1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Bupredine Multidose 0,3 mg/ml oplossing voor injectie voor honden, katten en paarden
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoorten
Postoperatieve analgesie bij honden en katten.
Postoperatieve analgesie in combinatie met sedatie bij paarden.
Versterking van de sedatieve effecten van centraal werkende middelen bij honden en paarden.
Postoperatieve analgesie in combinatie met sedatie bij paarden.
Versterking van de sedatieve effecten van centraal werkende middelen bij honden en paarden.
4.3 Contra-indicaties
Niet langs intrathecale of peridurale weg toedienen.
Niet gebruiken bij preoperatief voor keizersnedes (zie rubriek 4.7).
Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of (een van) de hulpstoffen.
Niet gebruiken bij preoperatief voor keizersnedes (zie rubriek 4.7).
Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of (een van) de hulpstoffen.
4.8 Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Buprenorfine kan enige sufheid veroorzaken, die versterkt kan worden door andere centraal werkende middelen, waaronder tranquillizers, sedativa en hypnotica.
Er zijn tekenen bij mensen die erop wijzen dat therapeutische doses buprenorfine de analgetische werkzaamheid van standaarddoses van een opioïd-agonist niet verlagen, en dat wanneer buprenorfine binnen het normale therapeutische bereik wordt toegediend, standaarddoses opioïd-agonist kunnen worden toegediend voordat de effecten van het eerste middel zijn verdwenen, zonder de analgesie aan te tasten. Het wordt echter aanbevolen om buprenorfine niet te gebruiken in combinatie met morfine of andere opioïde-achtige analgetica, zoals etorfine, fentanyl, pethidine, methadon, papaveretum of butorfanol.
Buprenorfine is gebruikt met acepromazine, alfaxalon/alfadalon, atropine, detomidine, dexmedetomidine, halothaan, isofluraan, ketamine, medetomidine, propofol, romifidine, sevofluraan, thiopenton en xylazine.
Bij gebruik in combinatie met sedativa kunnen depressieve effecten op de hartslag en ademhaling versterkt worden.
Er zijn tekenen bij mensen die erop wijzen dat therapeutische doses buprenorfine de analgetische werkzaamheid van standaarddoses van een opioïd-agonist niet verlagen, en dat wanneer buprenorfine binnen het normale therapeutische bereik wordt toegediend, standaarddoses opioïd-agonist kunnen worden toegediend voordat de effecten van het eerste middel zijn verdwenen, zonder de analgesie aan te tasten. Het wordt echter aanbevolen om buprenorfine niet te gebruiken in combinatie met morfine of andere opioïde-achtige analgetica, zoals etorfine, fentanyl, pethidine, methadon, papaveretum of butorfanol.
Buprenorfine is gebruikt met acepromazine, alfaxalon/alfadalon, atropine, detomidine, dexmedetomidine, halothaan, isofluraan, ketamine, medetomidine, propofol, romifidine, sevofluraan, thiopenton en xylazine.
Bij gebruik in combinatie met sedativa kunnen depressieve effecten op de hartslag en ademhaling versterkt worden.
4.9 Dosering en toedieningsweg
Diersoort en toedieningsweg | Postoperatieve analgesie | Versterking van sedatieve effecten |
Hond: Intramusculaire of intraveneuze injectie | 10 ‑ 20 μg/kg* (0,3 ‑ 0,6 ml product per 10 kg), indien nodig na 3 ‑ 4 uur herhaald met doses van 10 μg/kg of na 5 ‑ 6 uur met doses van 20 μg/kg | 10 ‑ 20 μg/kg (0,3 ‑ 0,6 ml product per 10 kg) |
Kat: Intramusculaire of intraveneuze injectie | 10 ‑ 20 μg/kg (0,3 ‑ 0,6 ml product per 10 kg), indien nodig na 1 ‑ 2 uur eenmaal herhaald | -- |
Paard: Intraveneuze injectie | 10 μg/kg (3,3 ml product per 100 kg), 5 minuten na toediening van een iv sedativum. De dosis mag indien nodig eenmaal worden herhaald, niet eerder dan na 1 ‑ 2 uur, in combinatie met intraveneuze sedatie. | 5 μg/kg (1,7 ml product per 100 kg), 5 minuten na toediening van een iv sedativum, indien nodig na 10 minuten herhaald. |
* de doseringen in de volgende tabel verwijzen naar buprenorfine (als hydrochloride)
Bij gebruik in paarden moet binnen vijf minuten vóór de injectie met buprenorfine een intraveneus sedativum worden toegediend.
Bij honden begint de sedatieve werking ongeveer 15 minuten na toediening.
De analgetische werking is mogelijk pas na 30 minuten volledig ontwikkeld. Om analgesie tijdens de operatie en direct na het bijkomen te verzekeren, dient het product preoperatief als onderdeel van premedicatie te worden toegediend. Bij toediening als versterking van sedatie of als onderdeel van premedicatie dient de dosis van andere centraal werkende middelen, zoals acepromazine of medetomidine, te worden verlaagd. De verlaging is afhankelijk van de gewenste mate van sedatie, het individuele dier, het type van andere middelen in de premedicatie en de manier waarop anesthesie wordt ingesteld en onderhouden. Het is misschien ook mogelijk om de hoeveelheid geïnhaleerd anestheticum te verlagen.
Dieren die opioïden met sedatieve en analgetische werking krijgen toegediend, kunnen variabele responsen vertonen. Daarom dient de respons van individuele dieren te worden gemonitord en dienen volgende doses te worden aangepast op basis van die respons. In sommige gevallen geven herhaalde doses geen aanvullende analgesie. In die gevallen dient te worden overwogen een geschikte, injecteerbare NSAID te geven.
Er moet een spuit met een geschikte maatverdeling worden gebruikt om nauwkeurig te kunnen doseren.
De afdichting mag niet vaker dan 100 maal worden doorgeprikt (met een naald van 21 of 23 gauge).
Bij gebruik in paarden moet binnen vijf minuten vóór de injectie met buprenorfine een intraveneus sedativum worden toegediend.
Bij honden begint de sedatieve werking ongeveer 15 minuten na toediening.
De analgetische werking is mogelijk pas na 30 minuten volledig ontwikkeld. Om analgesie tijdens de operatie en direct na het bijkomen te verzekeren, dient het product preoperatief als onderdeel van premedicatie te worden toegediend. Bij toediening als versterking van sedatie of als onderdeel van premedicatie dient de dosis van andere centraal werkende middelen, zoals acepromazine of medetomidine, te worden verlaagd. De verlaging is afhankelijk van de gewenste mate van sedatie, het individuele dier, het type van andere middelen in de premedicatie en de manier waarop anesthesie wordt ingesteld en onderhouden. Het is misschien ook mogelijk om de hoeveelheid geïnhaleerd anestheticum te verlagen.
Dieren die opioïden met sedatieve en analgetische werking krijgen toegediend, kunnen variabele responsen vertonen. Daarom dient de respons van individuele dieren te worden gemonitord en dienen volgende doses te worden aangepast op basis van die respons. In sommige gevallen geven herhaalde doses geen aanvullende analgesie. In die gevallen dient te worden overwogen een geschikte, injecteerbare NSAID te geven.
Er moet een spuit met een geschikte maatverdeling worden gebruikt om nauwkeurig te kunnen doseren.
De afdichting mag niet vaker dan 100 maal worden doorgeprikt (met een naald van 21 of 23 gauge).
4.11 Wachttermijn
Niet toegestaan voor gebruik bij paarden die voor humane consumptie bestemd zijn