SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
BLENREP 100 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Een injectieflacon poeder bevat 100 mg belantamab mafodotin.
Na reconstitutie bevat de oplossing 50 mg belantamab mafodotin per ml.
Belantamab mafodotin is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat dat belantamab, een geafucosyleerd gehumaniseerd monoklonaal IgG1k-antilichaam bevat dat specifiek is voor B-cel maturatie-antigeen (BCMA), geproduceerd met recombinante DNA-technologie in een zoogdiercellijn (ovariumcellen van Chinese hamster) en dat geconjugeerd is met maleimidocaproyl-monomethyl-auristatine F (mcMMAF).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie (poeder voor concentraat).
Gelyofiliseerd wit tot geel poeder.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
BLENREP is geïndiceerd als monotherapie voor de behandeling van multipel myeloom bij volwassen patiënten die ten minste vier eerdere behandelingen hebben gekregen en bij wie de ziekte refractair is voor ten minste één proteasoomremmer, één immunomodulerend middel en een anti-CD38-monoklonaal antilichaam en bij wie tijdens de laatste behandeling ziekteprogressie is aangetoond.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling met BLENREP moet worden ingesteld en gecontroleerd door artsen met ervaring in de behandeling van multipel myeloom.
Aanbevolen ondersteunende zorg
Patiënten moeten wanneer ze worden behandeld een oogheelkundig onderzoek ondergaan (waaronder beoordeling van de gezichtsscherpte en spleetlamponderzoek) dat op baseline, voorafgaand aan de daarop volgende 3 behandelcycli, en op klinische indicatie wordt uitgevoerd door een oogspecialist (zie rubriek 4.4).
Artsen moeten patiënten adviseren om ten minste 4 keer per dag kunsttranen zonder conserveermiddelen te gebruiken, te beginnen op de eerste dag van het infuus en voortgezet tot de behandeling is afgerond, omdat dit symptomen van de cornea kan voorkomen (zie rubriek 4.4).
Voor patiënten met symptomen van droge ogen kunnen aanvullende therapieën overwogen worden zoals aanbevolen door hun oogspecialist.
Dosering
De aanbevolen dosering is 2,5 mg/kg BLENREP, eenmaal per 3 weken toegediend als een intraveneus infuus.
Het wordt aangeraden de behandeling voort te zetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit (zie rubriek 4.4).
Dosisaanpassingen
Aanbevolen dosisaanpassingen voor corneale bijwerkingen staan in tabel 1. Tabel 2 bevat dosisaanpassingen voor andere bijwerkingen.
Behandeling van corneale bijwerkingen
Corneale bijwerkingen kunnen bevindingen uit oogonderzoek en/of veranderingen in de gezichtsscherpte zijn (zie rubriek 4.4 en 4.8). De behandelend arts dient vooraf aan de toediening het verslag van het oogonderzoek te bestuderen en dient de dosis BLENREP te bepalen op basis van de hoogste categorie in het verslag met betrekking tot het ernstigst aangetaste oog, omdat mogelijk niet beide ogen in gelijke mate aangedaan zijn (tabel 1).
Tijdens het oogonderzoek dient de oogspecialist de volgende zaken te beoordelen:
- Bevinding(en) uit het cornea-onderzoek en de afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (best corrected visual acuity, BCVA)
- Als er sprake is van een afname in BCVA, dient het verband tussen de bevindingen uit het cornea-onderzoek en BLENREP bepaald te worden.
- De hoogste gradatiecategorie voor deze onderzoeksbevindingen en BCVA moeten gemeld worden aan de behandelend arts.
Tabel 1. Dosisaanpassingen voor corneale bijwerkingen
Categoriea | Bevindingen uit het oogonderzoek | Aanbevolen dosisaanpassingen |
Licht | Bevinding(en) uit het cornea-onderzoek | Ga door met de behandeling in de huidige dosis. |
Matig | Bevinding(en) uit het cornea-onderzoek | Onderbreek de behandeling tot verbetering in onderzoeksbevindingen en BCVA tot lichte ernst of beter. |
Ernstig | Bevinding(en) uit het cornea-onderzoek | Onderbreek de behandeling tot verbetering in onderzoeksbevindingen en BCVA tot lichte ernst of beter. |
a De ernstcategorie wordt gedefinieerd als het ernstigst aangetaste oog, omdat mogelijk niet beide ogen in gelijke mate aangedaan zijn.
b Lichte oppervlakkige keratopathie (gedocumenteerde verslechtering ten opzichte van baseline), met of zonder symptomen.
c Matige oppervlakkige keratopathie met of zonder vlekkerige microcystachtige neerslag, subepitheliale waas (perifeer) of een nieuwe perifere stromatroebeling.
d Ernstige oppervlakkige keratopathie met of zonder diffuse microcystachtige neerslag waarbij het centrale hoornvlies betrokken is, subepitheliale waas (centraal) of een nieuwe centrale stromatroebeling.
e Een corneadefect kan leiden tot cornea-ulcera. Deze dienen direct en op klinische indicatie door een oogspecialist behandeld te worden.
Tabel 2. Dosisaanpassingen voor andere bijwerkingen
Bijwerking | Ernst | Aanbevolen dosisaanpassingen |
Trombocytopenie | Graad 2-3: | Overweeg BLENREP te onderbreken en/of de dosis BLENREP te verlagen tot 1,9 mg/kg |
Graad 4: | Onderbreek BLENREP tot de plaatjestelling verbetert tot graad 3 of beter. Overweeg hervatting in een verlaagde dosis van 1,9 mg/kg. | |
Infusiereacties | Graad 2 | Onderbreek het infuus en bied ondersteunende behandeling. Hervat op een minstens 50% lagere infuussnelheid zodra de symptomen over zijn. |
Graad 3 of 4 | Onderbreek het infuus en bied ondersteunende behandeling. Hervat op een minstens 50% lagere infuussnelheid zodra de symptomen over zijn. Staak het infuus definitief in het geval van een anafylactische of levensbedreigende infusiereactie en start passende spoedhulp. |
Bijwerkingen zijn geclassificeerd volgens de National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (CTCAE).
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen dosisaanpassing nodig voor oudere patiënten (zie rubriek 5.2).
Verminderde nierfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een licht of matig verminderde nierfunctie (eGFR 30 ml/min). Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie om een dosisaanbeveling te doen (zie rubriek 5.2).
Verminderde leverfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een licht verminderde leverfunctie (bilirubine hoger dan ULN tot minder dan of gelijk aan 1,5 × ULN of aspartaataminotransferase [ASAT] hoger dan ULN). Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over patiënten met een matig verminderde leverfunctie en geen gegevens over patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie om een dosisaanbeveling te doen (zie rubriek 5.2).
Lichaamsgewicht
BLENREP is niet onderzocht bij patiënten met een lichaamsgewicht < 40 kg of > 130 kg (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van BLENREP bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
BLENREP is bedoeld voor intraveneus gebruik.
BLENREP moet voorafgaand aan toediening als intraveneus infuus worden gereconstitueerd en verdund door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. BLENREP moet toegediend worden gedurende minimaal 30 minuten (zie rubriek 6.6).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De veiligheid van BLENREP is beoordeeld bij 95 patiënten die in onderzoek 205678 2,5 mg/kg BLENREP kregen. De meest voorkomende bijwerkingen (≥ 30%) waren keratopathie (71%) en trombocytopenie (38%). De meest gemelde ernstige bijwerkingen waren pneumonie (7%), pyrexie (7%) en IRR’s (3%). Van definitieve stopzetting vanwege bijwerkingen was sprake bij 9% van de patiënten die BLENREP kregen, waarbij 3% te maken had met bijwerkingen in het oog.
Samenvattende tabel van bijwerkingen
In tabel 3 staan de bijwerkingen die zijn opgetreden bij patiënten die de aanbevolen dosis BLENREP 2,5 mg/kg eenmaal per 3 weken kregen.
De frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Indien relevant staan de bijwerkingen binnen elke frequentiegroep op volgorde van afnemende ernst.
Tabel 3. Bijwerkingen die gemeld zijn bij patiënten met multipel myeloom behandeld met BLENREP
Systeem/orgaanklasse | Bijwerkingena | Frequentie | Incidentie (%) | |
Alle graden | Graad 3-4 | |||
Infecties en parasitaire aandoeningen | Pneumonieb | Zeer vaak | 11 | 7 |
| Bovenste luchtweginfectie | Vaak | 9 | 0 |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Trombocytopeniec | Zeer vaak | 38 | 22 |
Anemie | 27 | 21 | ||
Lymfopenied | 20 | 17 | ||
Leukopeniee | 17 | 6 | ||
Neutropenief | 15 | 11 | ||
Oogaandoeningen | Keratopathieg | Zeer vaak | 71 | 31 |
Voorvallen van wazig zienh | 25 | 4 | ||
Voorvallen van droge ogeni | 15 | 1 | ||
Fotofobie | Vaak | 4 | 0 | |
Oogirritatie |
| 3 | 0 | |
| Ulceratieve keratitis | Soms | 1 | 1 |
| Infectieuze keratitis |
| 1 | 1 |
Corneahypo-esthesiej | Niet bekend | n.v.t. | n.v.t. | |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | Pneumonitis | Niet bekend | n.v.t. | n.v.t. |
Maagdarmstelsel-aandoeningen | Nausea | Zeer vaak | 25 | 0 |
Diarree |
| 13 | 1 | |
| Braken | Vaak | 7 | 2 |
Nier- en urinewegaandoeningen | Albuminuriel | Vaak | 2 | 1 |
Algemene aandoeningen en | Pyrexie | Zeer vaak | 23 | 4 |
| Vermoeidheid |
| 16 | 2 |
Onderzoeken | Verhoogd aspartaataminotransferase | Zeer vaak | 21 | 2 |
Verhoogd gammaglutamyltransferase | 11 | 3 | ||
| Verhoogd creatinekinase | Vaak | 5 | 2 |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Infusiereactiesk | Zeer vaak | 21 | 3 |
n.v.t. = niet van toepassing |
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Corneale bijwerkingen
Corneale bijwerkingen werden beoordeeld in onderzoek 205678 aan de hand van de veiligheidspopulatie (n = 218), die patiënten omvatte die behandeld werden met 2,5 mg/kg (n = 95). Oogaandoeningen traden op bij 74% en de vaakst voorkomende bijwerkingen waren keratopathie of microcystachtige epitheliale veranderingen in het cornea-epitheel [vastgesteld tijdens oogonderzoek, met of zonder symptomen] (71%), wazig zien (25%) en symptomen van droge ogen (15%). Afgenomen gezichtsvermogen (Snellen gezichtsscherpte slechter dan 20/50) in het betere oog werd gemeld bij 18% en ernstig verlies van gezichtsvermogen (20/200 of erger) in het oog dat beter ziet, werd gemeld bij 1% van de patiënten die belantamab mafodotin kregen.
De mediane tijd tot optreden van corneabevindingen van graad 2 of hoger (best gecorrigeerde gezichtsscherpte of keratopathie tijdens oogonderzoek) was 36 dagen (spreiding: 19 tot 143 dagen). De mediane tijd tot herstel van deze corneabevindingen was 91 dagen (spreiding: 21 tot 201 dagen).
Corneabevindingen (keratopathie) leidden tot dosisuitstel bij 47% van de patiënten en dosisverlagingen bij 27% van de patiënten. Drie procent van de patiënten staakte de behandeling vanwege oculaire bijwerkingen.
Infusiereacties
Tijdens klinische onderzoeken was de incidentie van infusiegerelateerde reacties (IRR’s) met belantamab mafodotin 2,5 mg/kg 21% en de meeste (90%) traden op tijdens het eerste infuus. De meeste IRR’s werden gemeld als graad 1 (6%) en graad 2 (12%), terwijl 3% last kreeg van IRR’s van graad 3. Ernstige IRR’s werden gemeld door 4% van de patiënten en omvatten onder meer symptomen van pyrexie en lethargie. De mediane tijd tot optreden en de mediane duur van het eerste optreden van een IRR was 1 dag. Eén patiënt (1%) die last kreeg van IRR’s van graad 3 bij het eerste en tweede infuus, staakte de behandeling vanwege IRR’s. IRR’s van graad 4 of 5 werden niet gemeld.
Trombocytopenie
Trombocytopenische voorvallen (trombocytopenie en plaatjestelling verlaagd) traden op bij 38% van de patiënten die behandeld werden met belantamab mafodotin 2,5 mg/kg. Trombocytopenische voorvallen van graad 2 traden op bij 3% van de patiënten, van graad 3 bij 9% en van graad 4 bij 13%. Bloedingen van graad 3 traden op bij 2% van de patiënten en bloedingen van graad 4 of 5 werden niet gemeld.
Infecties
Infecties van de bovenste luchtwegen werden vaak gemeld tijdens het gehele klinische programma met belantamab mafodotin en deze waren meestal licht tot matig (graad 1 tot 3), traden op bij 9% van de patiënten die werden behandeld met belantamab mafodotin 2,5 mg/kg. Er werden geen ernstige ongewenste voorvallen van infecties van de bovenste luchtwegen gemeld.
Pneumonie was de vaakst voorkomende infectie die gemeld werd bij 11% van de patiënten die behandeld werden met 2,5 mg/kg belantamab mafodotin. Pneumonie was ook het meest voorkomende ernstige ongewenste voorval en werd gemeld bij 7% van de patiënten. Infecties met een dodelijke afloop waren voornamelijk te wijten aan pneumonie (1%).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem:
België | Luxemburg |
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GlaxoSmithKline (Ireland) Limited
12 Riverwalk, Citywest Business Campus
Dublin 24
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/20/1474/001
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
26/05/2023 (v9)
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau: http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig |
---|---|---|---|---|---|
4299756 | BLENREP 100MG PDR VOOR OPL VOOR INF FL 1X50ML | L01FX15 | - | € 6974,48 | Ja |