SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL
CALCIUMBORO-kel, 279,24 mg/ml + 40 mg/ml, oplossing voor injectie voor rund en schaap
4. FARMACOLOGISCHE GEGEVENS
4.2 Farmacodynamische eigenschappen
Dit diergeneesmiddel is een oplossing die kan aangewend worden als een vlug beschikbare bron van calcium- en magnesiumionen.
Calcium heeft o.a. essentiële functies bij de vorming van beenderen en tanden, de spiercontractie en hartwerking, de neuromusculaire prikkelbaarheid en transmissie van zenuwimpulsen, de membraanpermeabiliteit en het zuur-base evenwicht, evenals bij de stolling van bloed en melk. Het normale calciumgehalte in het bloed variëert bij de meeste diersoorten tussen 9-11 mg/100 ml (± 5 mEq/L). Ongeveer de helft van het calcium in het bloed is onder actieve, geïoniseerde vorm aanwezig. Het overige deel is gebonden aan eiwitten (± 40 %); een klein deel is gebonden aan andere molecules. Calcium-ionen komen voornamelijk extracellulair voor.
Magnesium is een essentiële cofactor voor vele enzymes, o.a. deze die betrokken zijn bij het transport van hoog-energetische fosfaten en bij de synthese van eiwitten en DNA. Het speelt een belangrijke rol in de transmissie van zenuwimpulsen en de neuromusculaire prikkelbaarheid, en bij de werking van het hart en het centrale zenuwstelsel. Het speelt tevens een rol in het calcium metabolisme, namelijk bij de secretie en activiteit van parathyroidhormoon, de metabolisatie van vitamine D in de lever en de calciumuitwisseling ter hoogte van de beenderen. Het heeft een calcium-inhiberende werking. Het antagoniseert de inflow van calcium in de cellen en alzo een eventuele overstimulatie door calciumionen. Het normale magnesiumgehalte in het bloed varieert tussen 2-2,9 mg/100 ml (0,75 - 1,1 mmol/liter). Magnesium is een ion dat vooral intracellulair voorkomt.
4.3 Farmacokinetische eigenschappen
Calciumgluconaat vormt met boorzuur calciumborogluconaat.
Na intraveneus infuus van calciumborogluconaat en magnesiumchloride bekomt men een onmiddellijke stijging van de calcium en magnesiumspiegels in het bloed. De hoogste waarden worden waargenomen op het eind van de infusieperiode en deze liggen doorgaans ver boven de normale waarden. De graad van hypercalcemie die wordt bekomen (en eventueel de daarmee samengaande neveneffecten) hangt niet alleen af van de dosering, maar tevens van de snelheid van toediening en van het initiële calciumgehalte van vóór de behandeling. Na het beëindigen van het infuus volgt een snelle afname tot in de buurt van de oorspronkelijke bloedwaarden van vóór de behandeling binnen de 3-24 uur. Na infuus wordt het calcium snel en voornamelijk over het extracellulaire vocht verdeeld (distributievolume: 0.2 L/kg), terwijl het magnesium hoofdzakelijk intracellulair verdeeld wordt. De excretie van beide ionen gebeurt voornamelijk via de nieren (glomerulaire filtratie, tubulaire reabsorptie), maar ook via de faeces en de melk.