SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Benlysta 120 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Benlysta 400 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Benlysta 120 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Iedere injectieflacon bevat 120 mg belimumab. Na reconstitutie bevat de oplossing 80 mg belimumab per ml.
Benlysta 400 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie
Iedere injectieflacon bevat 400 mg belimumab. Na reconstitutie bevat de oplossing 80 mg belimumab per ml.
Belimumab is een humaan, IgG1λ-monoklonaal antilichaam, geproduceerd door middel van recombinant-DNA-techniek in een cellijn (NS0), afkomstig van zoogdieren.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
Wit tot gebroken wit poeder.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Benlysta is geïndiceerd als toegevoegde therapie bij patiënten van 5 jaar en ouder met actieve, auto‑antilichaampositieve systemische lupus erythematosus (SLE) met een hoge mate van ziekteactiviteit (bijvoorbeeld positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een standaardbehandeling (zie rubriek 5.1).
Benlysta is geïndiceerd in combinatie met immunosuppressieve achtergrondbehandelingen voor de behandeling van volwassen patiënten met actieve lupusnefritis (zie rubriek 4.2 en 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling met Benlysta mag alleen gestart en onder toezicht begeleid worden door een gekwalificeerde arts die ervaring heeft in de diagnosestelling en de behandeling van SLE. Benlysta-infusies moeten toegediend worden door een gekwalificeerde medische beroepsbeoefenaar die getraind is in het geven van infuustherapie.
Toediening van Benlysta kan leiden tot ernstige of levensbedreigende overgevoeligheids- en infuusreacties. Er is gemeld dat patiënten, verscheidene uren nadat de infusie was toegediend, symptomen van acute overgevoeligheid ontwikkelden. Het opnieuw optreden van klinisch significante reacties, na een aanvankelijk passende behandeling van de symptomen, is ook waargenomen (zie de rubrieken 4.4 en 4.8). Daarom moet Benlysta worden toegediend in een omgeving waar directe hulp kan worden geboden om dergelijke reacties te behandelen. Patiënten moeten gedurende langere tijd (verscheidene uren) onder klinische supervisie blijven. Deze supervisie moet ten minste na de eerste twee infusies plaatsvinden, waarbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van een vertraagd optredende reactie.
Patiënten die met Benlysta worden behandeld, moeten geattendeerd worden op het potentiële risico van ernstige of levensbedreigende overgevoeligheid en op de mogelijkheid van het vertraagd optreden of opnieuw optreden van symptomen. Iedere keer als Benlysta wordt toegediend, moet de bijsluiter aan de patiënt worden gegeven (zie rubriek 4.4).
Dosering
Premedicatie waaronder een antihistaminicum, met of zonder een koortswerend middel, kan toegediend worden voor de infusie met Benlysta (zie rubriek 4.4).
Bij patiënten met SLE of actieve lupusnefritis, is het aanbevolen toedieningsregime 10 mg/kg Benlysta op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De toestand van de patiënt moet voortdurend beoordeeld worden.
Bij patiënten met SLE moet, als er na 6 maanden behandeling geen verbetering in de controle van de aandoening optreedt, staken van de behandeling met Benlysta overwogen worden.
Bij patiënten met actieve lupusnefritis moet Benlysta gebruikt worden in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie of mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud.
Overgang van intraveneuze naar subcutane toediening
SLE
Indien een patiënt met SLE wordt overgezet van de intraveneuze toediening van Benlysta naar de subcutane toediening moet de eerste subcutane injectie 1 tot 4 weken na de laatste intraveneuze dosis worden toegediend (zie rubriek 5.2).
Lupusnefritis
Indien een patiënt met lupusnefritis wordt overgezet van intraveneuze toediening van Benlysta naar subcutane toediening, moet de eerste subcutane injectiedosis van 200 mg 1 tot 2 weken na de laatste intraveneuze dosis worden toegediend. Deze overgang moet plaatsvinden op enig moment nadat de patiënt de eerste 2 intraveneuze doses heeft voltooid (zie rubriek 5.2).
Speciale patiëntengroepen
Ouderen
Gegevens bij patiënten ≥ 65 jaar zijn beperkt (zie rubriek 5.1). Benlysta dient met voorzichtigheid gebruikt te worden bij ouderen. Een dosisaanpassing is niet vereist (zie rubriek 5.2).
Verminderde nierfunctie
Belimumab is bij een beperkt aantal SLE-patiënten met een verminderde nierfunctie onderzocht. Op basis van de beschikbare informatie is dosisaanpassing niet vereist bij patiënten met een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie. Voorzichtigheid is echter geboden bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie vanwege het gebrek aan gegevens (zie rubriek 5.2).
Verminderde leverfunctie
Er zijn geen specifieke onderzoeken met Benlysta uitgevoerd bij patiënten met verminderde leverfunctie. Het is onwaarschijnlijk dat bij patiënten met een verminderde leverfunctie een dosisaanpassing vereist is (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
SLE
Het aanbevolen doseringsschema voor kinderen van 5 jaar en ouder is 10 mg/kg Benlysta op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4‑wekelijkse intervallen.
De veiligheid en werkzaamheid van Benlysta bij kinderen jonger dan 5 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Lupusnefritis
De veiligheid en werkzaamheid van Benlysta bij kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar met ernstige actieve lupusnefritis zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
Benlysta wordt intraveneus toegediend per infuus en moet voor toediening gereconstitueerd en verdund worden. Voor instructies over reconstitutie, verdunning en opslag van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
De infusie van Benlysta dient gedurende een periode van 1 uur plaats te vinden.
Benlysta mag niet als een intraveneuze bolusinjectie toegediend worden.
De infusiesnelheid kan verlaagd of de infusie kan onderbroken worden als er zich bij de patiënt een infuusreactie ontwikkelt. De infusie moet onmiddellijk gestopt worden wanneer bij de patiënt een potentieel levensbedreigende bijwerking optreedt (zie rubriek 4.4 en 4.8).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel bij volwassenen
De veiligheid van belimumab bij patiënten met SLE is geëvalueerd in drie placebogecontroleerde intraveneuze onderzoeken vóór de registratie en één daaropvolgend regionaal placebogecontroleerd intraveneus onderzoek, één placebogecontroleerd subcutaan onderzoek en twee placebogecontroleerde intraveneuze postmarketingonderzoeken; de veiligheid bij patiënten met actieve lupusnefritis is geëvalueerd in één placebogecontroleerd intraveneus onderzoek.
De in de tabel hieronder gepresenteerde gegevens geven de blootstelling weer bij 674 patiënten met SLE uit de drie klinische onderzoeken vóór de registratie en 470 patiënten uit het daaropvolgende placebogecontroleerde onderzoek die Benlysta intraveneus kregen toegediend (10 mg/kg gedurende een 1 uur durende periode op dagen 0, 14, 28 en dan iedere 28 dagen tot 52 weken) en 556 patiënten met SLE die werden blootgesteld aan Benlysta subcutaan (maximaal 52 weken eenmaal per week 200 mg). Bij enige patiënten met SLE strekken deze veiligheidsgegevens zich uit over een periode van meer dan 52 weken. De gegevens geven de aanvullende blootstelling weer bij 224 patiënten met actieve lupusnefritis die Benlysta intraveneus kregen (10 mg/kg gedurende maximaal 104 weken). Gegevens uit postmarketingrapportages zijn ook bijgevoegd.
Het merendeel van de patiënten kreeg eveneens een of meer van de volgende gelijktijdige behandelingen voor SLE: corticosteroïden, immunomodulerende geneesmiddelen, antimalariamiddelen, niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen.
Bijwerkingen werden gemeld bij 84% van de met Benlysta behandelde patiënten en bij 87% van de met placebo behandelde patiënten. De meest frequent gemelde bijwerking (≥ 5% van de patiënten met SLE die met Benlysta behandeld werden terwijl ze ook een standaardbehandeling kregen en bij een percentage ≥ 1% hoger dan placebo) was nasofaryngitis. Bij de met Benlysta behandelde patiënten stopte 7% met de behandeling als gevolg van bijwerkingen en bij de met placebo behandelde patiënten 8%.
De meest frequent gemelde bijwerkingen (> 5% van de patiënten met actieve lupusnefritis die met Benlysta behandeld werden terwijl ze ook een standaardbehandeling kregen) waren luchtweginfecties van de bovenste luchtwegen, urineweginfecties en herpes zoster. Van de met Benlysta behandelde patiënten stopte 12,9% met de behandeling als gevolg van bijwerkingen en van de met placebo behandelde patiënten 12,9%.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Hieronder zijn de bijwerkingen gerangschikt volgens de MedDRA-systeem/orgaanklassen en naar frequentie. De frequenties zijn gedefinieerd als:
zeer vaak ≥ 1/10
vaak ≥ 1/100, < 1/10
soms ≥ 1/1.000, < 1/100
zelden ≥ 1/10.000, < 1/1.000
Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. De frequentie die wordt weergegeven is de hoogste die is gezien, bij ongeacht welke formulering.
Systeem/orgaanklasse | Frequentie | Bijwerking(en) |
Infecties en parasitaire aandoeningen1 | Zeer vaak | Bacteriële infecties, bijvoorbeeld bronchitis, urineweginfectie |
Vaak | Virale gastro-enteritis, faryngitis, nasofaryngitis, virale luchtweginfectie van de bovenste luchtwegen | |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Vaak | Leukopenie |
Immuunsysteemaandoeningen | Vaak | Overgevoeligheidsreacties2 |
Soms | Anafylactische reactie | |
Zelden | Niet-acute overgevoeligheidsreacties van het vertraagde type | |
Psychische stoornissen | Vaak | Depressie |
Soms | Suïcidaal gedrag, suïcidale gedachten | |
Zenuwstelselaandoeningen | Vaak | Migraine |
Maagdarmstelselaandoeningen | Vaak | Diarree, misselijkheid |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Vaak | Injectieplaatsreacties3, urticaria, rash |
Soms | Angio-oedeem | |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Pijn in extremiteit |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Infuus- of injectiegerelateerde systemische reacties2, koorts |
1 Zie ‘Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen’ en rubriek 4.4 ‘Infecties’ voor verder informatie.
2 ‘Overgevoeligheidsreacties’ is een verzamelnaam voor een groep begrippen, waaronder anafylaxie, die zich kunnen openbaren met een scala aan symptomen zoals hypotensie, angio-oedeem, urticaria of andere vormen van rash, pruritus en dyspneu. ‘Infuus- of injectiegerelateerde systemische reacties’ is een verzamelnaam voor een groep begrippen die zich kunnen openbaren met een scala aan symptomen zoals bradycardie, myalgie, hoofdpijn, rash, urticaria, koorts, hypotensie, hypertensie, duizeligheid en artralgie. Omdat er een overlapping is wat betreft klachten en symptomen is het niet mogelijk om in alle gevallen onderscheid te maken tussen overgevoeligheidsreacties en infuus- of injectiegerelateerde systemische reacties.
3 Dit is alleen van toepassing bij de subcutane formulering.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Gegevens die hieronder worden gepresenteerd zijn gegroepeerd uit de drie intraveneuze klinische onderzoeken vóór de registratie (alleen de 10 mg/kg intraveneuze dosering) en het subcutane klinische onderzoek. Bij de ‘Infecties’ en ‘Psychische stoornissen’ zijn ook gegevens opgenomen uit een postmarketingonderzoek.
Infuus- of injectiegerelateerde systemische reacties en overgevoeligheid: infuus- of injectie-gerelateerde systemische reacties en overgevoeligheidsreacties werden over het algemeen waargenomen op de dag van toediening, maar acute overgevoeligheidsreacties kunnen ook plaatsvinden enkele dagen na de toediening. Patiënten bij wie in het verleden meerdere geneesmiddelallergieën of significante overgevoeligheidsreacties zijn opgetreden, kunnen een verhoogd risico lopen.
De incidentie van infuusreacties en overgevoeligheidsreacties na intraveneuze toediening die optreedt binnen 3 dagen na toediening van een infusie was 12% bij de groep die Benlysta kreeg en 10% in de placebogroep. Hierbij moesten respectievelijk 1,2% en 0,3% van de patiënten definitief met de behandeling stoppen.
Infecties: de totale infectie-incidentie bij intraveneuze en subcutane pre-registratie SLE studies was 63% in beide groepen die Benlysta of placebo kregen. Infecties die bij ten minste 3% van de Benlysta-patiënten en ten minste 1% vaker dan bij de placebopatiënten optraden, waren virale luchtweginfecties van de bovenste luchtwegen, bronchitis en bacteriële urineweginfecties. Ernstige infecties traden op bij 5% van de patiënten in beide groepen die Benlysta of placebo kregen; ernstige opportunistische infecties bij respectievelijk 0,4% en 0% hiervan. Bij 0,7% van de Benlysta-patiënten en bij 1,5% van de placebopatiënten leidden infecties tot stopzetting van de behandeling. Sommige infecties waren ernstig of fataal.
Voor informatie over infecties die zijn gezien bij pediatrische patiënten met SLE, zie de rubriek Pediatrische patiënten hieronder.
In het lupusnefritis-onderzoek kregen patiënten een standaardbehandeling als achtergrondbehandeling (zie rubriek 5.1) en was de totale infectie‑incidentie 82% bij patiënten die Benlysta kregen in vergelijking met 76% bij patiënten die placebo kregen. Ernstige infecties traden op bij 13,8% van de patiënten die Benlysta kregen en bij 17,0% van de patiënten die placebo kregen. Fatale infecties traden op bij 0,9% (2/224) van de patiënten die Benlysta kregen en bij 0,9% (2/224) van de patiënten die placebo kregen.
In een gerandomiseerd, dubbelblind, 52 weken durend postmarketing SLE-veiligheidsonderzoek (BEL115467) waarin mortaliteit en specifieke bijwerkingen bij volwassenen werden beoordeeld, traden ernstige infecties op bij 3,7% van de patiënten die Benlysta 10 mg/kg intraveneus kregen en bij 4,1% van de patiënten die placebo kregen. Fatale infecties (zoals longontsteking en sepsis) traden echter op bij 0,45% (9/2002) van de patiënten die Benlysta kregen versus 0,15% (3/2001) van de patiënten die placebo kregen, terwijl de incidentie van mortaliteit door alle oorzaken respectievelijk 0,50% (10/2002) was versus 0,40% (8/2001). De meeste fatale infecties werden gedurende de eerste 20 weken van de behandeling met Benlysta gezien.
Psychische stoornissen: in de intraveneuze klinische SLE-onderzoeken vóór de registratie werden ernstige psychische voorvallen gemeld bij 1,2% (8/674) van de patiënten die Benlysta 10 mg/kg kregen en bij 0,4% (3/675) van de patiënten die placebo kregen. Ernstige depressie werd gemeld bij 0,6% (4/674) van de patiënten die Benlysta 10 mg/kg kregen en bij 0,3% (2/675) van de patiënten die placebo kregen. Er waren twee gevallen van suïcide in de groep patiënten die met Benlysta werd behandeld (onder wie een patiënt die 1 mg/kg Benlysta kreeg).
In een postmarketing SLE-onderzoek werden ernstige psychische voorvallen gemeld bij 1,0% (20/2002) van de patiënten die Benlysta kregen en bij 0,3% (6/2001) van de patiënten die placebo kregen. Ernstige depressie werd gemeld bij 0,3% (7/2002) van de patiënten die Benlysta kregen en bij < 0,1% (1/2001) van de patiënten die placebo kregen. De totale incidentie van ernstige suïcidale gedachten of suïcidaal gedrag of automutilatie zonder suïcidale intentie was 0,7% (15/2002) bij patiënten die Benlysta kregen en 0,2% (5/2001) in de placebogroep. In geen van de groepen werd suïcide gemeld.
In de bovenstaande intraveneuze SLE-onderzoeken werden patiënten met een voorgeschiedenis van psychische stoornissen niet uitgesloten.
In het subcutane klinische SLE-onderzoek, waarin patiënten met een voorgeschiedenis van psychische stoornissen werden uitgesloten, werden ernstige psychische voorvallen gemeld bij 0,2% (1/556) van de patiënten die Benlysta kregen en bij geen van de patiënten die placebo kregen. In geen van de groepen werden voorvallen vanwege ernstige depressie of gevallen van suïcide gemeld.
Leukopenie: de incidentie van als bijwerking gemelde leukopenie bij patiënten met SLE was 3% in de Benlystagroep en 2% in de placebogroep.
Maag-darmstelselaandoeningen: obese patiënten [body mass index (BMI) > 30 kg/m2] met SLE die met intraveneus toegediende Benlysta behandeld werden, meldden in verhouding meer misselijkheid, braken en diarree dan met placebo behandelde patiënten en dan patiënten met een normaal gewicht (BMI ≥18,5 tot ≤30 kg/m2). Geen van deze maag-darmstelselklachten bij obese patiënten was ernstig.
Pediatrische patiënten
Het bijwerkingenprofiel bij pediatrische patiënten is gebaseerd op veiligheidsgegevens gedurende 52 weken uit een placebogecontroleerd onderzoek waarin 53 patiënten (van 6 tot 17 jaar oud) met SLE Benlysta kregen (10 mg/kg intraveneus op dag 0, 14, 28 en vervolgens om de 28 dagen, tegen een achtergrond van gelijktijdige behandelingen). Er werden geen nieuwe veiligheidssignalen gezien bij pediatrische patiënten van 12 jaar en ouder (n=43). De veiligheidsgegevens bij kinderen jonger dan 12 jaar (n=10) zijn beperkt.
Infecties
Groep met 5‑ tot 11‑jarigen: infecties werden gemeld bij 8/10 patiënten die Benlysta kregen en 3/3 patiënten die placebo kregen, en ernstige infecties werden gemeld bij 1/10 patiënten die Benlysta kregen en 2/3 patiënten die placebo kregen (zie rubriek 4.4).
Groep met 12‑ tot 17‑jarigen: infecties werden gemeld bij 22/43 patiënten die Benlysta kregen en 25/37 patiënten die placebo kregen, en ernstige infecties werden gemeld bij 3/43 patiënten die Benlysta kregen en 3/37 patiënten die placebo kregen. In de open-label extensiefase was er één fatale infectie bij een patiënt die Benlysta kreeg.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GlaxoSmithKline (Ireland) Limited
12 Riverwalk
Citywest Business Campus
Dublin 24
Ierland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/11/700/001 1 injectieflacon – 120 mg
EU/1/11/700/002 1 injectieflacon – 400 mg
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
30/09/2024
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2926277 | BENLYSTA POEDER OPL PERFUSION 1 FL 400 MG | L04AA26 | - | € 434 | Ja | - | - |
2926285 | BENLYSTA POEDER OPL PERFUSION 1 FL 120 MG | L04AA26 | - | € 130,2 | Ja | - | - |