SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Diphantoïne 100 mg tabletten.
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Fenytoïne natrium 100 mg
Hulpstof met bekend effect: per tablet: sodium < 23 mg, wheat starch 159,6 mg.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Witte tot gebroken witte, ronde, platte tabletten met een diameter van 10 mm en een kruis aan een zijde. Voor oraal gebruik.
De tablet kan worden verdeeld in 4 gelijke doses.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
1. Tweedelijnsmonotherapie of adjuvante behandeling van gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen (grand mal) en partiële aanvallen.
2. Preventie en behandeling van vroege aanvallen die optreden tijdens of na neurochirurgie en/of ernstig hoofdletsel.
Diphantoïne mag nooit worden gebruikt om absences te behandelen.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De dosering dient individueel te worden ingesteld, aangezien er met dezelfde dosering grote verschillen in de fenytoïnespiegels van patiënten kunnen bestaan. Fenytoïne moet in het begin worden toegediend in lage doses met geleidelijke verhogingen totdat de aanvallen onder controle zijn gebracht of totdat er toxische effecten optreden. Voor optimale aanpassingen van de dosering worden bepalingen van de serumspiegels ten zeerste aanbevolen. De klinisch effectieve spiegel is meestal 10-20 µg/ml, hoewel sommige gevallen van tonisch-clonische aanvallen ook met lagere serumwaarden van fenytoïne onder controle kunnen worden gebracht. Er kan een periode van 7 tot 10 dagen nodig zijn om een evenwichtstoestand van de serumspiegels te bereiken. Veranderingen in de dosering mogen niet worden uitgevoerd met intervallen die korter zijn dan zeven tot tien dagen. De onderhoudsbehandeling dient de laagste dosis anticonvulsivum te zijn waarbij de aanvallen onder controle zijn.
Fenytoïne natrium tabletten bevatten fenytoïne natrium. Hoewel 100 mg fenytoïne natrium overeenkomt met 92 mg fenytoïne qua moleculair gewicht, zijn de moleculaire equivalenten van verschillende merken niet noodzakelijk biologisch equivalent. Daarom dienen artsen voorzichtig te zijn in situaties waarin de toedieningsvorm gewijzigd moet worden, en wordt aangeraden om de serumspiegel te controleren (zie rubriek 4.4).
Volwassenen: 2 tot 6 mg/kg per dag.
De standaarddosis is 300 mg per dag. De maximale dagelijkse dosis voor volwassenen bedraagt 500 tot 600 mg per dag. In de meeste gevallen treden er vanaf 600 mg per dag bijwerkingen op vanwege de toxiciteit van het product.
Pediatrische patiënten:
- pasgeborenen: 2,5 tot 5 mg/kg in 2 gelijk verdeelde doses per dag, aangepast indien nodig, met een maximum van 7,5 mg/kg per dag
- kinderen van 1 maand tot 12 jaar: 2,5 tot 5 mg/kg in 2 gelijk verdeelde doses per dag, aangepast indien nodig, met een maximum van 7,5 mg/kg per dag of 300 mg per dag
- kinderen van 12 jaar en ouder: zoals voor volwassenen (zie hierboven)
Het is mogelijk dat tabletten geen geschikte farmaceutische vorm zijn voor kinderen jonger dan 6 jaar.
Ouderen: 3 mg/kg als startdosis vanwege het afgenomen vermogen om geneesmiddelen te metaboliseren (zie rubriek 5.2). Daaropvolgende dosisaanpassingen op basis van de serumspiegels en de klinische respons. Bij de interpretatie van de geneesmiddelconcentraties dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van een stijging in de ongebonden fractie van fenytoïne (zie rubriek 4.4).
Genetisch polymorfisme en de farmacokinetiek van fenytoïne: CYP2C9 en CYP2C19 vertonen genetisch polymorfisme. CYP2C9*2 en CYP2C9*3 zijn de twee vaakst voorkomende allelische varianten die leiden tot een afname van het fenytoïnemetabolisme. Start met 75% en 50% van de standaarddosis voor respectievelijk matige (CYP2C9 *1/*2, *1/*3) en slechte metaboliseerders (CYP2C9 *2/*2, *2/*3, *3/*3). Pas de dosis vervolgens aan op basis van de serumspiegels en de klinische respons (zie rubriek 5.2).
Obese patiënten: het distributievolume van fenytoïne stijgt met de mate van obesitas. Obese patiënten hebben hogere absolute oplaaddoses fenytoïne nodig om snel therapeutische serumspiegels te bereiken.
Er wordt aanbevolen om de tabletten met een half glas water in te nemen. Het tijdstip en de manier van inname van fenytoïne dient te worden gestandaardiseerd en is over het algemeen het meest gunstig 1 uur vóór de maaltijd. In geval van maagirritatie is het innemen van fenytoïne samen met voedsel ook een mogelijkheid.
Het aantal dagelijkse doses is bepaald op 2 of 3. Dit is in sterke mate afhankelijk van het metabolisme van iedere patiënt afzonderlijk en van de duur van de behandeling.
Over het algemeen dient de behandeling te worden gestart met toediening verdeeld over drie doses. Afhankelijk van de evolutie van de aanvallen of het verdere verloop van het eeg dat op verschillende tijdstippen van de dag wordt gemaakt, wordt het tijdstip van toediening van het geneesmiddel veranderd.
Er zijn verschillende manieren waarop het saturatiepunt bij de patiënt kan worden bereikt, afhankelijk van hoe dringend de behandeling is:
a) Intraveneus in een ziekenhuis. Raadpleeg de aanbevelingen voor de dosering en wijze van toediening zoals beschreven in de samenvatting van de productkenmerken van de IV geneesmiddelvormen van fenytoïne die in de handel zijn.
b) 1000 mg in één inname, oraal toegediend aan volwassenen (d.w.z. 10 tabletten), gevolgd door 300 mg per dag, regelmatig gespreid over drie innamen van 100 mg tijdens de dag.
Bij kinderen, 15 mg/kg/dag, ongeacht de leeftijd, als enkelvoudige dosis, daarna 5 mg/kg/dag.
De therapeutische serumspiegels worden bereikt na 4 tot 6 uur.
c) Drie innamen van 300 mg op basis van één inname om de 8 uur, gevolgd door 300 mg/dag in drie innamen, regelmatig gespreid over de hele dag.
Bij kinderen, 5 mg/kg om de 8 uur gedurende de eerste dag, daarna gevolgd door 5 mg/kg/dag, ongeacht de leeftijd.
De therapeutische serumspiegels worden bereikt na 24 tot 30 uur.
d) 300 mg/dag bij volwassenen, regelmatig verdeeld over drie innamen.
5 mg/kg/dag bij kinderen, alle leeftijden, regelmatig verdeeld over drie innamen.
De therapeutische serumspiegels worden bereikt na 5 tot 15 dagen.
Verhoging van de dosering moet indien nodig gebeuren in stappen van 25 mg per dag bij volwassenen en kinderen, ongeacht de leeftijd. De verhoging dient langzaam te worden ingevoerd, d.w.z. een stap van maximaal 100 mg per week om de 2 tot 4 weken vanaf het tijdstip dat de therapeutische serumspiegels in theorie worden bereikt. Deze dosisaanpassing moet gebaseerd worden op de klinische respons en er moet ook rekening gehouden worden met bijwerkingen die kunnen optreden (vooral nystagmus). De serumspiegels kunnen pas worden bepaald als de steady-state serumspiegels zouden moeten zijn bereikt. Dosisverhogingen van meer dan 300 mg per dag kunnen snel leiden tot aanzienlijk gestegen serumspiegels. Daarom moeten ze zeer langzaam gebeuren en met de nodige voorzichtigheid.
Afhankelijk van de gebruikte saturatiemethode (zie hierboven) wordt de eerste bepaling uitgevoerd:
- de volgende morgen in geval a), evenals in geval b), na 48 uur in geval c) en niet eerder dan na 15 tot 20 dagen in geval d). De dosisverhoging mag daarom pas worden doorgevoerd na deze respectieve wachtperiodes.
Stoppen met het geneesmiddel en veranderen van anti-epilepticum:
Bij stopzetting van het geneesmiddel moet de dagelijkse dosis geleidelijk worden afgebouwd over een periode van ten minste 14 dagen. Het is ook absoluut noodzakelijk om het nieuwe anti-epilepticum dat gaat worden gebruikt, geleidelijk op te bouwen over dezelfde periode.
Een verandering van anti-epilepticum, d.w.z. fenytoïne vervangen door een ander anti-epilepticum, kan worden uitgevoerd volgens het volgende algemene tijdschema:
- Eerste week: verlaag het anti-epilepticum met een derde van de bestaande dosering en voeg het nieuwe anti-epilepticum toe met een derde van de geplande dosis.
- Tweede week: verlaag het anti-epilepticum met de helft van de bestaande dosis en voeg het nieuwe anti-epilepticum toe met de helft van de geplande dosis.
- Derde week: stop volledig met het eerste anti-epilepticum en vervang het door de geplande dosis van het nieuwe anti-epilepticum.
De patiënt moet gedurende deze hele periode onder streng medisch toezicht staan, vooral in de derde week, wanneer de kans het grootst is dat de dosering van het nieuwe anti-epilepticum moet worden aangepast. Dit medisch toezicht is absoluut noodzakelijk om het optreden van aanvallen door te lage serumspiegels van het anti-epilepticum in kwestie te voorkomen.
4.3 Contra-indicaties
- Bloeddyscrasieën, sinusbradycardie, sino-atriaal blok, tweede- of derdegraads atrioventriculair blok, hartdecompensatie, syndroom van Adams-Stokes.
- Overgevoeligheid voor hydantoïnes of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
- Patiënten die een hypersensitiviteitssyndroom voor anticonvulsiva hebben doorgemaakt met andere aromatische anticonvulsiva of met werkzame stoffen die qua structuur vergelijkbaar zijn met fenytoïne (bijvoorbeeld barbituraten, succinimiden, oxazolidinedionen), omdat er kruisreactiviteit kan optreden.
- Acute intermitterende porfyrie.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het bijwerkingenprofiel
Levensbedreigende huidreacties zoals het Stevens-Johnson-syndroom en toxische epidermale necrolyse zijn gemeld met het hoogste risico op optreden binnen de eerste weken van de behandeling en met een verhoogd risico bij patiënten die positief zijn voor HLA-B*1502. Een verhoogd risico op ernstige huidreacties (severe cutaneous adverse reactions, SCAR’s) is ook vastgesteld bij dragers van de CYP2C9*3-variant met verminderde functie.
Fenytoïne kan een hypersensitiviteitssyndroom opwekken, wat het vaakst optreedt bij de eerste blootstelling aan het geneesmiddel, met een gemiddeld interval tot ontstaan bij 17 tot 21 dagen. Dit syndroom kan zich uiten als een soms fatale geneesmiddelenuitslag met eosinofiele en systemische symptomen (DRESS).
Acute hepatotoxiciteit, mogelijk fataal, is soms gemeld bij patiënten die fenytoïne krijgen. De symptomen ontstaan gewoonlijk in de eerste zes weken van de behandeling. Dit kan zich uiten als onderdeel van een geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), of kan alleen optreden met tekenen en symptomen zoals geelzucht, verhoogde transaminasewaarden, hepatomegalie, eosinofilie en/of leukocytose.
Hoewel een verband tussen oorzaak en effect niet is vastgesteld, zijn er enkele rapporteringen van lymfadenopathie die leidden tot maligne lymfomen.
Patiënten die worden behandeld met anti-epileptica hebben een verhoogd risico op suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag.
Omdat fenytoïne een enzyminducerend anti-epilepticum is, kan fenytoïne de botdichtheid verminderen en zo het risico op osteomalacie, osteopenie, osteoporose en fracturen verhogen, en dit hoofdzakelijk na een behandelingsduur van 2 jaar en bij patiënten ouder dan 40 jaar.
Bij langdurige behandeling met fenytoïne zijn hematopoëtische voorvallen en megaloblastische anemie gemeld.
Gingiva-hyperplasie is zeer vaak gezien, vooral bij kinderen en jonge adolescenten tijdens chronische behandeling.
Zie voor meer informatie ook rubriek 4.4 'Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik'.
Lijst met bijwerkingen in tabelvorm
In de volgende tabel staan bijwerkingen vermeld die werden gemeld in klinische studies (volwassenen, adolescenten, kinderen en zuigelingen >1 maand) en van postmarketingervaring per systeem/orgaanklasse en frequentie. Binnen elke frequentiegroep staan de bijwerkingen in volgorde van afnemende ernst: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Sommige frequenties van de volgende bijwerkingen konden met de beschikbare gegevens niet worden bepaald en zijn daarom aangegeven als niet bekend. Ze zijn spontaan gemeld tijdens de postmarketingperiode.
MedDRA systeem/orgaanklasse | Frequentiecategorie |
|
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen) | Niet bekend | Lymfadenopathie waaronder lymfoom, ziekte van Hodgkin, pseudolymfoom, benigne lymfeklierhyperplasie |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Zelden | Hematopoëtische complicaties (sommige fataal), trombocytopenie, leukopenie, leukocytose, granulocytopenie, agranulocytose, pancytopenie, beenmergsuppressie, macrocytose en megaloblastische anemie*. Eosinofilie, hemolytische en aplastische anemie, granulomateuze ziekte, neutropenie, geïnduceerde hemofilie, pseudolymfomateuze adenopathie*, bloedstollingsstoornissen (vooral door interferentie met het metabolisme van vitamine K). |
Niet bekend | Erytrocytaire aplasie (pure red cell aplasia) | |
Immuunsysteemaandoeningen | Zelden | Hypersensitiviteitssyndroom* |
Niet bekend | Systemische lupus erythematosus, splenomegalie, stoornissen in de humorale en cellulaire afweer, anafylactoïde reacties en anafylaxie. | |
Endocriene aandoeningen | Zeer zelden | Gynaecomastie, hyperglykemie, hyperprolactinemie, hypoproteïnemie en verminderde testosteronspiegels. |
Niet bekend | Fenytoïne remt de afgifte van antidiuretisch hormoon (ADH) bij syndromen met verhoogde ADH-secretie*. Spiegels van schildklierhormonen kunnen verlaagd zijn. | |
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | Zelden | Osteomalacie |
Niet bekend | Porfyrie en verhoogde HDL-cholesterolwaarden. | |
Psychische stoornissen | Niet bekend | Suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag, agressief gedrag*, agitatie*, zenuwachtigheid*, hallucinaties*, delirium*, psychotische verschijnselen*, depressie* of manie*. |
Zenuwstelselaandoeningen | Niet bekend | Nystagmus*, ataxie*, slepende spraak tot stomheid*, en verminderde coördinatie*, duizeligheid, insomnia, paresthesie, suf voelen, encefalopathie, degeneratieve cerebellaire atrofie of disfunctie, cognitieve effecten, verwardheid*, geheugenverlies*, motorische trekkingen, paradoxale epilepsieaanvallen; hoofdpijn, dyskinesie met inbegrip van chorea, verstoorde neuromusculaire geleiding, choreoathetose, dystonie, tremor en asterixis, voornamelijk sensorische perifere polyneuropathie, verlamming van één van de ledematen. |
Oogaandoeningen | Zelden | Cataract, kleurenblindheid en oogspierverlamming. |
Hartaandoeningen | Niet bekend | Veranderingen op het ecg, zoals verlenging van het PR-interval, verbreding van de QRS-complexen, verlenging van het ST-segment en veranderingen van de T-golf, ventrikelfibrilleren** , abnormaal trage hartslag. |
Bloedvataandoeningen | Niet bekend | Bloeddruk verhoogd, periarteriïtis nodosa. |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | Zeer zelden | Pneumonie, respiratoir falen, longfibrose en pulmonaal infiltraat. |
Maagdarmstelselaandoeningen* | Niet bekend | Nausea, braken, constipatie, smaakvervorming of -verlies (één geval), glossopyrosis. |
Lever- en galaandoeningen | Niet bekend | Toxische hepatitis, hepatotoxiciteit, hepatomegalie, leverschade en levernecrose (sporadisch). Asymptomatische stijgingen in leverenzymen zijn gemeld*. |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Vaak | Huiduitslag of pruritus, soms met koorts, morbilliforme huiduitslag of pruritus. |
Zelden | Bulleuze, exfoliatieve of purperachtige uitslag en lupus erythematosus (disseminatus); hypertrichose, hirsutisme, polymorf erytheem. | |
Zeer zelden | Ernstige bijwerkingen van de huid (severe cutaneous adverse reactions, SCAR's): Stevens-Johnson-syndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN) zijn gemeld (zie rubriek 4.4). | |
Niet bekend | Dermatologische verschijnselen zoals purple glove-syndroom*, scarlatiniforme rash. | |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Zeer vaak | Gingiva-hyperplasie en gingivale hypertrofie.* |
Zelden | Myasthenia gravis. | |
Zeer zelden | Fasciïtis, myositis, rabdomyolyse en acute artritis. | |
Niet bekend | Verruwing van de gelaatstrekken, vergroting van de lippen, verminderde botmineraaldichtheid*, osteopenie*, osteoporose* en fracturen*. | |
Nier- en urinewegaandoeningen | Zelden | Nierfalen, nefrotoxiciteit, interstitiële nefritis. |
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen | Niet bekend | Ziekte van Peyronie en priapisme. |
Zwangerschap, perinatale periode en puerperium | Niet bekend | Chondrodysplasia punctata bij het kind. |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Niet bekend | Vergiftiging door hydantoïnederivaten |
* Zie rubriek 'Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen' |
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Macrocytose en megaloblastische anaemie, die over het algemeen reageren op behandeling met foliumzuur, zijn gemeld bij patiënten die fenytoïne krijgen.
Pseudolymfomateuze adenopathie kan overgaan in een maligne vorm van lymfoom.
Hypersensitiviteitssyndroom wordt gekenmerkt door symptomen zoals gewrichtspijn, eosinofilie, koorts, hepatitis, diarree, anorexie, nefritis, anemie, trombocytopenie, lymfadenopathie of huiduitslag, maar is niet beperkt tot deze symptomen (bijv. DRESS: geneesmiddelgerelateerde uitslag met eosinofilie en systemische symptomen, AHS: anti-epilepticum hypersensitiviteitssyndroom).
Fenytoïne remt de afgifte van antidiuretisch hormoon (ADH) bij syndromen met verhoogde ADH-secretie. Spiegels van schildklierhormonen kunnen verlaagd zijn. Tenzij klinische disfunctie van de schildklier ook duidelijk is, hebben deze laboratoriumbevindingen een beperkte klinische betekenis.
Verwardheid, agressief gedrag, geheugenverlies, agitatie, zenuwachtigheid, hallucinaties, delirium, psychotische verschijnselen, depressie of manie kunnen worden veroorzaakt bij hoge doses.
De vaakst voorkomende bijwerkingen die te maken hebben met zenuwstelselaandoeningen zijn terug te voeren op het centrale zenuwstelsel en zijn gewoonlijk afhankelijk van de dosis: nystagmus, ataxie, slepende spraak tot stomheid en verminderde coördinatie.
Maagdarmstelselaandoeningen die normaal bij aanvang van de behandeling optreden, verdwijnen gewoonlijk later weer.
Asymptomatische stijgingen in leverenzymen zijn gemeld. Indien de ASAT- en ALAT-waarden verhoogd zijn, moet er door middel van aanvullende onderzoeken worden gecontroleerd op leverschade. Een verhoging in gamma-glutamyltransferase wordt vaak aangetroffen en heeft geen klinische betekenis.
Purple glove-syndroom is sporadisch gemeld. De meeste gevallen worden echter gemeld met IV toediening van fenytoïne.
Gingivale hypertrofie kan worden beperkt door een goede gebitshygiëne en grondige gebitsreiniging na elke maaltijd.
Er zijn meldingen geweest van een verminderde botmineraaldichtheid, osteopenie, osteoporose en fracturen bij patiënten die langdurig werden behandeld met fenytoïne. Het mechanisme waardoor fenytoïne het botmetabolisme aantast is niet vastgesteld.
Pediatrische patiënten
Het bijwerkingenprofiel van fenytoïne is bij kinderen en volwassenen doorgaans vergelijkbaar. Gingivale hyperplasie komt vaker voor bij pediatrische patiënten en bij patiënten met een slechte mondhygiëne.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, www.fagg.be, Afdeling Vigilantie: website: www.eenbijwerkingmelden.be, e-mail: adr@fagg-afmps.be.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
KELA Pharma nv
Sint Lenaartseweg 48
B-2320 Hoogstraten
België
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE508586
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Datum van goedkeuring: 10/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
3580461 | DIPHANTOINE 100MG COMP 100 | N03AB02 | € 17,94 | - | Ja | - | - |