1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Rebif 44 microgram/0,5 ml oplossing voor injectie in een patroon
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke voorgevulde patroon bevat 132 microgram (36 MIE*) interferon‑bèta‑1a** in 1,5 ml oplossing, overeenkomend met 88 microgram/ml.
* Miljoen Internationale Eenheden vastgesteld via cytopathische effect (CPE) bioassay tegen de huisstandaard interferon‑bèta‑1a die gekalibreerd is tegen de huidige internationale NIH standaard (GB-23-902-531).
** geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster (CHO-K1) door recombinant DNA technologie.
Hulpstof met bekend effect: Bevat 2,5 mg benzylalcohol per dosis van 0,5 ml.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie in een patroon.
Heldere tot opalescente oplossing, met een pH van 3,7 tot 4,1 en een osmolariteit van 250 tot 450 mOsm/l.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Rebif is geïndiceerd voor de behandeling van
- patiënten met één demyeliniseringsvoorval met een actief inflammatoir proces, indien andere diagnoses zijn uitgesloten en als bepaald is dat zij een hoog risico lopen op het ontwikkelen van klinisch bewezen multipele sclerose (zie rubriek 5.1)
- patiënten met relapsing multipele sclerose. In klinische studies was dit gekarakteriseerd door twee of meer acute exacerbaties in de afgelopen twee jaar (zie rubriek 5.1).
Werkzaamheid is niet aangetoond bij patiënten met secundaire progressieve multipele sclerose zonder manifeste relapse activiteit (zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient te worden ingesteld onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling van de ziekte.
Voor patiënten die starten met de behandeling met Rebif is er een verpakking met Rebif 8,8 microgram en Rebif 22 microgram verkrijgbaar, welke overeenkomt met de behoeften van de patiënt gedurende de eerste maand van behandeling.
Dosering
Bij een eerste aanvang van de behandeling met Rebif wordt, met het oog op een snelle gewenning aan het geneesmiddel en daardoor vermindering van de bijwerkingen, aanbevolen dat patiënten starten met een dosis van 8,8 microgram subcutaan en dat de dosis over een periode van 4 weken wordt verhoogd tot de streefdosis aan de hand van het volgende schema:
| Aanbevolen | Titratiedosis voor Rebif 44 microgram driemaal per week (tiw) |
Week 1‑2 | 20% | 8,8 microgram tiw |
Week 3-4 | 50% | 22 microgram tiw |
Week 5+ | 100% | 44 microgram tiw |
Eerste demyeliniseringsvoorval
De dosering voor patiënten die een eerste demyeliniseringsvoorval hebben ervaren, bedraagt 44 microgram Rebif, driemaal per week toegediend als subcutane injectie.
Relapsing multipele sclerose
De aanbevolen dosering van Rebif bedraagt 44 microgram driemaal per week, toegediend via subcutane injectie. Een lagere dosis van 22 microgram, ook driemaal per week toegediend als subcutane injectie, wordt aanbevolen bij patiënten die volgens de behandelend specialist de hoge dosis niet verdragen.
Pediatrische patiënten
Er is geen formeel klinisch onderzoek of farmacokinetisch onderzoek uitgevoerd bij kinderen of adolescenten. In een retrospectief cohortonderzoek met kinderen werden echter veiligheidsgegevens verzameld over Rebif uit medische dossiers van kinderen (n=52) en adolescenten (n=255). De resultaten van dit onderzoek duiden erop dat het veiligheidsprofiel bij kinderen (2 tot 11 jaar oud) en bij adolescenten (12 tot 17 jaar oud) die driemaal per week Rebif 22 microgram of 44 microgram subcutaan toegediend krijgen, vergelijkbaar is met het veiligheidsprofiel dat bij volwassenen wordt gezien.
De veiligheid en werkzaamheid van Rebif bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn nog niet vastgesteld. Rebif mag niet worden gebruikt bij kinderen in deze leeftijdscategorie.
Wijze van toediening
Rebif oplossing voor subcutane injectie in een patroon is bedoeld voor meervoudig gebruik met het RebiSmart elektronische injectieapparaat, nadat de patiënt en/of zorgverlener een adequate training daarvoor heeft gekregen.
Voor de toediening van Rebif dienen de instructies in de bijsluiter en in de gebruikershandleiding (Gebruiksaanwijzing) horend bij de RebiSmart te worden gevolgd.
Er wordt geadviseerd om, voorafgaand aan een injectie en gedurende 24 uur na iedere injectie, een antipyretisch analgeticum te gebruiken om griepachtige verschijnselen geassocieerd met de toediening van Rebif te verminderen.
Op dit moment is niet bekend hoe lang patiënten moeten worden behandeld. Veiligheid en werkzaamheid van Rebif zijn niet aangetoond na een behandelperiode langer dan 4 jaar. Het wordt aanbevolen dat patiënten ten minste elke 2 jaar beoordeeld worden in de 4 jaar na aanvang van de behandeling met Rebif. Op grond daarvan dient dan per patiënt een beslissing over een langer durende behandeling genomen te worden door de behandelend arts.
4.3 Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor natuurlijk of recombinant interferon‑bèta of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
- Een aanwezige ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De hoogste incidentie van bijwerkingen geassocieerd met de behandeling met Rebif is gerelateerd aan het griepachtig syndroom. Griepachtige verschijnselen lijken het meest prominent te zijn aan het begin van de behandeling en nemen bij voortgezette behandeling in frequentie af.
Ongeveer 70% van de patiënten die met Rebif worden behandeld, ervaren binnen de eerste zes maanden na aanvang van de behandeling het typische griepachtig syndroom van interferon. Ongeveer 30% van de patiënten ervaart ook reacties op de injectieplaats, meestal een milde ontstekingsreactie en erytheem. Asymptomatische toenames van laboratoriumparameters van de leverfunctie en afnames van het leukocytenaantal komen eveneens vaak voor.
De meeste bijwerkingen die optreden bij gebruik van interferon‑bèta‑1a zijn over het algemeen mild en reversibel en reageren goed op vermindering van de dosis. Bij ernstige of aanhoudende ongewenste effecten kan de dosis Rebif tijdelijk verlaagd of de behandeling tijdelijk onderbroken worden, dit ter beoordeling van de behandelend arts.
Lijst van bijwerkingen
De vermelde bijwerkingen zijn afkomstig van klinisch onderzoek en van postmarketing meldingen (een asterisk [*] geeft bijwerkingen aan die zijn vastgesteld tijdens postmarketing bewaking). De volgende definities zijn van toepassing op de terminologie van frequentie die hierna wordt gebruikt: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100, <1/10), soms (≥1/1.000, <1/100), zelden (≥1/10.000, <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000), frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Bloed‑ en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak: Neutropenie, lymfopenie, leukopenie, trombopenie, anemie
Zelden: Trombotische microangiopathie waaronder trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch-uremisch syndroom* (van toepassing op de gehele klasse van interferon-bèta-producten; zie rubriek 4.4), pancytopenie*
Endocriene aandoeningen
Soms: Schildklierfunctiestoornis, vaak voorkomend als hypothyreoïdie of hyperthyreoïdie
Immuunsysteemaandoeningen
Zelden: Anafylactische reacties*
Lever‑ en galaandoeningen
Zeer vaak: Asymptomatische transaminaseverhoging
Vaak: Ernstige verhogingen van transaminasen
Soms: Hepatitis met of zonder geelzucht*
Zelden: Leverfalen* (zie rubriek 4.4), auto‑immuunhepatitis*
Psychische stoornissen
Vaak: Depressie, slapeloosheid
Zelden: Poging tot zelfmoord*
Zenuwstelselaandoeningen
Zeer vaak: Hoofdpijn
Soms: Toevallen*
Frequentie niet bekend: Voorbijgaande neurologische symptomen (b.v. hypo-esthesie, spierspasme, paresthesie, moeilijkheden met lopen, skeletspierstijfheid), welke kunnen lijken op exacerbaties van multipele sclerose*
Oogaandoeningen
Soms: Retinaal vasculaire aandoeningen (b.v. retinopathie, wattenvlekken, verstopping van de retinale (slag)ader)*
Bloedvataandoeningen
Soms: Trombo-embolische voorvallen*
Ademhalingsstelsel‑, borstkas‑ en mediastinumaandoeningen
Soms: Dyspnoe*
Frequentie niet bekend: Pulmonale arteriële hypertensie* (klasse-aanduiding voor interferonproducten, zie onder 'Pulmonale arteriële hypertensie')
Maagdarmstelselaandoeningen
Vaak: Diarree, overgeven, misselijkheid
Huid‑ en onderhuidaandoeningen
Vaak: Jeuk, huiduitslag, erythemateuze huiduitslag, maculo-papuleuze huiduitslag, alopecia*
Soms: Urticaria*
Zelden: Oedeem van Quincke (angio‑oedeem)*, erythema multiforme*, op erythema multiforme lijkende huidreacties*, syndroom van Stevens‑Johnson*
Skeletspierstelsel‑ en bindweefselaandoeningen
Vaak: Myalgie, arthralgie
Zelden: Door geneesmiddel geïnduceerde lupus erythematosus*
Nier‑ en urinewegaandoeningen
Zelden: Nefrotisch syndroom*, glomerulosclerose* (zie rubriek 4.4)
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Zeer vaak: Ontsteking op de injectieplaats, reactie op de injectieplaats, griepachtige symptomen
Vaak: Pijn op de injectieplaats, moeheid, rigor, koorts
Soms: Necrose op de injectieplaats, knobbel op de injectieplaats, abces op de injectieplaats, infecties op de injectieplaats*, meer zweten*
Zelden: Cellulitis op de injectieplaats*
Frequentie niet bekend: Panniculitis (kwam voor op de injectieplaats)
Pediatrische patiënten
Er is geen formeel klinisch onderzoek of farmacokinetisch onderzoek uitgevoerd bij kinderen of adolescenten. Beperkte veiligheidsgegevens duiden erop dat het veiligheidsprofiel bij kinderen en adolescenten (2 tot 17 jaar oud) die driemaal per week Rebif 22 microgram of 44 microgram toegediend krijgen, vergelijkbaar is met het veiligheidsprofiel dat bij volwassenen wordt gezien.
Klasse‑effecten
De toediening van interferonen is in verband gebracht met anorexie, duizeligheid, ongerustheid, aritmieën, vasodilatatie en hartkloppingen, menorrhagia en metrorrhagia.
Toename in de aanmaak van autoantilichamen kan optreden tijdens de behandeling met interferon‑bèta.
Pulmonale arteriële hypertensie
Met interferon-bèta bevattende producten zijn gevallen van pulmonale arteriële hypertensie (PAH) gemeld. De voorvallen werden op verscheidene tijdstippen gemeld, waaronder tot enkele jaren na aanvang van de behandeling met interferon-bèta.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
Afdeling Vigilantie
Postbus 97
1000 BRUSSEL
Madou
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg.be
Luxemburg
Centre Régional de Pharmacovigilance de Nancy of Division de la pharmacie et des médicaments de la Direction de la santé.
Website: www.guichet.lu/pharmacovigilance.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Europe B.V.
Gustav Mahlerplein 102
1082 MA Amsterdam
Nederland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/98/063/009
EU/1/98/063/019
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
12/2020
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2686392 | REBIF PATRONEN 4 X 3 DOS 44 UG/0,5 ML | L03AB07 | € 740,16 | - | Ja | € 12,5 | € 8,3 |