SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
CLEXANE 2.000 IE (20 mg)/0,2 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
CLEXANE 4.000 IE (40 mg)/0,4 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
CLEXANE 6.000 IE (60 mg)/0,6 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
CLEXANE 8.000 IE (80 mg)/0,8 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
CLEXANE 10.000 IE (100 mg)/1 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
2.000 IE (20 mg)/0,2 ml
Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium 2.000 IE anti-Xa-activiteit (komt overeen met 20 mg) in 0,2 ml water voor injecties.
4.000 IE (40 mg)/0,4 ml
Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium 4.000 IE anti-Xa-activiteit (komt overeen met 40 mg) in 0,4 ml water voor injecties.
6.000 IE (60 mg)/0,6 ml
Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium 6.000 IE anti-Xa-activiteit (komt overeen met 60 mg) in 0,6 ml water voor injecties.
8.000 IE (80 mg)/0,8 ml
Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium 8.000 IE anti-Xa-activiteit (komt overeen met 80 mg) in 0,8 ml water voor injecties.
10.000 IE (100 mg)/1 ml
Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium 10.000 IE anti-Xa-activiteit (komt overeen met 100 mg) in 1 ml water voor injecties.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
Enoxaparine natrium is een biologische substantie die wordt verkregen door alkalische depolymerisatie van heparinebenzylester afkomstig uit het darmslijmvlies van varkens.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit
Heldere, kleurloze tot geelachtige oplossing, pH-waarde 5,5-7,5
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
CLEXANE is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen voor:
- profylaxe van veneuze trombo-embolische aandoeningen bij chirurgische patiënten met een matig of hoog risico, in het bijzonder bij patiënten die orthopedische of algemene chirurgie moeten ondergaan, inclusief kankerchirurgie.
- profylaxe van veneuze trombo-embolische aandoeningen bij patiënten met een acute medische aandoening (zoals acuut hartfalen, longinsufficiëntie, ernstige infecties of reumatische aandoeningen) en verminderde mobiliteit die een verhoogd risico hebben op veneuze trombo-embolie.
- behandeling van diepe veneuze trombose (DVT) en pulmonaire embolie (PE), behalve PE die waarschijnlijk behandeling met een trombolyticum of chirurgie vereist.
- verlengde behandeling van diepe veneuze trombose (DVT) en pulmonaire embolie (PE) en preventie van recidive ervan bij patiënten met actieve kanker.
- preventie van trombusvorming in de extracorporale circulatie bij hemodialyse.
- acuut coronair syndroom:
- als behandeling van instabiele angina pectoris en een non-ST-elevatie-myocardinfarct (NSTEMI), in combinatie met oraal acetylsalicylzuur.
- als behandeling van een acuut ST-elevatie-myocardinfarct (STEMI) inclusief patiënten die een medische behandeling krijgen of een bijkomende percutane coronaire interventie (PCI) ondergaan.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Profylaxe van veneuze trombo-embolische aandoeningen bij chirurgische patiënten met een matig of hoog risico
Het individuele risico op trombo-embolie van een patiënt kan worden geschat met een gevalideerd risicostratificatiemodel.
- Bij patiënten met een matig risico op trombo-embolische aandoeningen, bedraagt de aanbevolen dosis enoxaparine natrium 2.000 IE (20 mg) eenmaal daags via subcutane (SC) injectie. Er is aangetoond dat het instellen van enoxaparine natrium 2.000 IE (20 mg) 2 uur vóór een ingreep doeltreffend en veilig is bij ingrepen met een matig risico.
Bij patiënten met een matig risico moet de behandeling met enoxaparine natrium gedurende minstens 7-10 dagen worden voortgezet, ongeacht de mate van herstel (bijv. mobiliteit). Houd deze profylaxe aan zolang de patiënt aanzienlijk minder mobiel is.
- Bij patiënten met een hoog risico op trombo-embolie, bedraagt de aanbevolen dosis enoxaparine natrium 4.000 IE (40 mg) eenmaal daags via SC injectie en wordt die bij voorkeur 12 uur vóór de ingreep gestart. Indien een profylaxe met enoxaparine natrium meer dan 12 uur vóór de ingreep moet worden ingesteld (bijv. een risicopatiënt die op een uitgestelde orthopedische ingreep wacht), dan moet de laatste injectie uiterlijk 12 uur vóór de ingreep worden gegeven en moet de profylaxe 12 uur na de ingreep worden hervat.
- Voor patiënten die een zware orthopedische ingreep ondergaan, wordt een langere
tromboprofylaxe van maximaal 5 weken aanbevolen.
- Voor patiënten met een hoog risico op veneuze trombo-embolie (VTE) die een ingreep aan de
buik of het bekken ondergaan voor kanker, wordt een langere tromboprofylaxe tot
4 weken aanbevolen.
Profylaxe van veneuze trombo-embolie bij patiënten met een medische aandoening
De aanbevolen dosis enoxaparine natrium is 4.000 IE (40 mg) eenmaal daags via SC injectie.
De behandeling met enoxaparine natrium wordt voor ten minste 6 tot 14 dagen voorgeschreven, ongeacht de mate van herstel (bijvoorbeeld mobiliteit). Voor een behandeling langer dan 14 dagen is het voordeel niet bewezen.
Behandeling van diepe veneuze trombose en pulmonaire embolie
Enoxaparine natrium kan SC worden toegediend, hetzij als injectie van 150 IE/kg (1,5 mg/kg) eenmaal daags, of als injectie van 100 IE/kg (1 mg/kg) tweemaal daags.
De behandeling moet door de arts worden gekozen op basis van een individuele beoordeling, inclusief een evaluatie van het risico op trombo-embolie en het risico op bloedingen. Het doseringsschema van 150 IE/kg (1,5 mg/kg) eenmaal daags zou moeten worden gebruikt bij ongecompliceerde patiënten met een laag risico op terugkerende VTE. Het doseringsschema van 100 IE/kg (1 mg/kg) tweemaal daags zou moeten worden gebruikt bij alle andere patiënten, zoals patiënten met obesitas, met symptomatische PE, kanker, met herhaalde VTE of proximale (vena iliaca) trombose.
De behandeling met enoxaparine natrium wordt voorgeschreven voor een gemiddelde periode van 10 dagen. Waar nodig moet een behandeling met orale anticoagulantia worden ingesteld (zie ‘Wissel tussen enoxaparine natrium en orale anticoagulantia’ aan het einde van rubriek 4.2).
Bij de verlengde behandeling van diepe veneuze trombose (DVT) en pulmonaire embolie (PE) en preventie van recidive ervan bij patiënten met actieve kanker, dienen artsen het individuele risico op trombo-embolie en bloeding van de patiënt zorgvuldig te overwegen.
De aanbevolen dosis bedraagt 100 IE/kg (1 mg/kg) tweemaal daags toegediend via SC injecties gedurende 5 tot 10 dagen, gevolgd door een dosis van 150 IE/kg (1,5 mg/kg) eenmaal daags via SC injectie tot 6 maanden lang.
Het voordeel van continue antistollingstherapie moet na 6 maanden behandeling opnieuw worden beoordeeld.
Preventie van trombusvorming tijdens hemodialyse
De aanbevolen dosering is 100 IE/kg (1 mg/kg) enoxaparine natrium.
Voor patiënten met een hoog risico op hemorragie moet deze dosering worden verlaagd tot 50 IE/kg (0,5 mg/kg) voor dubbele vasculaire toegangsweg of 75 IE/kg (0,75 mg/kg) voor enkele vasculaire toegangsweg.
Tijdens hemodialyse moet enoxaparine natrium aan het begin van de dialysesessie in de arteriële lijn van het circuit worden gebracht. Deze dosis is in het algemeen voldoende voor een hemodialysesessie van 4 uur. Indien er echter fibrineringen verschijnen, bijvoorbeeld na een sessie die langer duurt dan normaal, kan een nieuwe dosis van 50 IE tot 100 IE/kg (0,5 tot 1 mg/kg) worden gegeven.
Er zijn geen gegevens beschikbaar over patiënten die enoxaparine natrium gebruiken als profylaxe of behandeling en tijdens hemodialysesessies.
Acuut coronair syndroom: behandeling van instabiele angina pectoris en NSTEMI en behandeling van acute STEMI
- Voor de behandeling van instabiele angina pectoris en NSTEMI is de aanbevolen dosering enoxaparine natrium 100 IE/kg (1 mg/kg) om de 12 uur via SC injectie, in combinatie met antibloedplaatjestherapie. De behandeling moet minimaal 2 dagen worden aangehouden en voortgezet tot stabilisatie van de klinische toestand is bereikt. De gebruikelijke behandelingsduur ligt tussen 2 en 8 dagen.
Acetylsalicylzuur wordt aanbevolen voor alle patiënten zonder contra-indicaties in een initiële orale oplaaddosis van 150–300 mg (bij acetylsalicylzuur-naïeve patiënten) en een onderhoudsdosis van 75–325 mg/dag op lange termijn, ongeacht de behandelstrategie.
- Voor het behandelen van een acuut STEMI is de aanbevolen dosering enoxaparine natrium een eenmalige intraveneuze (IV) bolus van 3.000 IE (30 mg) plus een dosis van 100 IE/kg (1 mg/kg) SC, gevolgd door 100 IE/kg (1 mg/kg) die om de 12 uur SC wordt toegediend (maximaal 10.000 IE [100 mg] voor elk van de eerste twee SC doses). Tenzij in geval van contra-indicatie, moet gelijktijdig een geschikte antibloedplaatjestherapie zoals oraal acetylsalicylzuur (75 mg tot 325 mg eenmaal daags) worden toegediend. De aanbevolen behandelingsduur is 8 dagen of totdat de patiënt uit het ziekenhuis is ontslagen. Bij gelijktijdige toediening met een trombolyticum (al dan niet fibrinespecifiek), moet enoxaparine natrium toegediend worden tussen 15 minuten vóór en 30 minuten na de start van de fibrinolytische behandeling.
- Voor dosering bij patiënten ≥75 jaar, zie de paragraaf ‘Ouderen’.
- Voor patiënten behandeld met percutane coronaire interventie (PCI) is geen extra SC dosis enoxaparine natrium nodig indien de laatste dosis minder dan 8 uur vóór dilatatie van de ballon werd toegediend. Indien de laatste SC toediening meer dan 8 uur vóór de ballondilatatie plaatsvond, moet een IV bolus van 30 IE/kg (0,3 mg/kg) enoxaparine natrium toegediend worden.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van enoxaparine natrium bij pediatrische patiënten zijn niet vastgesteld.
Ouderen
Voor alle indicaties behalve STEMI is geen dosisverlaging nodig bij oudere patiënten, tenzij de nierfunctie verminderd is (zie hieronder ‘nierinsufficiëntie’ en rubriek 4.4).
Voor het behandelen van een acuut STEMI bij oudere patiënten ≥75 jaar mag geen initiële IV bolus worden gebruikt. Stel de dosis in met 75 IE/kg (0,75 mg/kg) SC om de 12 uur (maximaal 7.500 IE [75 mg] alleen voor elk van de eerste twee SC doses, gevolgd door 75 IE/kg [0,75 mg/kg] SC voor de volgende doses). Voor dosering bij ouderen met een verminderde nierfunctie, zie hieronder ‘nierinsufficiëntie’ en rubriek 4.4.
Leverinsufficiëntie
Er zijn slechts beperkte gegevens beschikbaar bij patiënten met leverinsufficiëntie (zie rubriek 5.1 en 5.2) en voorzichtigheid is geboden bij deze patiënten (zie rubriek 4.4).
Nierinsufficiëntie (zie rubriek 4.4 en 5.2)
- Ernstige nierinsufficiëntie
Enoxaparine natrium wordt niet aanbevolen voor patiënten met nierfalen (creatinineklaring <15 ml/min) omdat er behalve over het voorkomen van trombusvorming bij de extracorporale circulatie tijdens hemodialyse in deze patiëntenpopulatie geen gegevens beschikbaar zijn.
Doseringstabel voor patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring [15-30] ml/min):
Indicatie | Doseringsschema |
Profylaxe van veneuze trombo-embolische aandoeningen | 2.000 IE (20 mg) SC eenmaal daags |
Behandeling van diepe veneuze trombose en pulmonaire embolie | 100 IE/kg (1 mg/kg) lichaamsgewicht SC eenmaal daags |
Verlengde behandeling van DVT en PE bij patiënten met actieve kanker | 100 IE/kg (1 mg/kg) lichaamsgewicht SC eenmaal daags |
Behandeling van instabiele angina pectoris en NSTEMI | 100 IE/kg (1 mg/kg) lichaamsgewicht SC eenmaal daags |
Behandeling van een acuut STEMI (patiënten jonger dan 75) | 1 x 3.000 IE (30 mg) IV bolus plus 100 IE/kg (1 mg/kg) lichaamsgewicht SC en dan 100 IE/kg (1 mg/kg) lichaamsgewicht SC om de 24 uur |
Deze aanbevolen dosisaanpassingen gelden niet voor de indicatie hemodialyse.
- Matige en lichte nierinsufficiëntie
Er wordt geen dosisaanpassing aanbevolen bij patiënten met matige (creatinineklaring 30-50 ml/min) en lichte (creatinineklaring 50-80 ml/min) nierinsufficiëntie, maar zorgvuldige klinische observatie van deze patiënten is raadzaam.
Wijze van toediening
CLEXANE mag niet langs intramusculaire weg toegediend worden.
Voor de profylaxe van veneuze trombo-embolische aandoeningen na een chirurgische ingreep, de behandeling van DVT en PE, verlengde behandeling van DVT en PE bij patiënten met actieve kanker, de behandeling van instabiele angina pectoris en NSTEMI wordt enoxaparine natrium toegediend via SC injectie.
Voor acute STEMI moet de behandeling worden ingesteld door toediening van een eenmalige
IV bolusinjectie onmiddellijk gevolgd door een SC injectie.
Voor de preventie van trombusvorming in de extracorporale circulatie tijdens hemodialyse wordt het
toegediend via de arteriële lijn van een dialysecircuit.
De voorgevulde spuit voor eenmalig gebruik is klaar voor onmiddellijk gebruik.
- SC injectietechniek:
Het injecteren gebeurt bij voorkeur bij de patiënt in liggende houding. Enoxaparine natrium wordt toegediend via diepe SC injectie.
De spuit vóór de injectie niet ontluchten om zo verlies van het geneesmiddel te voorkomen. Wanneer de te injecteren hoeveelheid geneesmiddel aangepast moet worden aan het lichaamsgewicht van de patiënt, moeten de voorgevulde spuiten met een schaalverdeling gebruikt worden om zo het vereiste volume te verkrijgen door de overtollige vloeistof vóór de injectie te verwijderen.
NB: door de schaalverdeling op de spuit is het soms niet mogelijk om een exacte dosis te verkrijgen. In dergelijke gevallen wordt het volume tot aan de volgende maatstreep erboven afgerond.
De toediening moet afwisselend links en rechts in de anterolaterale en posterolaterale buikwand worden gegeven.
De injectie zelf gebeurt na het verticaal inbrengen van de naald over de volle lengte, in een huidplooi welke tussen de duim en de wijsvinger wordt gehouden. Deze huidplooi moet gedurende de hele injectie worden vastgehouden. Niet over de injectieplaats wrijven na de toediening.
Opmerking voor de voorgevulde spuiten met een automatisch veiligheidssysteem: het veiligheidssysteem treedt in werking aan het einde van de injectie.
In geval van zelftoediening moet de patiënt worden aangeraden om de instructies te volgen die in de bijsluiter staan. De bijsluiter zit in de verpakking van dit geneesmiddel.
- IV (bolus)injectie (alleen voor de indicatie acute STEMI):
Voor acute STEMI moet de behandeling worden ingesteld door toediening van een IV bolus onmiddellijk gevolgd door een SC injectie.
Enoxaparine natrium moet via een IV lijn toegediend worden. Het mag niet gemengd worden of samen toegediend worden met andere geneesmiddelen. Om een mogelijke vermenging van enoxaparine natrium met andere geneesmiddelen te voorkomen, moet de gekozen IV toegang gespoeld worden met een voldoende hoeveelheid fysiologische zout- of glucoseoplossing voor en na de IV bolusinjectie met enoxaparine natrium om de IV toegang vrij te maken van enig ander geneesmiddel. Enoxaparine natrium kan veilig toegediend worden met fysiologische zoutoplossing (0,9%) of 5% glucoseoplossing in water.
- Initiële bolus van 3.000 IE (30 mg)
Gebruik voor de initiële bolus van 3.000 IE (30 mg) een voorgevulde spuit enoxaparine natrium met schaalverdeling en duw het overtollige volume eruit zodat u 3.000 IE (30 mg) in de spuit overhoudt. De dosis van 3.000 IE (30 mg) kan dan direct in de IV lijn worden geïnjecteerd.
- Extra bolus voor PCI wanneer de laatste SC toediening meer dan 8 uur vóór de ballondilatatie
plaatsvond.
Voor patiënten die behandeld worden met PCI, moet een extra IV bolus van 30 IE/kg (0,3 mg/kg) worden toegediend indien de laatste SC injectie meer dan 8 uur vóór de ballondilatatie plaatsvond.
Om de nauwkeurigheid te garanderen van het kleine te injecteren volume, wordt aanbevolen om het geneesmiddel te verdunnen tot 300 IE/ml (3 mg/ml).
Om een oplossing van 300 IE/ml (3 mg/ml) te verkrijgen, wordt aanbevolen om een voorgevulde spuit met 6.000 IE (60 mg) enoxaparine natrium te gebruiken en een infuuszak van 50 ml (d.w.z. met een fysiologische zoutoplossing [0,9%] of 5% glucoseoplossing in water) volgens onderstaande instructies:
Trek met een spuit 30 ml uit de infuuszak op en voer de vloeistof af. Injecteer vervolgens de volledige inhoud van de voorgevulde spuit met 6.000 IE (60 mg) enoxaparine natrium in de 20 ml vloeistof die in de zak overgebleven is. Meng de inhoud van de infuuszak voorzichtig, en trek het vereiste volume verdunde oplossing met een spuit op voor toediening in de IV lijn.
Wanneer de verdunning gereed is, kan het te injecteren volume berekend worden met de formule [Volume verdunde oplossing (ml) = gewicht van de patiënt (kg) x 0,1] of met de tabel hieronder. Aanbevolen wordt om de verdunde oplossing net vóór het gebruik te bereiden.
Via IV lijn te injecteren volume na verdunning bij een concentratie van 300 IE (3 mg)/ml.
Gewicht | Vereiste dosis | Te injecteren volume bij verdunning tot een eindconcentratie van 300 IE (3 mg)/ml | |||
[kg] | IE | [mg] | [ml] | ||
45 | 1350 | 13,5 | 4,5 | ||
50 | 1500 | 15 | 5 | ||
55 | 1650 | 16,5 | 5,5 | ||
60 | 1800 | 18 | 6 | ||
65 | 1950 | 19,5 | 6,5 | ||
70 | 2100 | 21 | 7 | ||
75 | 2250 | 22,5 | 7,5 | ||
80 | 2400 | 24 | 8 | ||
85 | 2550 | 25,5 | 8,5 | ||
90 | 2700 | 27 | 9 | ||
95 | 2850 | 28,5 | 9,5 | ||
100 | 3000 | 30 | 10 | ||
105 | 3150 | 31,5 | 10,5 | ||
110 | 3300 | 33 | 11 | ||
115 | 3450 | 34,5 | 11,5 | ||
120 | 3600 | 36 | 12 | ||
125 | 3750 | 37,5 | 12,5 | ||
130 | 3900 | 39 | 13 | ||
135 | 4050 | 40,5 | 13,5 | ||
140 | 4200 | 42 | 14 | ||
145 | 4350 | 43,5 | 14,5 | ||
150 | 4500 | 45 | 15 | ||
- Injectie via een arteriële lijn:
De oplossing wordt toegediend via de arteriële lijn van een dialysecircuit om trombusvorming in de extracorporale circulatie te voorkomen tijdens hemodialyse.
Wissel tussen enoxaparine natrium en orale anticoagulantia
- Wissel tussen enoxaparine natrium en vitamine K-antagonisten (VKA’s)
Om het effect van de VKA’s te controleren moet er vaker klinische observatie en laboratoriumtests (protrombinetijd uitgedrukt als internationaal genormaliseerde ratio [International Normalized Ratio, INR]) plaatsvinden.
Omdat de VKA pas na een interval zijn maximale effect bereikt, moet de therapie met enoxaparine natrium zolang als nodig met een constante dosis worden voortgezet om de INR bij twee opeenvolgende tests binnen het voor de indicatie gewenste therapeutische bereik te houden.
Bij patiënten die al een VKA ontvangen, moet de toediening van deze VKA gestaakt worden en de eerste dosis enoxaparine natrium gegeven worden wanneer de INR onder het therapeutische bereik is gezakt.
- Wissel tussen enoxaparine natrium en directe orale anticoagulantia (DOAC)
Bij patiënten die al enoxaparine natrium ontvangen, moet de toediening van enoxaparine natrium gestaakt worden en overeenkomstig het etiket van de DOAC starten met DOAC 0 tot 2 uur vóór het tijdstip waarop de volgende geplande dosis enoxaparine natrium zou worden toegediend.
Bij patiënten die al een DOAC ontvangen, moet de eerste dosis enoxaparine natrium gegeven worden op het tijdstip dat de volgende dosis DOAC zou worden ingenomen.
Toediening bij spinale/epidurale anesthesie of lumbaalpunctie
Indien de arts besluit anticoagulantia toe te dienen in het kader van epidurale of spinale anesthesie/analgesie of een lumbaalpunctie, wordt zorgvuldige neurologische opvolging aanbevolen in verband met het risico op neuraxiale hematomen (zie rubriek 4.4).
- Bij doses gebruikt voor profylaxe
Houd een punctievrij interval van ten minste 12 uur aan tussen de laatste injectie van enoxaparine natrium in profylactische doses en het plaatsen van een naald of katheter.
Bij continue technieken moet een soortgelijke wachttijd aangehouden worden van ten minste 12 uur voordat de katheter verwijderd wordt.
Bij patiënten met een creatinineklaring van [15-30] ml/min moet worden overwogen om de tijd tot punctie/katheterplaatsing of verwijdering te verdubbelen tot ten minste 24 uur.
Het instellen van enoxaparine natrium 2.000 IE (20 mg) 2 uur vóór een ingreep is niet compatibel met neuraxiale anesthesie.
- Bij doses gebruikt voor behandeling
Houd een punctievrij interval van ten minste 24 uur aan tussen de laatste injectie van enoxaparine natrium in curatieve doses en het plaatsen van een naald of katheter (zie ook rubriek 4.3). Bij continue technieken moet een soortgelijke wachttijd worden aangehouden van ten minste 24 uur voordat de katheter verwijderd wordt.
Bij patiënten met een creatinineklaring van [15-30] ml/min moet worden overwogen om de tijd tot punctie/katheterplaatsing of verwijdering te verdubbelen tot ten minste 48 uur.
Patiënten die de tweemaaldaagse doses ontvangen (d.w.z. 75 IE/kg [0,75 mg/kg] tweemaal daags of 100 IE/kg [1 mg/kg] tweemaal daags), mogen de tweede dosis enoxaparine natrium in hun tweemaaldaagse schema overslaan om voldoende tijd vóór de katheterplaatsing of verwijdering in te lassen.
Op deze tijdstippen is het anti-Xa-niveau nog detecteerbaar, en deze wachttijden zijn geen garantie dat een neuraxiaal hematoom wordt voorkomen.
Om dezelfde redenen moet overwogen worden enoxaparine natrium niet te gebruiken tot ten minste 4 uur na de spinale/epidurale punctie of nadat de katheter is verwijderd. De wachttijd moet worden gebaseerd op een afweging van de voordelen en de risico’s, waarbij rekening wordt gehouden met zowel het risico op trombose als het risico op bloedingen tijdens de procedure, en met risicofactoren bij de patiënt.
4.3 Contra-indicaties
Enoxaparine natrium is gecontra-indiceerd voor gebruik bij patiënten met:
- overgevoeligheid voor enoxaparine natrium, heparine of haar derivaten, inclusief andere laagmoleculair-gewicht heparinen (low-molecular-weight heparins, LMWH’s) of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
- een geschiedenis van immuungemedieerde heparine-geïnduceerde trombocytopenie (heparininduced thrombocytopenia, HIT) in de afgelopen 100 dagen of bij de aanwezigheid van circulerende antilichamen (zie ook rubriek 4.4)
- actieve klinisch relevante bloedingen en aandoeningen met een hoog risico op hemorragie, inclusief een recente hemorragische beroerte, gastro-intestinale ulcus, aanwezigheid van maligne neoplasma met een hoog risico op bloedingen, recente chirurgische ingreep van de hersenen, wervelkolom of ogen, bekende of vermoede slokdarmspataderen, arterioveneuze misvormingen, vasculaire aneurysmata of belangrijke intraspinale of intracerebrale vasculaire abnormaliteiten
- spinale of epidurale anesthesie of locoregionale anesthesie wanneer enoxaparine natrium is gebruikt voor behandeling in de voorgaande 24 uur (zie rubriek 4.4).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Enoxaparine natrium werd geëvalueerd bij meer dan 15.000 patiënten die enoxaparine natrium kregen in klinische studies. Deze studies omvatten 1.776 patiënten voor profylaxe van diepe veneuze trombose na orthopedische of abdominale chirurgie bij patiënten met een verhoogd risico op trombo-embolische complicaties, 1.169 patiënten voor profylaxe van diepe veneuze trombose bij patiënten met een acute medische aandoening en ernstig beperkte mobiliteit, 559 patiënten voor behandeling van DVT met of zonder pulmonaire embolie, 1.578 patiënten voor behandeling van instabiele angina pectoris en myocardinfarct zonder Q-golf, en 10.176 patiënten voor behandeling van acute STEMI.
Het schema van enoxaparine natrium dat tijdens deze klinische studies werd toegediend, varieerde naargelang de indicaties. De dosis enoxaparine natrium was 4.000 IE (40 mg) SC eenmaal daags voor profylaxe van diepe veneuze trombose na chirurgie of bij patiënten met een acute medische aandoening en ernstig beperkte mobiliteit. Bij behandeling van DVT met of zonder pulmonaire embolie, werden de patiënten die enoxaparine natrium kregen, behandeld met een dosis van 100 IE/kg (1 mg/kg) SC om de 12 uur of met een dosis van 150 IE/kg (1,5 mg/kg) SC eenmaal daags. In de klinische studies voor de behandeling van instabiele angina pectoris en myocardinfarct zonder Q-golf waren de doses 100 IE/kg (1 mg/kg) SC om de 12 uur, en in de klinische studie voor de behandeling van acute STEMI was de behandeling met enoxaparine natrium een IV bolus van 3.000 IE (30 mg) gevolgd door 100 IE/kg (1 mg/kg) SC om de 12 uur.
In klinische studies waren hemorragie, trombocytopenie en trombocytose de vaakst gemelde bijwerkingen (zie rubriek 4.4 en ‘Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen’ hieronder).
Het veiligheidsprofiel van enoxaparine voor verlengde behandeling van DVT en PE bij patiënten met actieve kanker is gelijkaardig aan het veiligheidsprofiel voor de behandeling van DVT en PE.
Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) is gemeld in verband met een behandeling met enoxaparine (zie paragraaf 4.4).
Samenvattende lijst van bijwerkingen
Andere bijwerkingen waargenomen in klinische studies en bijwerkingen gemeld na het in de handel brengen (* geeft bijwerkingen na het in de handel brengen aan), worden hieronder gedetailleerd beschreven.
De frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); en zeer zelden (<1/10.000) of niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke systeem/orgaanklasse worden de bijwerkingen weergegeven volgens afnemende ernst.
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
- Vaak: hemorragie, hemorragische anemie*, trombocytopenie, trombocytose
- Zelden: eosinofilie*, gevallen van immuno-allergische trombocytopenie met trombose; bij sommige werd de trombose gecompliceerd door orgaaninfarct of ischemie van de ledematen (zie rubriek 4.4)
Immuunsysteemaandoeningen
- Vaak: allergische reactie
- Zelden: anafylactische/anafylactoïde reacties waaronder shock*
Zenuwstelselaandoeningen
- Vaak: hoofdpijn*
Bloedvataandoeningen
- Zelden: spinaal hematoom* (of neuraxiaal hematoom). Deze bijwerkingen hebben geleid tot diverse graden van neurologisch letsel, waaronder langdurige of blijvende paralyse (zie rubriek 4.4)
Lever- en galaandoeningen
- Zeer vaak: verhogingen van de leverenzymen (voornamelijk transaminasen >3 maal de bovenlimiet van normaal)
- Soms: hepatocellulair leverletsel*
- Zelden: cholestatisch leverletsel*
Huid- en onderhuidaandoeningen
- Vaak: urticaria, pruritus, erytheem
- Soms: bulleuze dermatitis
- Zelden: alopecia*, cutane vasculitis*, huidnecrose* die meestal optraden op de injectieplaats (deze fenomenen werden gewoonlijk voorafgegaan door purpura of geïnfiltreerde en pijnlijke erythemateuze plaques).
Nodules op de injectieplaats* (inflammatoire nodules die geen cystische inclusie van enoxaparine waren). Ze verdwijnen na enkele dagen en hoeven geen aanleiding te vormen tot het staken van de behandeling.
- Niet bekend: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP)
Skeletspierstelsel-, bindweefsel- en botaandoeningen
- Zelden: osteoporose* volgend op langdurige behandeling (langer dan 3 maanden)
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
- Vaak: hematoom op injectieplaats, pijn op de injectieplaats, andere injectieplaatsreactie (zoals oedeem, hemorragie, overgevoeligheid, ontsteking, gezwel, pijn of reactie)
- Soms: lokale irritatie, huidnecrose op de injectieplaats
Onderzoeken
- Zelden: hyperkaliëmie* (zie rubriek 4.4 en 4.5)
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Hemorragie
Deze omvatten majeure bloedingen, gerapporteerd bij hoogstens 4,2% van de patiënten (chirurgische patiënten). Sommige van deze gevallen waren fataal. Bij de chirurgische patiënten werden de hemorragische complicaties als ernstig beschouwd: (1) als de hemorragie aanleiding gaf tot een klinisch significant voorval, of (2) als ze gepaard ging met een hemoglobineverlaging ≥2 g/dl of een transfusie van 2 of meer eenheden van bloedproducten. Retroperitoneale en intracraniële bloedingen werden steeds als ernstig beschouwd.
Zoals het geval is met andere anticoagulantia, kan hemorragie optreden bij aanwezigheid van geassocieerde risicofactoren zoals: orgaanletsels die kunnen bloeden, invasieve verrichtingen of het gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de hemostase beïnvloeden (zie rubriek 4.4 en 4.5).
Systeem/ | Profylaxe bij chirurgische patiënten | Profylaxe bij medische patiënten | Behandeling bij patiënten met DVT met of zonder pulmonaire embolie | Verlengde behandeling van DVT en PE bij patiënten met actieve kanker | Behandeling bij patiënten met instabiele angina pectoris en MI zonder Qgolf | Behandeling bij patiënten met acute STEMI |
| Zeer vaak: Hemorragiea | Vaak: | Zeer vaak: | Vaakb: Hemorragie | Vaak: Hemorragiea | Vaak: Hemorragiea |
a: Zoals hematoom, ecchymose op andere plaatsen dan de injectieplaats, wondhematoom, hematurie, bloedneus en gastro-intestinale bloeding.
b: frequentie gebaseerd op een retrospectieve studie op een register met 3.526 patiënten (zie rubriek 5.1)
Trombocytopenie en trombocytose (zie rubriek 4.4 Controle van de bloedplaatjes)
Systeem/ | Profylaxe bij chirurgische patiënten | Profylaxe bij medische patiënten | Behandeling bij patiënten met DVT met of zonder pulmonaire embolie | Verlengde behandeling van DVT en PE bij patiënten met actieve kanker | Behandeling bij patiënten met instabiele angina pectoris en MI zonder Qgolf | Behandeling bij patiënten met acute STEMI |
Bloed- en lymfestelsel-aandoeningen | Zeer vaak: Trombocyto-sec | Soms: Trombocy-topenie | Zeer vaak: Trombocytosec | Niet bekend: | Soms: Trombocyto-penie | Vaak: Trombocytosec Trombocyto-penie |
c: Bloedplaatjes verhoogd >400 g/l
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van enoxaparine natrium bij kinderen zijn niet vastgesteld (zie rubriek 4.2).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten: www.fagg.be – Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be – E-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanofi Belgium
Leonardo Da Vincilaan 19
1831 Diegem
Tel.: 02/710.54.00
e-mail: info.belgium@sanofi.com
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
CLEXANE 2.000 IE (20 mg)/0,2 ml: BE144365
CLEXANE 4.000 IE (40 mg)/0,4 ml: BE144347
CLEXANE 6.000 IE (60 mg)/0,6 ml: BE204565
CLEXANE 8.000 IE (80 mg)/0,8 ml: BE161953
CLEXANE 10.000 IE (100 mg)/1 ml: BE161944
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Datum van goedkeuring: 21/08/2024
Samenvatting van de productkenmerken 1
Approved Type IA LU data
Basis: draft LU data 05.2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
0251298 | CLEXANE SPUIT INJ 10 X 20 MG/0,2 ML | B01AB05 | € 26,6 | - | Ja | € 6,94 | € 4,13 |
0278192 | CLEXANE SPUIT INJ 10 X 40 MG/0,4 ML | B01AB05 | € 43,87 | - | Ja | € 11 | € 6,54 |
1027697 | CLEXANE SPUIT INJ 10 X 80 MG/0,8 ML | B01AB05 | € 57,92 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
1027705 | CLEXANE SPUIT INJ 10 X100 MG/1,0 ML | B01AB05 | € 64,98 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |
1594878 | CLEXANE SPUIT INJ 10 X 60 MG/0,6 ML | B01AB05 | € 50,91 | - | Ja | € 12,5 | € 7,52 |