1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
Synthadon 10 mg/ml, oplossing voor injectie voor honden en katten.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoort
- Analgesie bij honden en katten.
- Premedicatie voor algehele anesthesie of neuroleptanalgesie bij honden en katten in
combinatie met een neurolepticum.
- Premedicatie voor algehele anesthesie of neuroleptanalgesie bij honden en katten in
combinatie met een neurolepticum.
4.3 Contra-indicaties
Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de hulpstoffen.
Niet gebruiken bij dieren met een gevorderde respiratoir falen.
Niet gebruiken bij dieren met een ernstige lever- of nierfunctiestoornis.
Niet gebruiken bij dieren met een gevorderde respiratoir falen.
Niet gebruiken bij dieren met een ernstige lever- of nierfunctiestoornis.
4.8 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Voor gelijktijdig gebruik met neuroleptica: zie rubriek 4.9.
Methadon kan de werking versterken van analgetica, middelen die het centraal zenuwstelsel
onderdrukken en stoffen die ademhalingsdepressie veroorzaken. Het gebruik van het
diergeneesmiddel gelijktijdig met of na buprenorfine kan een gebrek aan werkzaamheid
veroorzaken.
Methadon kan de werking versterken van analgetica, middelen die het centraal zenuwstelsel
onderdrukken en stoffen die ademhalingsdepressie veroorzaken. Het gebruik van het
diergeneesmiddel gelijktijdig met of na buprenorfine kan een gebrek aan werkzaamheid
veroorzaken.
4.9 Dosering en toedieningsweg
Analgesie
Honden: 0,5 tot 1 mg methadonhydrochloride per kg lichaamsgewicht, subcutaan,
intramusculair of intraveneus (overeenkomend met 0,05 tot 0,1 ml/kg)
Katten: 0,3 tot 0,6 mg methadonhydrochloride per kg lichaamsgewicht, intramusculair (dit
komt overeen met 0,03 tot 0,06 ml/kg).
Teneinde een juiste dosering te berekenen, dient het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk te worden bepaald en dient een injectiespuit met geschikte maatverdeling te worden gebruikt om het product toe te dienen.
Aangezien de individuele reactie op methadon kan variëren en deels afhangt van de
dosering, de leeftijd van de patiënt, individuele verschillen in pijngevoeligheid en de
algemene conditie, moet het optimale doseerregime individueel worden bepaald. Bij honden
begint het middel te werken 1 uur na subcutane toediening, ongeveer 15 minuten na
intramusculaire injectie en binnen 10 minuten na intraveneuze injectie. Na een intramusculaire
of intraveneuze toediening houdt de werking ongeveer 4 uur aan. Bij katten begint het middel
15 minuten na toediening te werken en de werking houdt gemiddeld 4 uur aan. Het dier dient
regelmatig onderzocht te worden om te bepalen of aanvullende analgesie al dan niet vereist is.
Premedicatie en/of neuroleptanalgesie
Honden:
- Methadon HCl 0,5-1 mg/kg, IV, SC of IM
Combinaties zoals bv.:
- Methadon HCl 0,5 mg/kg, IV + bv. midazolam of diazepam
Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in zuurstof.
- Methadon HCl 0,5 mg/kg + bv. acepromazine
Inductie met thiopental of propofol op effect, onderhoud met isofluraan in zuurstof, of inductie
met diazepam en ketamine
- Methadon HCl 0,5 -1,0 mg/kg, IV of IM + α2-agonist (bv. xylazine of medetomidine)
Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in combinatie met fentanyl of totale
intraveneuze anesthesie (TIVA) protocol: onderhoud met propofol in combinatie met fentanyl
TIVA protocol: inductie met propofol, op effect. Onderhoud met propofol en remifentanil
De chemisch-fysische compatibiliteit is enkel bewezen voor verdunningen van 1:5 met de
volgende infuusoplossingen: natrium chloride 0,9%, Ringer-oplossing, en glucose 5%.
Katten:
- Methadon HCl 0,3-0,6 mg/kg, IM
- Inductie met benzodiazepine (bv. midazolam) en dissociativa (bv. ketamine)
- Met een kalmerend middel (bv. acepromazine)en NSAID (meloxicam) of sedativum (bv. α-
agonisten)
- Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in zuurstof.
De dosering is afhankelijk van de gewenste graad van analgesie, de gewenste duur van de
werking en het gelijktijdig gebruik van andere analgetica en anesthetica.
Bij een gecombineerd gebruik met andere middelen kan een lagere dosering worden gebruikt.
Voor een veilig gebruik met andere farmaceutica wordt naar de relevante productliteratuur verwezen.
De stop dient niet vaker dan 20 keer te worden doorgeprikt.
Honden: 0,5 tot 1 mg methadonhydrochloride per kg lichaamsgewicht, subcutaan,
intramusculair of intraveneus (overeenkomend met 0,05 tot 0,1 ml/kg)
Katten: 0,3 tot 0,6 mg methadonhydrochloride per kg lichaamsgewicht, intramusculair (dit
komt overeen met 0,03 tot 0,06 ml/kg).
Teneinde een juiste dosering te berekenen, dient het lichaamsgewicht zo nauwkeurig mogelijk te worden bepaald en dient een injectiespuit met geschikte maatverdeling te worden gebruikt om het product toe te dienen.
Aangezien de individuele reactie op methadon kan variëren en deels afhangt van de
dosering, de leeftijd van de patiënt, individuele verschillen in pijngevoeligheid en de
algemene conditie, moet het optimale doseerregime individueel worden bepaald. Bij honden
begint het middel te werken 1 uur na subcutane toediening, ongeveer 15 minuten na
intramusculaire injectie en binnen 10 minuten na intraveneuze injectie. Na een intramusculaire
of intraveneuze toediening houdt de werking ongeveer 4 uur aan. Bij katten begint het middel
15 minuten na toediening te werken en de werking houdt gemiddeld 4 uur aan. Het dier dient
regelmatig onderzocht te worden om te bepalen of aanvullende analgesie al dan niet vereist is.
Premedicatie en/of neuroleptanalgesie
Honden:
- Methadon HCl 0,5-1 mg/kg, IV, SC of IM
Combinaties zoals bv.:
- Methadon HCl 0,5 mg/kg, IV + bv. midazolam of diazepam
Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in zuurstof.
- Methadon HCl 0,5 mg/kg + bv. acepromazine
Inductie met thiopental of propofol op effect, onderhoud met isofluraan in zuurstof, of inductie
met diazepam en ketamine
- Methadon HCl 0,5 -1,0 mg/kg, IV of IM + α2-agonist (bv. xylazine of medetomidine)
Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in combinatie met fentanyl of totale
intraveneuze anesthesie (TIVA) protocol: onderhoud met propofol in combinatie met fentanyl
TIVA protocol: inductie met propofol, op effect. Onderhoud met propofol en remifentanil
De chemisch-fysische compatibiliteit is enkel bewezen voor verdunningen van 1:5 met de
volgende infuusoplossingen: natrium chloride 0,9%, Ringer-oplossing, en glucose 5%.
Katten:
- Methadon HCl 0,3-0,6 mg/kg, IM
- Inductie met benzodiazepine (bv. midazolam) en dissociativa (bv. ketamine)
- Met een kalmerend middel (bv. acepromazine)en NSAID (meloxicam) of sedativum (bv. α-
agonisten)
- Inductie met propofol, onderhoud met isofluraan in zuurstof.
De dosering is afhankelijk van de gewenste graad van analgesie, de gewenste duur van de
werking en het gelijktijdig gebruik van andere analgetica en anesthetica.
Bij een gecombineerd gebruik met andere middelen kan een lagere dosering worden gebruikt.
Voor een veilig gebruik met andere farmaceutica wordt naar de relevante productliteratuur verwezen.
De stop dient niet vaker dan 20 keer te worden doorgeprikt.
4.11 Wachttermijn
Niet van toepassing.