestalte. Het is echter niet geweten of deze twee aandoeningen al dan niet meer voorkomen tijdens een behandeling met somatropine. Bij een kind met ongemak of pijn in de heup of de knie moet deze diagnose overwogen worden.
Andere bijwerkingen als gevolg van het geneesmiddel
Andere bijwerkingen als gevolg van het geneesmiddel kunnen beschouwd worden als aan de somatropineklasse verbonden effecten, zoals mogelijke hyperglykemie veroorzaakt door een verlaagde insulinegevoeligheid, verlaagde waarde van vrije thyroxine en een benigne intracraniale hypertensie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be - Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
E-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer NV, Pleinlaan 17, 1050 Brussel, België
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GENOTONORM 1,3 mg | BE143717; LU 2011031007 |
GENOTONORM 5,0 mg | BE225635; LU 2011031008 |
GENOTONORM 5,3 mg | BE150595; LU 2011031020 |
GENOTONORM 12 mg | BE166686; LU 2011031009 |
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
05/2024
24E15
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
0493379 | GENOTONORM VIAL INJ 1 X 5,3MG | H01AC01 | € 111,08 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
1481290 | GENOTONORM VIAL SC 12 MG+CONS12MG | H01AC01 | € 213,99 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
2191377 | GENOTONORM 5,3 MG PDR + SOLV 5 CART 2 COMPARTIMENT | H01AC01 | € 512,45 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
2764488 | GENOTONORM 12,0MG GOQUICK OPL INJ VOORGEV.PEN 1 | H01AC01 | € 213,99 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
2764504 | GENOTONORM 5,3MG GOQUICK OPL INJ VOORGEV.PEN 1 | H01AC01 | € 111,08 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
2764512 | GENOTONORM 5,3MG GOQUICK OPL INJ VOORGEV.PEN 5 | H01AC01 | € 512,45 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |