e-bijsluiter

nl
  • fr
  • de
Patiënten bijsluiter
Terug naar zoekresultaten
Verkorte bijsluiterUitgebreide bijsluiter UitvouwenToevouwen

TORPHADINE 10 mg/ml

Verkorte bijsluiterUitgebreide bijsluiter UitvouwenToevouwen
Afdrukken


SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL

Torphadine 10 mg/ml oplossing voor injectie voor honden, katten en paarden

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

1 ml bevat:

Werkzaam bestanddeel:
Butorfanol    10,0 mg
Overeenkomend met 14,58 mg butorfanoltartraat

Hulpstoffen:
Benzetoniumchloride    0,1 mg

Zie rubriek 6.1 voor de volledige lijst van hulpstoffen.

3. FARMACEUTISCHE VORM

Oplossing voor injectie
Heldere, kleurloze oplossing

4. KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Doeldiersoorten

Honden, katten en paarden.

4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoorten

Paard
Als analgeticum:

  • Voor de verlichting van matige tot ernstige buikpijn veroorzaakt door koliek van gastro-intestinale oorsprong.

Voor sedatie:

  • Voor sedatie, te geven na toediening van bepaalde alfa‑2‑adrenoceptoragonisten (detomidine, romifidine).

Hond
Als analgeticum:

  • Voor de verlichting van lichte tot matige viscerale pijn.

Voor sedatie:

  • Voor sedatie, wanneer het wordt gebruikt in combinatie met bepaalde alfa‑2‑adrenoceptoragonisten (medetomidine).

Als premedicatie voorafgaand aan volledige narcose:

  • Voor gebruik in combinatie met acepromazine voor analgesie en sedatie voorafgaand aan de inleiding van een volledige narcose. Een dosisgerelateerde verlaging in de dosis van het anesthesie-inleidende middel (propofol of thiopenton) wordt ook geboden.
  • Te geven als enig pre‑anesthetische middel in het geval van premedicatie.

Voor anesthesie:

  • Voor anesthesie, wanneer het wordt gebruikt in combinatie met medetomidine en ketamine

Kat
Als analgeticum voor de verlichting van matige pijn:

  • Voor preoperatief gebruik voor het bieden van analgesie tijdens operaties.
  • Voor postoperatieve analgesie na kleine chirurgische ingrepen.

Voor sedatie:

  • Voor sedatie, wanneer het wordt gebruikt in combinatie met bepaalde alfa‑2‑adrenoceptoragonisten (medetomidine).

Voor anesthesie:

  • Voor anesthesie, wanneer het wordt gebruikt in combinatie met medetomidine en ketamine, geschikt voor korte, pijnlijke anesthesieprocedures.

4.3 Contra‑indicaties

Alle doeldiersoorten
Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen.
Niet gebruiken bij dieren met een ernstige lever‑ of nierfunctiestoornis.
Niet gebruiken bij dieren met hersenletsel of organische hersenbeschadigingen.
Niet gebruiken bij dieren met obstructieve ademhalingsziekte, hartfunctiestoornis of spastische aandoeningen.
    
Paard
Combinatie van butorfanol/detomidinehydrochloride:
Niet gebruiken bij paarden met een pre‑existente hartritmestoornis of bradycardie.
Niet gebruiken in gevallen van koliek die samengaat met impactie, omdat de combinatie een verlaging van de maagdarmstelselmotiliteit veroorzaakt.
Niet gebruiken bij paarden met emfyseem vanwege een mogelijk onderdrukkend effect op het ademhalingsstelsel.
Niet gebruiken bij drachtige merries.

Combinatie van butorfanol/detomidinehydrochloride
Niet gebruiken tijdens de laatste maand van de dracht.

4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is

Butorfanol is bedoeld voor gebruik wanneer kortwerkende analgesie (paard, hond) of kort‑ en middellangwerkende analgesie (kat) nodig is (zie rubriek 5.1). In gevallen waarin waarschijnlijk een langwerkende analgesie nodig is, dient een ander geneesmiddel te worden gebruikt.
Sterke sedatie treedt niet op wanneer butorfanol als enkelvoudig middel wordt gebruikt bij katten.
Bij katten kan de individuele respons op butorfanol variabel zijn. Bij gebrek aan voldoende analgetische respons dient een ander analgeticum gebruikt te worden.
Bij katten neemt de intensiteit of duur van gewenste effecten niet toe bij een verhoging van de dosis.

4.5 Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik

Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren

Alle doeldiersoorten
Vanwege de hoestprikkeldempende eigenschappen kan butorfanol leiden tot een ophoping van slijm in de luchtwegen. Daarom dient butorfanol bij dieren met een luchtwegziekte die gepaard gaat met toegenomen slijmproductie uitsluitend gebruikt te worden volgens een baten-risicobeoordeling door de verantwoordelijke dierenarts.
Voorafgaand aan het gebruik van het product in combinatie met α2‑adrenoreceptoragonisten dient een routinematige auscultatie van het hart uitgevoerd te worden en het gelijktijdige gebruik van anticholinergica, bijv. atropine, dient overwogen te worden.
De combinatie van butorfanol en een α2‑adrenoceptoragonist dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij dieren met een lichte tot matige lever‑ of nierfunctiestoornis.
Voorzichtigheid is geboden wanneer butorfanol wordt toegediend aan dieren die gelijktijdig worden behandeld met andere middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken (zie rubriek 4.8).
De veiligheid van het product bij puppy’s, jonge poezen en veulens is niet vastgesteld en het product dient bij deze dieren derhalve alleen gebruikt te worden na een baten-risicobeoordeling door de verantwoordelijke dierenarts.

Paard
Het gebruik van het product in de aanbevolen dosis kan leiden tot voorbijgaande ataxie en/of opgewondenheid. Daarom dient de behandelplaats zorgvuldig gekozen te worden om letsel bij de patiënt en mensen te voorkomen tijdens de behandeling van paarden.

Hond
Wanneer het middel wordt toegediend als intraveneuze injectie, injecteer het dan niet zo snel als een bolusinjectie.
Verlaag de dosis met 25-50% bij honden met een MDR1-mutatie.

Kat
Gebruik van insulinespuiten of spuiten met een schaalverdeling van 1 ml wordt aanbevolen.

Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het diergeneesmiddel aan de dieren toedient

Butorfanol heeft een opioïde werking.
De meest voorkomende bijwerkingen van butorfanol bij mensen zijn een suf gevoel, zweten, misselijkheid, duizeligheid en vertigo en deze kunnen optreden na onbedoelde zelfinjectie. Voorzichtigheid is geboden om accidentele injectie/zelfinjectie te voorkomen. In geval van accidentele zelfinjectie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Bestuur geen voertuig. Een opioïdenantagonist (bijv. naloxon) kan gebruikt worden als antidotum.

Spoel eventuele spatten op de huid of in de ogen onmiddellijk af.

4.6 Bijwerkingen (frequentie en ernst)

Alle doeldiersoorten
In geval van intramusculaire injectie kan enige pijn optreden.
Er kan sedatie optreden bij behandelde dieren.

Paard
De vaakst voorkomende bijwerking is lichte ataxie die 3 tot 10 minuten lang kan aanhouden.
Een toename in motoractiviteit en ataxie veroorzaakt door butorfanol duurde in sommige gevallen               1 – 2 uur.
Rusteloosheid, en rillingen en sedatie gevolgd door rusteloosheid zijn beide waargenomen bij een aantal paarden.
Een intraveneuze bolusinjectie in de maximale dosering (0,1 mg/kg lichaamsgewicht) kan leiden tot geëxciteerde bewegingen (pacing) bij klinisch normale paarden.
Lichte tot ernstige ataxie kan voorkomen in combinatie met detomidine, maar zal bij paarden waarschijnlijk geen collaps veroorzaken. Normale voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden om letsel te voorkomen (zie rubriek 4.5).
Na toediening van butorfanol als enkelvoudig middel kan er lichte sedatie optreden bij ongeveer 15% van de paarden.
Butorfanol kan ook bijwerkingen veroorzaken op de motiliteit van het maagdarmstelsel bij normale paarden, hoewel er geen afname is van de passagetijd in het maagdarmstelsel. Deze bijwerkingen zijn dosisgerelateerd en over het algemeen voorbijgaand en niet ernstig.
Er kan zich onderdrukking van het cardiopulmonale stelsel voordoen. Wanneer het wordt gebruikt in combinatie met alfa‑2-adrenoceptoragonisten, kan een onderdrukking van het cardiopulmonale stelsel in zeldzame gevallen fataal zijn.

Hond
Er kan ademhalingsstelsel- en cardiale onderdrukking optreden (zoals aangetoond door een afname van de ademhalingsfrequentie, ontwikkeling van bradycardie en een verlaging van de diastolische bloeddruk) (zie rubriek 4.5). De onderdrukkingsgraad hangt af van de dosis. Als er onderdrukte ademhaling optreedt, kan naloxon worden gebruikt als antidotum. Een matige tot sterke cardiopulmonale onderdrukking kan zich voordoen als butorfanol snel wordt gegeven via intraveneuze injectie.
Wanneer butorfanol wordt gebruikt als pre-anesthetisch middel, beschermt het gebruik van een anticholinergicum, zoals atropine, het hart tegen een mogelijke door anesthesie geïnduceerde bradycardie.
Van voorbijgaande ataxie, anorexie en diarree is gemeld dat deze zelden optreden.
Er kan vermindering van de maagdarmstelselmotiliteit optreden.

Kat
Er kan onderdrukte ademhaling optreden. Als er onderdrukte ademhaling optreedt, kan naloxon worden gebruikt als antidotum.
Het is waarschijnlijk dat mydriase optreedt.
De toediening van butorfanol kan opgewondenheid, angst, desoriëntatie en dysforie veroorzaken.

4.7 Gebruik tijdens dracht en lactatie

De veiligheid van het diergeneesmiddel bij de doeldiersoorten is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Het gebruik van butorfanol tijdens dracht en lactatie wordt niet aanbevolen. Zie ook rubriek 4.3.

4.8 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

Wanneer butorfanol wordt gebruikt in combinatie met bepaalde α2‑adrenoceptoragonisten (romifidine of detomidine bij paarden, medetomidine bij honden en katten) treden er synergistische effecten op waarvoor een dosisverlaging van butorfanol nodig is (zie rubriek 4.9).
Butorfanol is hoestprikkeldempend en dient niet te worden gebruikt in combinatie met een slijmoplossend middel, omdat dit kan leiden tot een ophoping van slijm in de luchtwegen.
Butorfanol heeft antagonistische eigenschappen op de opiaat mu (μ)‑receptor die het analgetische effect van zuivere opioïde mu (μ)-agonisten (bijv. morfine/oxymorfine) kan opheffen bij dieren die deze middelen al hebben gekregen.
Van het gelijktijdige gebruik van andere middelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken zou kunnen worden verwacht dat ze de effecten van butorfanol versterken en dergelijke geneesmiddelen dienen met voorzichtigheid gebruikt te worden. Wanneer deze middelen tegelijk toegediend worden, dient er een verlaagde dosis butorfanol te worden gebruikt

4.9 Dosering en toedieningsweg

Paard:     Intraveneus gebruik
Hond en kat:   Intraveneus, intramusculair en subcutaan gebruik.
Dieren dienen gewogen te worden om een nauwkeurig lichaamsgewicht vast te stellen voorafgaand aan de berekening van de juiste behandeldosis.

Paard
Voor analgesie:

Weg

Dosis butorfanol

Dosis product

 

 

 

 IV 

 0,10 mg/kg lichaamsgewicht 

 1 ml/100 kg lichaamsgewicht  

Opmerking

Analgetische effecten zijn zichtbaar binnen 15 minuten na injectie.Dosis kan indien nodig worden herhaald.

Voor sedatie in combinatie met detomidinehydrochloride:

Weg

Dosis detomidinehydrochloride 

Dosis butorfanol*

Dosis product

 IV 

0,012 mg/kg lichaamsgewicht

0,025 mg/kg lichaamsgewicht

0,25 ml/100 kg lichaamsgewicht

Opmerking

Detomidine dient maximaal 5 minuten voor de dosis butorfanol te worden toegediend.

*Klinische ervaring leert dat een totale dosis van 5 mg detomidinehydrochloride en
10 mg butorfanol leidt tot een effectieve, veilige sedatie bij paarden met een lichaamsgewicht van meer dan 200 kg.

Voor sedatie in combinatie met romifidine:

Weg

Dosis romifidine

Dosis butorfanol

Dosis product

IV

0,04‑0,12 mg/kg lichaamsgewicht

0,02 mg/kg lichaamsgewicht

0,2 ml/100 kg lichaamsgewicht

Opmerking

Romifidine dient maximaal 5 minuten voor de dosis butorfanol te worden toegediend.

Hond

Voor analgesie:

Weg

Dosisbutorfanol

Dosis product

 

 

 

IV, IM of SC

0,20‑0,30 mg/kg lichaamsgewicht

0,02‑0,03 ml/kg lichaamsgewicht

Opmerking

IV injectie dient langzaam gegeven te worden. Analgetische effecten zijn zichtbaar binnen 15 minuten na injectie.Toe te dienen 15 minuten voor afronding van de anesthesie om analgesie tijdens de verkoeverfase te bieden. Herhaal de dosis indien nodig voor continue analgesie.

Voor sedatie in combinatie met medetomidinehydrochloride:

Weg

Dosis butorfanol

Dosis product

Dosismedetomidinehydrochloride

 

 

 

IM ofIV

0,1 mg/kg lichaamsgewicht

0,01 ml/kg lichaamsgewicht

0,01*-0,025** mg/kg lichaamsgewicht

Opmerking

Houd er rekening mee dat het 20 minuten duurt voor diepe sedatie intreedt.Als compatibiliteit geaccepteerd is, mogen producten met medetomidine en butorfanol gecombineerd worden en in dezelfde spuit toegediend worden (zie rubriek 6.2).

*Afhankelijk van de benodigde graad van sedatie: 0,01 mg/kg: voor sedatie en als premedicatie voor anesthesie met barbituraten
**Afhankelijk van de benodigde graad van sedatie 0,025 mg/kg: voor diepe sedatie en als premedicatie voor anesthesie met ketamine

Voor gebruik als premedicatie/pre-anesthetisch middel:

1. Wanneer het product als enkelvoudige middel gebruikt wordt:

Weg

Dosis butorfanol

Dosis product

IV, IM of SC

0,1‑0,20 mg/kg lichaamsgewicht

 0,01‑0,02 ml/kg lichaamsgewicht 

Opmerking

15 minuten voorafgaand aan inductie

2. Wanneer het product gebruikt wordt in combinatie met 0,02 mg/kg acepromazine:

Weg

Dosis butorfanol

Dosis product

IV of IM

 0,10 mg/kg lichaamsgewicht* 

0,01 ml/kg lichaamsgewicht*

Opmerking

Houd rekening met ten minste 20 minuten voor het middel gaat werken, maar de tijd tussen premedicatie en inductie is flexibel tussen 20‑120 minuten.Als compatibiliteit geaccepteerd is, mogen producten met butorfanol en acepromazine gecombineerd worden en in dezelfde spuit toegediend worden (zie rubriek 6.2).

*  De dosis kan worden verhoogd tot 0,2 mg/kg (overeenkomend met 0,02 ml/kg) als het dier al pijn heeft voor de ingreep begint of als een hoger niveau van analgesie nodig is tijdens de operatie.

Voor anesthesie in combinatie met medetomidine en ketamine:

Weg

Dosis butorfanol

Dosis product

Dosis medetomidine

Dosisketamine

 

 

 

 

 IM 

0,10 mg/kg lichaamsgewicht

0,01 ml/kg lichaamsgewicht

0,025 mg/kg lichaamsgewicht

5,0 mg/kg lichaamsgewicht*

Opmerking

Omkering met atipamezol wordt niet aanbevolenAls compatibiliteit geaccepteerd is, mogen producten met medetomidine en butorfanol gecombineerd worden en in dezelfde spuit toegediend worden (zie rubriek 6.2).

*Ketamine dient 15 minuten na de IM toediening van de combinatie butorfanol/medetomidine te worden toegediend.

Kat
Voor preoperatieve analgesie:

Weg

Dosis butorfanol

Dosisproduct

 

 

 

IM ofSC

0,4 mg/kg lichaamsgewicht

0,04 ml/kg lichaamsgewicht

Opmerking

Toe te dienen 15‑30 minuten voorafgaand aan de toediening van IV inductie-anestheticaToe te dienen 5 minuten voor inductie met IM inductie‑anesthetica zoals combinaties van IM acepromazine/ketamine of xylazine/ketamine

Voor postoperatieve analgesie:

Weg

Dosisbutorfanol

Dosisproduct

 

 

 

 SC of IM 

0,4 mg/kg lichaamsgewicht

 0,04 ml/kg lichaamsgewicht

 IV 

0,1 mg/kg lichaamsgewicht

 0,01 ml/kg lichaamsgewicht

Opmerking

Toe te dienen 15 minuten voor verkoevering

Voor sedatie in combinatie met medetomidinehydrochloride:

Weg

Dosisbutorfanol 

Dosisproduct

Dosismedetomidinehydrochloride

 

 

 

 IM of SC 

0,4 mg/kg lichaamsgewicht

0,04 ml/kg lichaamsgewicht

0,05 mg/kg lichaamsgewicht

Opmerking

Infiltratie van een lokaal anestheticum dient gebruikt te worden voor het hechten van wonden.Als compatibiliteit geaccepteerd is, mogen producten met medetomidine en butorfanol gecombineerd worden en in dezelfde spuit toegediend worden (zie rubriek 6.2).

Voor anesthesie in combinatie met medetomidine en ketamine:

Weg

Dosisbutorfanol

Dosisproduct

Dosismedetomidine

Dosisketamine

 

 

 

 

 IM 

0,40 mg/kg lichaamsgewicht

0,04 ml/kg lichaamsgewicht

0,08 mg/kg lichaamsgewicht

5,0 mg/kg lichaamsgewicht*

IV

 0,10 mg/kg lichaamsgewicht

0,01 ml/kg lichaamsgewicht

0,04 mg/kg lichaamsgewicht

1,25‑2,50 mg/kg lichaamsgewicht (afhankelijk van de benodigde anesthesiediepte)

Opmerking

Als compatibiliteit geaccepteerd is, mogen producten met butorfanol en ketamine gecombineerd worden en in dezelfde spuit toegediend worden (zie rubriek 6.2).

Lees voordat dit product wordt gecombineerd en toegediend in dezelfde spuit als een ander diergeneesmiddel altijd de rubriek over ‘Onverenigbaarheden’ (rubriek 6.2).
Het maximaal aantal prikken in injectieflacons bij het gebruik van naalden met afmeting 21G en 23G dient niet hoger te zijn dan 100 en bij gebruik van een naald van 18G, dient het maximum niet hoger te zijn dan 40.

4.10 Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota), indien noodzakelijk

Het belangrijkste teken van overdosering is onderdrukte ademhaling die omkeerbaar is met naloxon.

Om het sedatieve effect van combinaties met butorfanol/alfa‑2‑adrenoceptoragonisten om te keren kan atipamezol worden gebruikt. Om de cardiopulmonale bijwerkingen van deze combinaties om te keren, zijn mogelijk hogere doses atipamezol nodig. Atipamezol dient niet te worden gebruikt bij honden die behandeld worden met een combinatie van intramusculair gebruikte butorfanol, medetomidine en ketamine om anesthesie op te wekken.
Andere mogelijke tekenen van overdosering bij paarden zijn rusteloosheid/opgewondenheid, spiertremor, ataxie, hypersalivatie, vermindering van de maagdarmstelselmotiliteit en insult. Bij katten zijn de belangrijkste tekenen van overdosering incoördinatie, salivatie en lichte convulsies.

4.11 Wachttermijn(en)

(Orgaan)vlees: nul dagen
Niet toegestaan voor gebruik bij merries die melk voor humane consumptie produceren.

5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

Farmacotherapeutische groep: Analgetica, opioïden, morfinederivaten
ATCvet-code: QN02AF01

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Butorfanol is een centraal werkend opioïde analgeticum met agonistisch-antagonistische werking op opiaatreceptoren in het centrale zenuwstelsel. Activatie van opioïde receptoren is gekoppeld aan veranderingen in het geleidingsvermogen voor ionen en G‑protëine‑interacties die leiden tot remming van de pijnoverdracht. Butorfanol heeft een agonistische werking op opioïde receptoren van het subtype kappa (κ) en een antagonistische werking op opioïde receptoren van het subtype mu (µ). De agonistische component van de butorfanolwerking is tien keer krachtiger dan de antagonistische component.
Als enkelvoudig middel biedt butorfanol dosisafhankelijke analgesie en kan het ook sedatie veroorzaken (paarden en honden). In combinatie met bepaalde alfa‑2‑adrenoceptoragonisten leidt butorfanol tot diepe sedatie en in combinatie met bepaalde alfa‑2‑adrenoceptoragonisten en ketamine leidt het tot anesthesie.
Begin en duur van analgesie:
analgesie treedt over het algemeen op binnen 15 minuten na de intraveneuze toediening. Na een enkelvoudige intraveneuze dosis bij paarden, houdt de analgesie normaal gesproken 15‑60 minuten aan.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Het distributievolume na intraveneuze injectie is hoog, wat wijst op een uitgebreide distributie naar weefsels. Het distributievolume is 7,4 l/kg bij katten en 4,4 l/kg bij honden. Butorfanol wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever en voornamelijk uitgescheiden in urine.

Bij paarden heeft butorfanol na intraveneuze toediening een hoge klaring (gemiddeld 1,3 l/kg/uur) en een korte terminale halfwaardetijd (gemiddeld < 1 uur). Dit wijst erop dat gemiddeld 97% van een intraveneuze dosis in minder dan 5 uur wordt geëlimineerd.

Bij honden heeft butorfanol na intramusculaire toediening een hoge klaring (ongeveer 3,5 l/kg/uur) en een korte terminale halfwaardetijd (gemiddeld < 2 uur). Dit wijst erop dat gemiddeld 97% van een intramusculaire dosis in minder dan 10 uur wordt geëlimineerd.

Bij katten heeft butorfanol na subcutane toediening een relatief lange terminale halfwaardetijd (ongeveer 6 uur). Dit wijst erop dat gemiddeld 97% van een subcutane dosis in ongeveer 30 uur wordt geëlimineerd.

6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Benzetoniumchloride
Watervrij citroenzuur
Natriumcitraat-dihydraat
Natriumchloride
Water voor injectie

6.2 Onverenigbaarheden

Butorfanol mag niet in dezelfde spuit gemengd worden met andere diergeneesmiddelen, behalve met de volgende combinaties:

  • butorfanol/medetomidine
  • butorfanol/medetomidine/ketamine
  • butorfanol/acepromazine

6.3 Houdbaarheidstermijn

Houdbaarheid van het diergeneesmiddel in de verkoopverpakking: 3 jaar.
Houdbaarheid na eerste opening van de primaire verpakking: 28 dagen.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Geen speciale voorzorgen voor de bewaring van dit diergeneesmiddel.

6.5 Aard en samenstelling van de primaire verpakking

Transparante type I glazen flacons met een stop van broombutylrubber en een aluminium felscapsule, in een kartonnen doos.
Verpakkingsgrootten: 10 ml en 20 ml.

Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor de verwijdering van het ongebruikte diergeneesmiddel of uit het gebruik van een dergelijk middel voortvloeiend afvalmateriaal

Ongebruikte diergeneesmiddelen of restanten hiervan dienen in overeenstemming met de lokale vereisten te worden verwijderd.

7. NAAM VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Le Vet Beheer B.V.
Wilgenweg 7
3421 TV Oudewater
Nederland

8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

BE-V501226

9. DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING

Datum eerste vergunningverlening: 15/09/2016

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

15/09/2016

VERBODSMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN DE VERKOOP, DE LEVERING EN/OF HET GEBRUIK

Op diergeneeskundig voorschrift

Terug naar top

Terhulpsesteenweg 166
1170 Brussel

pharma.be

Tel: 02 661 91 11
Fax: 02 661 91 99

info@e-compendium.be

© pharma.be 2025

Disclaimer

Toegang voor pharma.be leden