SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Cipramil 20 mg filmomhulde tabletten
Cipramil 40 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Cipramil 20 mg filmomhulde tabletten:
Elke tablet bevat 20 mg citalopram (in hydrobromidevorm).
Cipramil 40 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie:
1 ml bevat 40 mg citalopram (in hydrochloridevorm).
Hulpstof met bekend effect:
23,1 mg lactosemonohydraat per tablet.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tabletten: witte, ovale, filmomhulde gleuftabletten met aan één kant de vermelding “C” en “N” symmetrisch ten opzichte van de gleuf.
De tablet kan worden verdeeld in gelijke doses.
Concentraat voor oplossing voor infusie: heldere, bijna kleurloze oplossing.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Oraal gebruik:
Depressieve episode.
Paniekstoornis met of zonder agorafobie.
Obsessieve compulsieve stoornis (OCS).
Intraveneus gebruik:
Depressieve episode.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Volwassenen
Oraal gebruik
Depressieve episode:
Tabletten: De begindosis is 20 mg/dag (1 tablet van 20 mg). Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt en de ernst van de depressie kan de dosis na 2 weken verhoogd worden tot maximaal 40 mg (2 tabletten van 20 mg).
Behandelingsduur
Het antidepressief en stemmingsverbeterend effect treedt meestal op na 2 à 4 weken behandeling. Een behandeling met antidepressiva is symptomatisch en zal daarom gedurende een voldoende lange tijd worden aangehouden; meestal tot 6 maanden na het herstel teneinde herval te voorkomen. Bij patiënten met recurrente depressies kan de duur van de onderhoudsbehandeling tot één jaar of langer worden voortgezet, teneinde recidieven van depressieve episodes te voorkomen.
Paniekstoornis met of zonder agorafobie:
Tabletten: starten met een enkelvoudige dosis van 10 mg per dag (½ tablet van 20 mg). Na een week wordt de dosis opgedreven tot 20 mg/dag (1 tablet van 20 mg). De optimale dosering is gewoonlijk 20‑30 mg per dag (1 tot 1½ tablet van 20 mg). Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt mag de dosis opgedreven worden tot een maximum van 40 mg/dag (2 tabletten van 20 mg).
Behandelingsduur
De maximale doeltreffendheid van citalopram in de behandeling van paniekstoornissen wordt bereikt na ongeveer 3 maanden. De respons blijft behouden tijdens het verderzetten van de behandeling.
Obsessieve compulsieve stoornis:
Tabletten: een begindosis van 20 mg per dag wordt aangeraden. Volgens klinische beoordeling mag, indien nodig, de dosis worden verhoogd tot maximaal 40 mg per dag (2 tabletten van 20 mg).
Behandelingsduur
Een begin van effect in de behandeling van OCS is te verwachten na 2 tot 4 weken behandeling, met verdere verbetering in functie van de tijd.
Intraveneus gebruik
Depressieve Episode:
De behandeling mag gestart worden met een infuus gedurende 10‑14 dagen. Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt en de ernst van de depressie kan de begindosis van 20 mg per dag verhoogd worden tot maximaal 40 mg per dag als enkelvoudige dosis. Na de initiële infusiebehandeling moet de patiënt op een orale behandeling worden overgeschakeld.
Behandelingsduur
De duur van een infusiebehandeling is normaal 10‑14 dagen. Daarna zou de behandeling met een orale vorm moeten voortgezet worden.
Bejaarden (> 65 jaar)
Bij patiënten ouder dan 65 jaar zal men de helft van de aanbevolen dosis toedienen, vb. voor de tabletten 10 mg per dag (½ tablet van 20 mg) tot maximaal 20 mg per dag (één tablet van 20 mg).
Pediatrische patiënten
Citalopram dient niet te worden gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar (zie rubriek 4.4).
Verminderde nierfunctie
Aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie. Voorzichtigheid is aanbevolen bij patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (creatinine klaring minder dan 30 ml/min, zie rubriek 5.2)
Verminderde leverfunctie
Patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie zullen de behandeling beginnen met een dosis van 10 mg/dag voor de tabletten (½ tablet van 20 mg) gedurende de eerste 2 weken. Afhankelijk van de individuele respons, kan de dosis verhoogd worden tot een maximum van 20 mg per dag. Voorzichtigheid en een zeer zorgvuldige dosisopbouw zijn aangewezen bij patiënten met ernstig verminderde leverfunctie (zie rubriek 5.2).
Trage metaboliseerders van het iso-enzym CYP 2C19
Een startdosis van 10 mg per dag tijdens de eerste twee weken van behandeling wordt aangeraden voor patiënten die gekend zijn als trage metaboliseerders van het iso-enzym CYP 2C19. De dosis mag verhoogd worden tot een maximum van 20 mg per dag in functie van de individuele respons (zie rubriek 5.2).
Discontinueringsverschijnselen gemeld bij het stoppen van de behandeling met SSRI’s.
Abrupt stoppen moet vermeden worden. Bij het stoppen van de behandeling met citalopram moet de dosis progressief worden afgebouwd over een periode van minstens één tot twee weken, teneinde het risico op mogelijke discontinueringssymptomen te verminderen (zie rubrieken 4.4 en 4.8). Als ondraaglijke symptomen optreden als gevolg van een dosisverlaging of van het stoppen van de behandeling, kan een hervatten van de voorheen voorgeschreven dosis worden overwogen. Daarna kan de arts de dosis aan een geleidelijker tempo verder verlagen.
Wijze van toediening
De tabletten worden eenmaal daags toegediend en mogen op om het even welk moment van de dag, ongeacht de maaltijden, ingenomen worden.
Citalopram, concentraat voor oplossing voor infusie wordt eenmaal daags op om het even welk tijdstip van de dag toegediend.
Citalopram 40 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie wordt verdund in 250 ml fysiologische zoutoplossing of in een 5% glucose‑oplossing en wordt intraveneus toegediend aan een infusietijd van minstens één uur per 20 mg. De oplossing voor infusie moet binnen de 6 uur worden opgebruikt.
De geconcentreerde oplossing voor infusie mag niet worden gebruikt voor intraveneuze of intramusculaire injectie.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
MAO-remmers (mono-amino-oxidase inhibitoren)
Citalopram mag niet worden voorgeschreven voor patiënten die worden behandeld met mono-amino-oxidase inhibitoren (MAOI). Dit geldt eveneens voor selegiline aan een dosis van meer dan 10 mg per dag.
Citalopram mag slechts gestart worden 14 dagen na het stopzetten van een behandeling met irreversibele MAOI. Voor reversibele MAOI, moet de wachttijd gerespecteerd worden zoals voorgeschreven in de bijsluiter van dit product.
Na het stoppen van de inname van citalopram, moet een wachttijd van 7 dagen gerespecteerd worden alvorens te starten met een behandeling met MAOI (zie rubriek 4.5)
Citalopram is tegenaangewezen in combinatie met linezolide, tenzij de maatregelen genomen worden voor een nauwgezette opvolging en monitoring van de bloeddruk (zie rubriek 4.5)
Citalopram is tegenaangewezen bij patiënten met een gekende QT-verlenging of een congenitaal lang QT‑syndroom.
Citalopram is tegenaangewezen bij gelijktijdige inname van geneesmiddelen gekend om het QT‑interval te verlengen (zie rubriek 4.5).
4.8 Bijwerkingen
Ongewenste effecten met citalopram zijn gewoonlijk matig en voorbijgaand. Ze zijn het meest frequent tijdens de eerste of tweede week van de behandeling en nemen gewoonlijk in ernst af bij het voortzetten van de behandeling.
Voor de volgende bijwerkingen werd een dosis-respons verband aangetoond: toegenomen transpiratie, droge mond, slapeloosheid, slaperigheid, diarree, nausea, en vermoeidheid. De volgende geregistreerde bijwerkingen van citalopram of SSRI’s werden gemeld tijdens klinische studies, 1% van de patiënten, of sinds het geneesmiddel op de markt is. De frequentie van de bijwerkingen is als volgt:
Zeer vaak ( 1/10)
Vaak ( 1/100, < 1/10)
Soms ( 1/1000, < 1/100)
Zelden ( 1/10 000, < 1/1000)
Zeer zelden ( 1/10.000)
Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem orgaanklasse | Frequentie | Voorkeursterm |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Niet bekend | Trombocytopenie |
Immuunsysteemaandoeningen | Niet bekend | Overgevoeligheid, anafylactische shock |
Endocriene aandoeningen | Niet bekend | Niet-aangepast antidiuretisch hormoon secretie (SIADH) |
Voedings- en stofwisselings- stoornissen | Vaak | Verminderde eetlust, gewichtsafname |
Soms | Verhoogde eetlust, gewichtstoename | |
Zelden | Hyponatriëmie | |
Niet bekend | Hypokaliëmie | |
Psychische stoornissen | Vaak | Agitatie, verminderde libido, angst, zenuwachtigheid, verwardheid, abnormaal orgasme (vrouw), abnormale dromen |
Soms | Agressie, depersonalisatie, hallucinatie, manie | |
Niet bekend | Paniekaanvallen, bruxisme, rusteloosheid, zelfmoord-ideatie en zelfmoordgedrag1 | |
Zenuwstelselaandoeningen | Zeer vaak | Slaperigheid, slapeloosheid, hoofdpijn |
Vaak | Tremor, paresthesiën, duizeligheid, aandachtstoornis | |
Soms | Syncope | |
Zelden | Grand mal convulsie, dyskinesie, smaakvervorming | |
Niet bekend | Convulsies, serotonine syndroom, extrapiramidale stoornis, acathisie, bewegingsstoornis | |
Oogaandoeningen | Soms | Mydriase |
Niet bekend | Gezichtsstoornis | |
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen | Vaak | Tinnitus |
Hartaandoeningen | Soms | Bradycardie, tachycardie |
Niet bekend | QT-verlengd op cardiogram, ventriculaire aritmieën waaronder Torsades de pointes. | |
Bloedvataandoeningen | Zelden | Hemorragie |
Niet bekend | Orthostatische hypotensie | |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | Vaak | Geeuwen |
Niet bekend | Epistaxis | |
Maagdarmstelselaandoeningen | Zeer vaak | Droge mond, nausea |
Vaak | Diarree, braken, constipatie | |
Niet bekend | Gastro-intestinale bloeding (waaronder rectale hemorragie) | |
Lever- en galaandoeningen | zelden | Hepatitis |
Niet bekend | Abnormale leverfunctiewaarden | |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Zeer vaak | Toegenomen transpiratie |
Vaak | Pruritus | |
Soms | Jeuk, alopecie, uitslag, purpura, fotosensitiviteit | |
Niet bekend | Ecchymose, angio-oedeem | |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Myalgie, artralgie |
Nier- en urinewegaandoeningen | Soms | Urineretentie |
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen | Vaak | Impotentie, ejaculatie stoornissen, afwezigheid van ejaculatie |
Soms | Menorragie (vrouw) | |
Niet bekend | Galactorroe, | |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Vermoeidheid, pyrexie |
Soms | Oedeem |
Aantal patiënten die citalopram / placebo ontvangen hebben = 1346 / 545
1 Gevallen van zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag zijn gerapporteerd tijdens de behandeling met citalopram of kort na het beëindigen van de behandeling (zie rubriek 4.4).
2 Dit voorval is gemeld voor de therapeutische groep van SSRI’s/SNRI’s (zie rubriek 4.4, 4.6).
QT‑verlenging
Tijdens de post-marketing periode werden gevallen van QT‑verlenging en ventriculaire aritmieën waaronder Torsade de pointes gerapporteerd, vooral bij vrouwen, in geval van hypokaliëmie of met een voorafbestaande QT‑verlenging of hartziekte (zie rubrieken 4.3, 4.4, 4.5, 4.9 en 5.1).
Breuken
Epidemiologische studies, in hoofdzaak uitgevoerd bij patiënten van minstens 50 jaar, tonen een verhoogd risico van botbreuken bij patiënten die behandeld worden met SSRI’s en tricyclische antidepressiva. Het mechanisme dat dit risico veroorzaakt, is niet gekend.
Discontinueringssymptomen die werden gezien na het stoppen van de behandeling
Stopzetten van citalopram (vooral indien abrupt) leidt over het algemeen tot het optreden van discontinueringssymptomen. Duizeligheid, sensorische stoornissen (waaronder paresthesieën), slaapstoornissen (waaronder insomnia en intens dromen), agitatie of angst, nausea en/of braken, tremor, verwardheid, zweten, hoofdpijn, diarree, palpitaties, emotionele instabiliteit, irritabiliteit en visuele stoornissen zijn de vaakst gerapporteerde reacties. Over het algemeen zijn deze bijwerkingen licht tot matig en van voorbijgaande aard, doch bij sommige patiënten kunnen ze ernstig zijn en/of voortduren. Vandaar dat het aangewezen is een graduele afbouw door geleidelijke dosisvermindering te overwegen als de citalopram behandeling niet langer nodig wordt geacht (zie rubriek 4.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Lundbeck n.v.
Stephanie Square Centre
Louizalaan 65/11
1050 Brussel
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Cipramil 20 mg filmomhulde tabletten: BE151261
Cipramil 40 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie: BE151164
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
01/2025
PRIJZEN
| CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 0497388 | CIPRAMIL COMP SEC 28 X 20 MG | N06AB04 | € 13,75 | - | Ja | € 2,78 | € 1,67 |
| 0497396 | CIPRAMIL AMP IV 10 X 40MG/ML | N06AB04 | € 91,36 | - | Ja | - | - |