1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Zeposia 0,23 mg harde capsules
Zeposia 0,46 mg harde capsules
Zeposia 0,92 mg harde capsules
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Zeposia 0,23 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat ozanimodhydrochloride overeenkomend met 0,23 mg ozanimod.
Zeposia 0,46 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat ozanimodhydrochloride overeenkomend met 0,46 mg ozanimod.
Zeposia 0,92 mg harde capsules
Elke harde capsule bevat ozanimodhydrochloride overeenkomend met 0,92 mg ozanimod.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule
Zeposia 0,23 mg harde capsules
Harde capsule met een lichtgrijze, opake romp en dop, 14,3 mm, bedrukt met 'OZA' op de dop en '0.23 mg' op de romp in zwarte inkt.
Zeposia 0,46 mg harde capsules
Harde capsule met een lichtgrijze, opake romp en een oranje, opake dop, 14,3 mm, bedrukt met 'OZA' op de dop en '0.46 mg' op de romp in zwarte inkt.
Zeposia 0,92 mg harde capsules
Harde capsule met een oranje, opake romp en dop, 14,3 mm, bedrukt met 'OZA' op de dop en '0.92 mg' op de romp in zwarte inkt.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Multipele sclerose
Zeposia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met relapsing remitting multiple sclerosis (RRMS) met actieve ziekte, zoals gedefinieerd aan de hand van klinische kenmerken of kenmerken zichtbaar op beeldvorming.
Colitis ulcerosa
Zeposia is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa (CU) die ontoereikend reageerden op, niet meer reageerden op, of intolerantie vertoonden voor conventionele therapie of een biologisch geneesmiddel.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld onder toezicht van een arts met ervaring in het behandelen van multipele sclerose (MS) of colitis ulcerosa (CU).
Dosering
Het schema voor initiële dosisverhoging voor ozanimod vanaf dag 1 tot en met dag 7 is vereist en wordt weergegeven in Tabel 1 hieronder. Na de 7 dagen durende dosisverhoging bedraagt de aanbevolen dosis 0,92 mg ozanimod eenmaal daags, beginnend op dag 8.
Tabel 1: Schema voor dosisverhoging
Dag 1 ‑ 4 | 0,23 mg eenmaal daags |
Dag 5 ‑ 7 | 0,46 mg eenmaal daags |
Dag 8 en daarna | 0,92 mg eenmaal daags |
Hervatting na onderbreking van de behandeling
Hetzelfde dosisverhogingsschema zoals beschreven in Tabel 1 wordt ook aanbevolen wanneer de behandeling wordt onderbroken gedurende:
- 1 dag of meer in de eerste 14 dagen van de behandeling;
- meer dan 7 opeenvolgende dagen tussen dag 15 en dag 28 van de behandeling;
- meer dan 14 opeenvolgende dagen na dag 28 van de behandeling.
Als de onderbreking van de behandeling korter duurt dan wat hierboven is aangegeven, dient de behandeling zoals gepland te worden voortgezet met de volgende dosis.
Speciale populaties
Volwassenen ouder dan 55 jaar en ouderen
Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over RRMS‑patiënten > 55 jaar en CU‑patiënten ≥ 65 jaar. Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten ouder dan 55 jaar. Voorzichtigheid is geboden bij MS‑patiënten ouder dan 55 jaar en CU‑patiënten ouder dan 65 jaar gezien de beperkte gegevens die beschikbaar zijn en de kans op een potentieel verhoogd risico op bijwerkingen in deze populatie, in het bijzonder bij langdurige behandeling (zie rubriek 5.1 en 5.2).
Nierfunctiestoornis
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een nierfunctiestoornis.
Leverfunctiestoornis
Patiënten met een lichte of matige chronische leverfunctiestoornis (Child‑Pugh‑klasse A of B) wordt aanbevolen het schema voor dosisverhoging van 7 dagen te voltooien en vervolgens 0,92 mg om de andere dag in te nemen (zie rubriek 5.2).
Ozanimod is niet beoordeeld bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis. Daarom mogen patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child‑Pugh‑klasse C) niet behandeld worden met ozanimod (zie rubriek 4.3 en 5.2).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Zeposia bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Oraal gebruik.
De capsules kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen.
4.3 Contra‑indicaties
- overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen;
- immunodeficiënte toestand die leidt tot een verhoogd risico op systemische opportunistische infecties (zie rubriek 4.4);
- patiënten die in de afgelopen 6 maanden een myocardinfarct (MI), instabiele angina pectoris, beroerte, transiënte ischemische aanval (TIA), gedecompenseerd hartfalen waarvoor ziekenhuisopname was vereist of hartfalen klasse III/IV volgens de New York Heart Association (NYHA) hebben doorgemaakt;
- patiënten met een voorgeschiedenis of aanwezigheid van tweedegraads atrioventriculair (AV‑) blok type II (Mobitz‑type II) of derdegraads AV‑blok of sicksinussyndroom, tenzij de patiënt een functionerende pacemaker heeft;
- ernstige actieve infecties, actieve chronische infecties zoals hepatitis en tuberculose (zie rubriek 4.4);
- actieve maligniteiten;
- ernstige leverfunctiestoornis (Child‑Pugh‑klasse C);
- tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen effectieve anticonceptie gebruiken (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De vaakst gemelde bijwerkingen zijn nasofaryngitis (12,3%), alanineaminotransferase (ALAT) verhoogd (5%), en gammaglutamyltransferase (GGT) verhoogd (5,4%). Aanvang van de behandeling met ozanimod kan leiden tot voorbijgaande bradycardie die meestal hersteld is aan het einde van de eerste week. Andere ernstige bijwerkingen zijn onder andere ernstige opportunistische infecties (PML is gemeld bij patiënten die werden behandeld met ozanimod), macula‑oedeem (zie rubriek 4.4), hypertensie en zeldzame gevallen van significant leverletsel (zie rubriek 4.4).
De bijwerkingen die het vaakst tot stopzetting van de behandeling leidden, waren gerelateerd aan verhogingen van leverenzymen (1,1%) in de klinische onderzoeken naar MS. In de gecontroleerde klinische onderzoeken naar CU leidden verhogingen van leverenzymen bij 0,4% van de patiënten tot stopzetting van de behandeling.
Het algehele veiligheidsprofiel was vergelijkbaar voor patiënten met multipele sclerose en patiënten met colitis ulcerosa.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen die zijn waargenomen bij met ozanimod behandelde patiënten in klinische onderzoeken naar MS en CU en door ervaring na het in de handel brengen, inclusief spontane meldingen, worden hieronder weergegeven volgens systeem/orgaanklasse (SOC) en frequentie per bijwerking. Binnen iedere SOC en frequentiegroep zijn de bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
De frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000).
Tabel 2: Bijwerkingen
SOC | Frequentie | Bijwerking |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Zeer vaak | Nasofaryngitis |
Vaak | Faryngitis | |
Virale luchtweginfectie***** | ||
Urineweginfectie*,***** | ||
Herpes zoster***** | ||
Herpes simplex***** | ||
Zelden | Progressieve multifocale leuko‑encefalopathie | |
Bloed‑ en lymfestelselaandoeningen | Zeer vaak | Lymfopenie***** |
Immuunsysteemaandoeningen | Soms | Overgevoeligheid (waaronder rash en urticaria*) |
Zenuwstelselaandoeningen | Vaak | Hoofdpijn |
Oogaandoeningen | Soms | Macula‑oedeem** |
Hartaandoeningen | Vaak | Bradycardie*,***** |
Bloedvataandoeningen | Vaak | Hypertensie*†,***** |
Orthostatische hypotensie | ||
Lever- en galaandoeningen | Vaak | Alanineaminotransferase verhoogd***** |
Gammaglutamyltransferase verhoogd***** | ||
Bloedbilirubine verhoogd***** | ||
Zelden | Leverletsel**** | |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Perifeer oedeem |
Onderzoeken | Vaak | Longfunctietest abnormaal***,***** |
*Ten minste een van deze bijwerkingen werd gemeld als zijnde van ernstige aard
† Omvat hypertensie, essentiële hypertensie en verhoogde bloeddruk (zie rubriek 4.4).
** voor patiënten met vooraf bestaande factoren (zie rubriek 4.4)
*** met inbegrip van longfunctietest verlaagd, spirometrie abnormaal, geforceerde vitale longcapaciteit verlaagd, koolmonoxide‑diffusievermogen verlaagd, geforceerd expiratoir volume verlaagd
**** Bijwerkingen gemeld na het in de handel brengen
***** zie Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Leverenzymen verhoogd
In klinische onderzoeken naar MS kwamen verhogingen van ALAT tot 5 maal de ULN of meer voor bij 1,6% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en bij 1,3% van de patiënten die IFN β‑1a i.m. kregen. Verhogingen van 3 maal de ULN of meer kwamen voor bij 5,5% van de met ozanimod behandelde patiënten en bij 3,1% van de patiënten die IFN β‑1a i.m. kregen. De mediane tijd tot een verhoging van 3 maal de ULN bedroeg 6 maanden. Bij de meeste patiënten (79%) werd de behandeling met ozanimod voortgezet, waarbij de waarden binnen ongeveer 2 ‑ 4 weken tot < 3 maal de ULN normaliseerden. Ozanimod werd stopgezet wegens een bevestigde verhoging van meer dan 5 maal de ULN. Het percentage patiënten bij wie de behandeling wegens verhogingen van leverenzymen werd stopgezet, was in totaal 1,1% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde MS‑patiënten en 0,8% van de met IFN beta‑1a i.m. behandelde patiënten.
In klinische onderzoeken naar CU kwamen in de inductieperiode verhogingen van ALAT tot 5 maal de ULN of meer voor bij 0,9% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en bij 0,5% van de patiënten die placebo kregen, en in de onderhoudsperiode kwamen er verhogingen voor bij respectievelijk 0,9% en geen van de patiënten. In de inductieperiode kwamen verhogingen van ALAT tot 3 maal de ULN of meer voor bij 2,6% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde CU‑patiënten en bij 0,5% van de patiënten die placebo kregen, en in de onderhoudsperiode kwamen deze verhogingen voor bij respectievelijk 2,3% en geen van de patiënten. In gecontroleerde en niet‑gecontroleerde klinische onderzoeken naar CU werd bij de meeste patiënten (96%) met een ALAT‑waarde van meer dan 3 maal de ULN de behandeling met ozanimod voortgezet, waarbij de waarden binnen ongeveer 2 tot 4 weken normaliseerden tot minder dan 3 maal de ULN.
Het percentage patiënten bij wie de behandeling wegens verhoging van leverenzymen werd stopgezet, was in totaal 0,4% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en 0% (geen enkele patiënt) van de patiënten die placebo kregen in de gecontroleerde klinische onderzoeken naar CU.
Ernstig leverletsel is gemeld na het in de handel brengen (zie rubriek 4.4).
Bradyaritmie
Na toediening van de startdosis van 0,23 mg ozanimod trad de grootste gemiddelde verlaging van de hartfrequentie in zittende/liggende positie ten opzichte van de uitgangssituatie op in uur 5 op dag 1 (verlaging van 1,2 slagen/min in klinische onderzoeken naar MS en 0,7 slagen/min in klinische onderzoeken naar CU); de uitgangswaarde werd opnieuw benaderd in uur 6. Bij voortzetting van de dosisverhoging waren er geen klinisch relevante verlagingen van de hartfrequentie.
In klinische onderzoeken naar MS is bradycardie op de dag van aanvang van de behandeling (dag 1) bij 0,5% van de met ozanimod behandelde patiënten en bij 0% van de met IFN β‑1a i.m. behandelde patiënten gemeld. Na dag 1 bedroeg de incidentie van bradycardie 0,8% voor ozanimod versus 0,7% voor IFN β‑1a i.m. (zie rubriek 5.1). Patiënten bij wie bradycardie optrad, waren over het algemeen asymptomatisch. Hartfrequenties lager dan 40 slagen per minuut zijn niet waargenomen.
In klinische onderzoeken naar MS werd eerstegraads atrioventriculair hartblok gemeld bij 0,6% (5/882) van de met ozanimod behandelde patiënten versus 0,2% (2/885) bij met IFN β‑1a i.m. behandelde patiënten. Van de gevallen die bij gebruik van ozanimod zijn gemeld, werden er 0,2% op dag 1 en 0,3% na dag 1 gemeld.
In klinische onderzoeken naar CU werd, tijdens de inductieperiode, bradycardie op de dag van aanvang van de behandeling (dag 1) bij 0,2% van de met ozanimod behandelde patiënten en bij geen van de met placebo behandelde patiënten gemeld. Na dag 1 werd bradycardie gemeld bij 0,2% van de met ozanimod behandelde patiënten. Tijdens de onderhoudsperiode werd bradycardie niet gemeld.
Verhoogde bloeddruk
In klinische onderzoeken naar MS trad er bij met ozanimod behandelde patiënten een gemiddelde verhoging van de systolische druk op van ongeveer 1 – 2 mmHg in vergelijking met IFN β‑1a i.m. en een verhoging van de diastolische druk van ongeveer 1 mmHg in vergelijking met IFN β‑1a i.m. De verhoging van de systolische druk werd voor het eerst vastgesteld ongeveer 3 maanden na aanvang van de behandeling en bleef stabiel gedurende de behandeling.
Hypertensiegerelateerde voorvallen (hypertensie, essentiële hypertensie en bloeddruk verhoogd) zijn als bijwerking gemeld bij 4,5% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en bij 2,3% van de met IFN β‑1a i.m. behandelde patiënten.
In klinische onderzoeken naar CU hadden met ozanimod behandelde patiënten tijdens de inductieperiode een gemiddelde verhoging van de systolische bloeddruk van 1,4 mm Hg ten opzichte van placebo (3,7 t.o.v. 2,3 mm Hg) en een gemiddelde verhoging van de diastolische bloeddruk van 1,7 mm Hg ten opzichte van placebo (2,3 t.o.v. 0,6 mm Hg). Tijdens de onderhoudsperiode hadden met ozanimod behandelde patiënten een gemiddelde verhoging van de systolische bloeddruk van 3,6 mm Hg ten opzichte van placebo (5,1 t.o.v. 1,5 mm Hg) en een gemiddelde verhoging van de diastolische bloeddruk van 1,4 mm Hg ten opzichte van placebo (2,2 t.o.v. 0,8 mm Hg).
Hypertensie werd als bijwerking gemeld bij 1,2% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en bij geen enkele met placebo behandelde patiënt in de inductieperiode. In de onderhoudsperiode werd hypertensie gemeld bij 2,2% van de patiënten in elke behandelingsgroep. Hypertensieve crisis werd gemeld bij twee patiënten die ozanimod kregen, die zonder onderbreking van de behandeling herstelden, en bij één patiënt die placebo kreeg.
Afname van het aantal lymfocyten in het bloed
In klinische onderzoeken naar MS had 3,3% van de patiënten en in klinische onderzoeken naar CU had 3% van de patiënten een lymfocytentelling van minder dan 0,2 x 109/l. Bij voortzetting van de behandeling met ozanimod normaliseerden deze waarden doorgaans tot meer dan 0,2 x 109/l.
Infecties
In klinische onderzoeken naar MS was het totale infectiepercentage (35%) bij gebruik van 0,92 mg ozanimod vergelijkbaar met dat bij gebruik van IFN β‑1a i.m. Het totale percentage ernstige infecties was vergelijkbaar voor ozanimod (1%) en IFN β‑1a i.m. (0,8%) in onderzoeken naar MS.
In klinische onderzoeken naar CU waren, tijdens de inductieperiode, het totale infectiepercentage en percentage ernstige infecties bij patiënten die werden behandeld met ozanimod of placebo vergelijkbaar (respectievelijk 9,9% versus 10,7% en 0,8% versus 0,4%). Tijdens de onderhoudsperiode was het totale infectiepercentage bij met ozanimod behandelde patiënten hoger dan bij met placebo behandelde patiënten (23% versus 12%) en was het percentage ernstige infecties vergelijkbaar (0,9% versus 1,8%).
Ozanimod verhoogde het risico op herpesinfecties, bovensteluchtweginfecties en urineweginfecties.
Herpesinfecties
In klinische onderzoeken naar MS is herpes zoster als bijwerking gemeld bij 0,6% van de met 0,92 mg ozanimod behandelde patiënten en bij 0,2% van de met IFN β‑1a i.m. behandelde patiënten.
In klinische onderzoeken naar CU is herpes zoster in de inductieperiode gemeld bij 0,4% van de patiënten die 0,92 mg ozanimod kregen en bij geen enkele patiënt die placebo kreeg. In de onderhoudsperiode is herpes zoster gemeld bij 2,2% van de patiënten die 0,92 mg ozanimod kregen en bij 0,4% van de patiënten die placebo kregen. Geen enkel geval was ernstig of verspreid.
Ademhalingsstelsel
Tijdens de behandeling met ozanimod zijn geringe dosisafhankelijke afnames van het geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (forced expiratory volume in 1 second, FEV1) en de geforceerde vitale longcapaciteit (forced vital capacity, FVC) waargenomen. In maand 3 en maand 12 van de behandeling in de klinische onderzoeken naar MS bedroegen de mediane veranderingen in FEV1 (FVC) ten opzichte van de uitgangssituatie in de groep die 0,92 mg ozanimod kreeg respectievelijk -0,07 l en -0,1 l (-0,05 l en -0,065 l) terwijl er in de groep die IFN ß‑1a kreeg kleinere veranderingen ten opzichte van de uitgangssituatie werden waargenomen (FEV1: -0,01 l en -0,04 l, FVC: 0,00 l en -0,02 l).
Vergelijkbaar met de klinische onderzoeken naar MS werden in de klinische onderzoeken naar CU in de inductieperiode geringe gemiddelde verlagingen in de longfunctietests waargenomen met ozanimod in vergelijking met placebo (FEV1 en FVC). Bij meer langdurige behandeling met ozanimod in de onderhoudsperiode waren er geen verdere verlagingen en deze geringe veranderingen in longfunctietests waren reversibel bij patiënten die opnieuw gerandomiseerd werden naar placebo.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Bristol‑Myers Squibb Pharma EEIG
Plaza 254
Blanchardstown Corporate Park 2
Dublin 15, D15 T867
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Startverpakking - Zeposia 0,23 mg/0,46 mg harde capsules
EU/1/20/1442/001 (verpakkingsgrootte van 7 harde capsules)
Onderhoudsverpakking - Zeposia 0,92 mg harde capsules
EU/1/20/1442/002 (verpakkingsgrootte van 28 harde capsules)
EU/1/20/1442/003 (verpakkingsgrootte van 98 harde capsules)
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau https://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
4225769 | ZEPOSIA 0,92MG HARDE CAPS 28 | L04AA38 | € 1257,92 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |