SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
CEFOKEL 50 mg/ml, suspensie voor injectie voor varkens en runderen
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.2 Indicaties voor gebruik met specificatie van de doeldiersoorten
Infecties geassocieerd met bacteriën gevoelig voor ceftiofur:
Bij varkens:
Voor de behandeling van bacteriële luchtweginfecties geassocieerd met Pasteurella multocida, Actinobacillus pleuropneumoniae en Streptococcus suis.
Bij runderen:
Voor de behandeling van bacteriële luchtweginfecties geassocieerd met Mannheimia haemolytica (voorheen Pasteurella haemolytica), Pasteurella multocida en Histophilus somni (voorheen Haemophilus somnus).
Voor de behandeling van acute interdigitale necrobacillose (panaritium, voetrot), geassocieerd met Fusobacterium necrophorum en Bacteroides melaninogenicus (Porphyromonas asaccharolytica).
Voor de behandeling van de bacteriële component van acute post-partum (puerperale) metritis, binnen 10 dagen na kalven, geassocieerd met voor ceftiofur gevoelige Escherichia coli, Arcanobacterium pyogenes en Fusobacterium necrophorum. De indicatie dient te worden beperkt tot gevallen waar behandeling met een ander antimicrobieel middel heeft gefaald.
4.3 Contra-indicaties
Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor ceftiofur en andere β-lactam-antibiotica.
Niet intraveneus toedienen.
Niet gebruiken in geval van een bekende resistentie tegen andere cefalosporines of β-lactam-antibiotica.
Niet gebruiken bij pluimvee (inclusief eieren) vanwege het risico op verspreiding van antimicrobiële resistentie naar mensen.
4.8 Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
De bactericide eigenschappen van cefalosporines worden geneutraliseerd door gelijktijdig gebruik van bacteriostatische antibiotica (macrolides, sulfonamides en tetracyclines).
4.9 Dosering en toedieningsweg
Varkens:
3 mg/kg lichaamsgewicht/dag gedurende 3 dagen via intramusculaire toediening, overeenkomend met 1 ml per 16 kg lichaamsgewicht per injectie.
Runderen:
Luchtweginfecties: 1 mg ceftiofur/kg lichaamsgewicht/dag gedurende 3 tot 5 dagen via subcutane injectie, overeenkomend met 1 ml per 50 kg lichaamsgewicht per injectie.
Acute interdigitale necrobacillosis: 1 mg/kg lichaamsgewicht/dag gedurende 3 dagen via subcutane injectie, overeenkomend met 1 ml per 50 kg lichaamsgewicht per injectie.
Acute post-partum metritis binnen 10 dagen na het kalven: 1 mg/kg lichaamsgewicht/dag gedurende 5 dagen via subcutane injectie, overeenkomend met 1 ml per 50 kg lichaamsgewicht per injectie.
De fles goed schudden voor gebruik gedurende minstens 30 seconden totdat het diergeneesmiddel voldoende geresuspendeerd is. Na het schudden dient de fles visueel te worden geïnspecteerd om te verzekeren dat het diergeneesmiddel terug in suspensie is gebracht. De afwezigheid van neergeslagen materiaal kan worden bevestigd door de injectieflacon om te draaien en de inhoud aan de bodem van de injectieflacon te bekijken.
Het aanbevolen maximum volume dat mag worden toegediend op een enkele injectieplaats is 4 ml bij varkens en 6 ml bij runderen. Volgende injecties dienen te worden toegediend op verschillende plaatsen.
De injectieflacon mag niet meer dan 66 keer worden aangeprikt.
In geval van acute post-partum metritis kan in sommige gevallen een aanvullende ondersteunende therapie nodig zijn.
4.11 Wachttijd(en)
Varkens:
Vlees en slachtafval: 5 dagen.
Runderen:
Vlees en slachtafval: 8 dagen.
Melk: nul uur.