SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
RoActemra, 20 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke ml concentraat bevat 20 mg tocilizumab
Elke 4 ml injectieflacon bevat 80 mg tocilizumab (20 mg/ml).
Elke 10 ml injectieflacon bevat 200 mg tocilizumab (20 mg/ml).
Elke 20 ml injectieflacon bevat 400 mg tocilizumab (20 mg/ml).
Tocilizumab is een recombinant gehumaniseerd anti-humaan monoklonaal antilichaam van de immunoglobuline G1 (IgG1) subklasse, dat geproduceerd is in Chinese hamsterovariumcellen (CHO) door recombinant DNA technologie.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke 80 mg injectieflacon bevat 0,10 mmol (2,21 mg) natrium en 2 mg (0,5 mg/ml) polysorbaat 80.
Elke 200 mg injectieflacon bevat 0,20 mmol (4,43 mg) natrium en 5 mg (0,5 mg/ml) polysorbaat 80.
Elke 400 mg injectieflacon bevat 0,39 mmol (8,85 mg) natrium en 10 mg (0,5 mg/ml) polysorbaat 80.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Concentraat voor oplossing voor infusie (steriel concentraat).
Helder tot bijna doorschijnende, kleurloze tot lichtgele oplossing met een pH van 6,3 – 6,7 en een osmolaliteit van 172 – 229 mOsm/kg.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Reumatoïde artritis (RA)
RoActemra, in combinatie met methotrexaat (MTX), is geïndiceerd voor:
de behandeling van ernstige, actieve en progressieve RA bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met MTX;
de behandeling van matige tot ernstige actieve RA bij volwassenen met een ontoereikende respons op of een intolerantie voor een eerdere behandeling met één of meerdere disease-modifying anti-rheumatic drugs (DMARD's) of tumor necrose factor (TNF) antagonisten.
RoActemra kan als monotherapie worden gegeven aan deze patiënten in geval van intolerantie voor MTX of wanneer voortzetten van de behandeling met MTX niet geschikt is.
RoActemra, in combinatie met MTX, vermindert de mate van progressie van gewrichtsschade, aangetoond middels röntgenonderzoek, en verbetert het lichamelijk functioneren.
Coronavirusziekte 2019 (COVID-19)
RoActemra is geïndiceerd voor de behandeling van COVID-19 bij volwassenen die systemische corticosteroïden krijgen en die aanvullende zuurstof of mechanische beademing nodig hebben.
Systemische juveniele idiopathische artritis (sJIA)
RoActemra is geïndiceerd voor de behandeling van actieve sJIA bij patiënten van 2 jaar en ouder met een ontoereikende respons op eerdere behandeling met niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID's) en systemische corticosteroïden. RoActemra kan als monotherapie worden gegeven (in geval van intolerantie voor MTX of wanneer behandeling met MTX niet geschikt is) of in combinatie met MTX.
Juveniele idiopathische polyartritis (pJIA)
RoActemra is, in combinatie met MTX, geïndiceerd voor de behandeling van pJIA (reumafactor positief of negatief en uitgebreide oligoartritis) bij patiënten van 2 jaar en ouder met een ontoereikende respons op eerdere behandeling met MTX. RoActemra kan als monotherapie worden gegeven in geval van onverdraagbaarheid van MTX of wanneer continuering van behandeling met MTX niet geschikt is.
Cytokine-release syndrome (CRS)
RoActemra is geïndiceerd voor de behandeling van ernstige of levensbedreigende CRS geïnduceerd door chimerische antigeenreceptor (CAR) T-cellen bij volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling met RoActemra moet worden geïnitieerd door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die ervaring hebben met de diagnose en behandeling van RA, COVID-19, sJIA, pJIA of CRS.
De patiëntenkaart moet worden verstrekt aan alle patiënten die met RoActemra worden behandeld.
Dosering
RA-patiënten
De aanbevolen dosering is 8 mg/kg lichaamsgewicht, eenmaal per 4 weken.
Bij patiënten die meer dan 100 kg wegen, worden doses hoger dan 800 mg per infusie niet aanbevolen (zie rubriek 5.2).
Doses hoger dan 1,2 gram zijn niet onderzocht in klinische onderzoeken (zie rubriek 5.1).
Dosisaanpassingen als gevolg van laboratoriumafwijkingen (zie rubriek 4.4)
Leverenzymafwijkingen
Laboratorium-waarde | Actie |
> 1 tot 3 Upper Limit of Normal (ULN) | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
> 3 tot 5 ULN | Onderbreek de behandeling met tocilizumab tot de waarde van ˂ 3 ULN is bereikt en volg de hierboven beschreven aanbevelingen voor de waarde > 1 tot 3 ULN. |
> 5 ULN | Staak de behandeling. |
Laag absoluut aantal neutrofielen (ANC)
Bij patiënten die niet eerder met tocilizumab zijn behandeld, wordt starten van de behandeling niet aanbevolen als de patiënt een absoluut aantal neutrofielen (ANC) lager dan 2 109/l heeft.
Laboratorium-waarde | Actie |
ANC > 1 | Handhaaf de dosering. |
ANC 0,5 tot 1 | Onderbreek de behandeling met tocilizumab. |
ANC ˂ 0,5 | Staak de behandeling. |
Laag aantal trombocyten
Laboratorium-waarde | Actie |
50 tot 100 | Onderbreek de behandeling met tocilizumab. |
˂ 50 | Staak de behandeling. |
COVID-19-patiënten
De aanbevolen dosering voor de behandeling van COVID-19 is 8 mg/kg lichaamsgewicht gegeven als één intraveneuze infusie gedurende 60 minuten, bij patiënten die systemische corticosteroïden krijgen en die aanvullende zuurstof of mechanische beademing nodig hebben (zie rubriek 5.1). Als de klinische klachten of verschijnselen erger worden of niet verbeteren na de eerste dosis, mag één extra infusie tocilizumab 8 mg/kg worden toegediend. Het interval tussen de twee infusies moet ten minste 8 uur zijn.
Bij patiënten die meer dan 100 kg wegen, worden doses hoger dan 800 mg per infusie niet aanbevolen (zie rubriek 5.2).
Toediening van tocilizumab wordt niet aanbevolen bij patiënten met COVID-19 bij wie sprake is van een van de volgende laboratoriumafwijkingen:
Type laboratoriumonderzoek | Laboratoriumwaarde | Actie |
Leverenzymen | > 10 ULN | Toediening van tocilizumab wordt niet aanbevolen |
Absoluut aantal neutrofielen | ˂ 1 109/l | |
Aantal trombocyten | ˂ 50 103/μl |
Cytokine-release syndrome (CRS) (volwassenen en pediatrische patiënten)
De aanbevolen dosering voor de behandeling van CRS is 8 mg/kg gegeven als intraveneuze infusie gedurende 60 minuten bij patiënten die 30 kg of meer wegen of 12 mg/kg bij patiënten die minder dan 30 kg wegen. Tocilizumab kan alleen of in combinatie met corticosteroïden worden gegeven.
Indien er geen klinische verbetering van de klachten en verschijnselen van CRS optreedt na de eerste dosis, mogen er maximaal 3 additionele doseringen van tocilizumab worden toegediend. Het interval tussen de opeenvolgende doseringen moet ten minste 8 uur zijn. Doses boven de 800 mg per infusie worden niet aanbevolen bij patiënten met CRS.
Patiënten met ernstige of levensbedreigende CRS hebben vaak cytopenie of een verhoogde ALAT of ASAT vanwege de onderliggende maligniteit, de voorafgaande lymfocytenafbrekende chemotherapie of CRS.
Speciale populaties
Ouderen
Er is geen aanpassing van de dosering noodzakelijk bij oudere patiënten ≥ 65 jaar.
Verminderde nierfunctie
Er is geen aanpassing van de dosering noodzakelijk bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie. Tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten met matig tot ernstig verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2). Bij deze patiënten moet de nierfunctie nauwlettend worden gecontroleerd.
Verminderde leverfunctie
Tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie. Daarom kunnen geen aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot de dosering.
Pediatrische populatie
sJIA-patiënten
De aanbevolen dosering voor patiënten ouder dan 2 jaar is 8 mg/kg eenmaal per 2 weken bij patiënten die 30 kg of meer wegen, of 12 mg/kg eenmaal per 2 weken bij patiënten die minder dan 30 kg wegen. De dosis moet berekend worden op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt bij elke toediening. Een wijziging in de dosis dient alleen gebaseerd te zijn op een consistente verandering in het lichaamsgewicht van de patiënt in de tijd.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneus tocilizumab bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 4.8, 5.1 en 5.2, maar er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Bij afwijkingen in laboratoriumonderzoek worden onderbrekingen van de toediening van tocilizumab aanbevolen bij sJIA-patiënten zoals vermeld in onderstaande tabellen. Indien passend, dient de dosis van gelijktijdig toegediend MTX en/of andere geneesmiddelen aangepast te worden of dient toediening hiervan te worden gestaakt, en dient toediening van tocilizumab onderbroken te worden totdat de klinische situatie geëvalueerd is. Aangezien er bij sJIA veel comorbiditeit is die invloed kan hebben op laboratoriumonderzoek, dient de beslissing om te stoppen met tocilizumab bij een afwijking in het laboratoriumonderzoek gebaseerd te zijn op de medische beoordeling van de individuele patiënt.
Leverenzymafwijkingen
Laboratorium-waarde | Actie |
> 1 tot 3 ULN | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
>3 ULN tot 5 ULN | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
> 5 ULN | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Laag absoluut aantal neutrofielen (ANC)
Laboratorium-waarde | Actie |
ANC > 1 | Handhaaf de dosering. |
ANC 0,5 tot 1 | Onderbreek de behandeling met tocilizumab. |
ANC ˂ 0,5 | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Laag aantal trombocyten
Laboratorium-waarde | Actie |
50 tot 100 | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
˂ 50 | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Er zijn onvoldoende klinische gegevens beschikbaar om het effect te bepalen van verlaging van de dosis tocilizumab vanwege afwijkingen in laboratoriumonderzoek bij sJIA-patiënten.
De beschikbare gegevens suggereren dat klinische verbetering wordt gezien binnen 6 weken na het starten van de behandeling met tocilizumab. Voortzetten van de therapie moet zorgvuldig worden overwogen bij een patiënt die binnen deze tijd geen verbetering laat zien.
pJIA-patiënten
De aanbevolen dosering voor patiënten ouder dan 2 jaar is 8 mg/kg eenmaal per 4 weken bij patiënten die 30 kg of meer wegen, of 10 mg/kg eenmaal per 4 weken bij patiënten die minder dan 30 kg wegen. De dosis moet berekend worden op basis van het lichaamsgewicht van de patiënt bij elke toediening. Een wijziging in de dosis dient alleen gebaseerd te zijn op een consistente verandering in het lichaamsgewicht van de patiënt in de tijd.
De veiligheid en werkzaamheid van intraveneus tocilizumab bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn niet vastgesteld. De momenteel beschikbare gegevens worden beschreven in rubriek 4.8, 5.1 en 5.2, maar er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Bij afwijkingen in laboratoriumonderzoek worden onderbrekingen van de toediening van tocilizumab aanbevolen bij pJIA-patiënten zoals vermeld in onderstaande tabellen. Indien passend, dient de dosis van gelijktijdig toegediend MTX en/of andere geneesmiddelen aangepast te worden of dient toediening hiervan gestaakt te worden, en dient toediening van tocilizumab onderbroken te worden totdat de klinische situatie geëvalueerd is. Aangezien er bij pJIA veel comorbiditeit is die invloed kan hebben op laboratoriumonderzoek, dient de beslissing om te stoppen met tocilizumab bij een afwijking in het laboratoriumonderzoek gebaseerd te zijn op de medische beoordeling van de individuele patiënt.
Leverenzymafwijkingen
Laboratoriumwaarde | Actie |
> 1 tot 3 ULN | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
> 3 ULN tot 5 ULN | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
> 5 ULN | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Laag absoluut aantal neutrofielen (ANC)
Laboratoriumwaarde | Actie |
ANC > 1 | Handhaaf de dosering. |
ANC 0,5 tot 1 | Onderbreek de behandeling met tocilizumab. |
ANC ˂ 0,5 | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Laag aantal trombocyten
Laboratoriumwaarde | Actie |
50 tot 100 | Pas de dosering aan van gelijktijdig gebruikte MTX, indien aangewezen. |
˂ 50 | Staak de behandeling met tocilizumab. |
Verlaging van de dosis tocilizumab vanwege afwijkingen in laboratoriumonderzoek is niet onderzocht bij pJIA-patiënten.
De beschikbare gegevens suggereren dat klinische verbetering wordt gezien binnen 12 weken na het starten van de behandeling met tocilizumab. Voortzetten van de therapie moet zorgvuldig worden overwogen bij een patiënt die binnen deze tijd geen verbetering laat zien.
CRS
Tocilizumab kan bij pediatrische patiënten (2 jaar en ouder) worden gebruikt in dezelfde dosering als bij volwassenen bij CRS. Zie rubriek 4.2 ‘Dosering en wijze van toediening’, subrubriek Cytokine Release Syndrome (CRS) (volwassenen en pediatrische patiënten).
Wijze van toediening
Na verdunning dient dit geneesmiddel als intraveneuze infusie te worden toegediend gedurende 1 uur. Wanneer klachten en symptomen van een infusiegerelateerde reactie optreden, moet de infusie vertraagd of gestopt worden en moet onmiddellijk passende medicatie/ondersteunende zorg worden gegeven (zie rubriek 4.4).
RA-, sJIA-, pJIA-, CRS- en COVID-19-patiënten ≥ 30 kg
Dit geneesmiddel moet aseptisch worden verdund tot een eindvolume van 100 ml, met steriele, pyrogeenvrije natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
sJIA-, pJIA- en CRS-patiënten < 30 kg
Dit geneesmiddel moet aseptisch worden verdund tot een eindvolume van 50 ml, met steriele, pyrogeenvrije natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie.
Voor instructies over verdunning van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Actieve, ernstige infecties met uitzondering van COVID-19 (zie rubriek 4.4).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
RA, sJIA, pJIA en CRS
De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn infecties van de bovenste luchtwegen, nasofaryngitis, hoofdpijn, hypertensie en een verhoogde ALAT-spiegel.
De meest ernstige bijwerkingen zijn ernstige infecties, complicaties van diverticulitis en overgevoeligheidsreacties.
COVID-19
De meest gerapporteerde bijwerkingen zijn een stijging van de levertransaminasen, constipatie en een urineweginfectie.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Bijwerkingen uit klinische onderzoeken en/of spontane meldingen na het op de markt brengen van tocilizumab en meldingen uit de literatuur en niet-interventionele onderzoeksprogramma’s zijn weergegeven in tabel 1 en tabel 2 naar MedDRA-systeem/orgaanklasse. De bijbehorende frequentiecategorie van elke bijwerking is gebaseerd op de volgende conventie: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, ˂ 1/10), soms (≥ 1/1.000, ˂ 1/100), zelden (≥ 1/10.000, ˂ 1/1.000), zeer zelden (˂ 1/10.000) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
RA-patiënten
Tabel 1. Bijwerkingen die optraden bij patiënten met RA tijdens het gebruik van tocilizumab als monotherapie of in combinatie met MTX of een andere DMARD in de dubbelblinde gecontroleerde periode of na het op de markt brengen
MedDRA systeem/orgaanklasse | Frequentiegroepen en voorkeurstermen | ||||
Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Zeer zelden | |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Bovensteluchtweginfecties | Cellulitis, Pneumonie, | Diverticulitis |
|
|
Bloed- en lymfestelselaandoeningen |
| Leukopenie, Neutropenie, Hypofibrino-genemie |
|
|
|
Immuunsysteemaandoeningen |
|
|
| Anafylaxie (fataal)1, 2, 3 |
|
Endocriene aandoeningen |
|
| Hypothyreoïdie |
|
|
Voedings- en stofwisselingsstoornissen | Hypercholesterolemie* |
| Hypertriglyceridemie |
|
|
Zenuwstelselaandoeningen |
| Hoofdpijn, |
|
|
|
Oogaandoeningen |
| Conjunctivitis |
|
|
|
Bloedvataandoeningen |
| Hypertensie |
|
|
|
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen |
| Hoesten, |
|
|
|
Maagdarmstelselaandoeningen |
| Buikpijn, | Stomatitis, Maagulcus |
|
|
Lever- en galaandoeningen |
|
|
| Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade, Hepatitis, Geelzucht. | Leverfalen |
Huid- en onderhuidaandoeningen |
| Huiduitslag, |
| Stevens-Johnson-syndroom3 |
|
Nier- en urinewegaandoeningen |
|
| Nefrolithiase |
|
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
| Perifeer oedeem, Overgevoeligheidsreactie |
|
|
|
Onderzoeken |
| Stijging levertransaminasen, |
|
|
|
* Omvat verhogingen welke verzameld zijn via routinematige controles in een laboratorium (zie tekst hieronder)
1 Zie rubriek 4.3
2 Zie rubriek 4.4
3 Deze bijwerking werd gemeld na het in de handel brengen, maar werd niet waargenomen tijdens gecontroleerde klinische onderzoeken. De frequentiecategorie is geschat als de bovengrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval berekend op basis van het totaal aantal patiënten blootgesteld aan tocilizumab in klinische onderzoeken.
Patiënten met COVID-19
De veiligheidsevaluatie van dit geneesmiddel bij COVID-19 was gebaseerd op 3 gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken (onderzoeken ML42528, WA42380 en WA42511). Tijdens deze onderzoeken werden in totaal 974 patiënten blootgesteld aan tocilizumab. De verzameling van veiligheidsgegevens uit RECOVERY was beperkt en wordt hier niet weergegeven.
De volgende bijwerkingen naar MedDRA-systeem/orgaanklasse in tabel 2 zijn toegekend op basis van bijwerkingen die voorkwamen bij ten minste 3% van de patiënten die zijn behandeld met tocilizumab en die vaker voorkwamen dan bij patiënten die placebo kregen in de gepoolde, op veiligheid evalueerbare populatie uit de klinische onderzoeken ML42528, WA42380 en WA42511.
Tabel 2: Lijst van bijwerkingen1 die zijn vastgesteld op basis van de gepoolde, op veiligheid evalueerbare populatie van de klinische onderzoeken naar tocilizumab bij patiënten met COVID-192
MedDRA systeem/orgaanklasse | Frequentiegroepen en voorkeurstermen
|
Infecties en parasitaire aandoeningen | Urineweginfectie |
Voedings‑ en stofwisselingsstoornissen | Hypokaliëmie |
Psychische stoornissen | Angst, Insomnia |
Bloedvataandoeningen | Hypertensie |
Maagdarmstelselaandoeningen | Constipatie, Diarree, Misselijkheid |
Lever‑ en galaandoeningen | Stijging van de levertransaminasen |
1 Patiënten tellen één keer voor elke categorie, onafhankelijk van het aantal bijwerkingen
2 Inclusief toegekende bijwerkingen die zijn gemeld in onderzoeken WA42511, WA42380 en ML42528
sJIA- en pJIA-patiënten
Bijwerkingen bij sJIA- en pJIA-patiënten die behandeld werden met tocilizumab worden weergegeven in tabel 3 en zijn ingedeeld naar MedDRA‑systeem/orgaanklasse. De bijbehorende frequentiecategorie is voor iedere bijwerking gebaseerd op de volgende conventie: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10) of soms (≥ 1/1.000, < 1/100).
Tabel 3. Bijwerkingen die optraden in klinische onderzoeken bij patiënten met sJIA of pJIA tijdens het gebruik van tocilizumab als monotherapie of in combinatie met MTX
MedDRA‑systeem/orgaanklasse | Voorkeursterm | Frequentie | ||
| Zeer vaak | Vaak | Soms | |
Infecties en parasitaire aandoeningen |
|
|
| |
| Bovenste-luchtweginfecties | pJIA, sJIA |
|
|
| Nasofaryngitis | pJIA, sJIA |
|
|
Zenuwstelselaandoeningen |
|
|
| |
| Hoofdpijn | pJIA | sJIA |
|
Maagdarmstelselaandoeningen |
|
|
| |
| Misselijkheid |
| pJIA |
|
| Diarree |
| pJIA, sJIA |
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen |
|
|
| |
| Infusiegerelateerde reacties |
| pJIA1, sJIA2 |
|
Onderzoeken |
|
|
| |
| Verhoogde levertransaminasen |
| pJIA |
|
| Verlaagd aantal neutrofielen | sJIA | pJIA |
|
| Verlaagd aantal trombocyten |
| sJIA | pJIA |
| Verhoogd cholesterol |
| sJIA | pJIA |
1 Infusiegerelateerde reacties bij pJIA-patiënten omvatten (maar waren niet beperkt tot) hoofdpijn, misselijkheid en hypotensie
2 Infusiegerelateerde reacties bij sJIA-patiënten omvatten (maar waren niet beperkt tot) huiduitslag, urticaria, diarree, epigastrisch ongemak, artralgie en hoofdpijn.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
RA patiënten
Infecties
In de 6 maanden durende gecontroleerde studies was het aantal van alle gemelde infecties bij de behandeling met tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD’s 127 voorvallen per 100 patiëntjaren vergeleken met 112 voorvallen per 100 patiëntjaren bij placebo plus DMARD’s. In de populatie met langdurige blootstelling was het totale aantal infecties met tocilizumab 108 voorvallen per 100 patiëntjaren blootstelling.
In de 6 maanden durende gecontroleerde klinische onderzoeken, was het aantal gemelde ernstige infecties met tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD’s 5,3 voorvallen per 100 patiëntjaren blootstelling vergeleken met 3,9 voorvallen per 100 patiëntjaren blootstelling bij de placebo plus DMARD-groep. In het monotherapieonderzoek was het aantal gemelde ernstige infecties 3,6 voorvallen per 100 patiëntjaren blootstelling in de tocilizumabgroep en 1,5 voorvallen per 100 patiëntjaren blootstelling bij de MTX-groep.
Bij de populatie met langdurige blootstelling was het totale aantal ernstige infecties (bacterieel, viraal en schimmel) 4,7 voorvallen per 100 patiëntjaren. De gemelde ernstige infecties, enkele met fatale afloop, waren o.a. actieve tuberculose, hetgeen zich kan presenteren met intrapulmonale of extrapulmonale ziekte, invasieve pulmonale infecties, waaronder candidiasis, aspergillose, coccidioïdomycose en pneumocystis jiroveci, pneumonie, cellulitis, herpes zoster, gastro-enteritis, diverticulitis, sepsis en bacteriële artritis. Gevallen van opportunistische infecties zijn gemeld.
Interstitiële longziekte
Het risico op het ontwikkelen van infecties kan toenemen bij een verminderde longfunctie. Er zijn postmarketingmeldingen van interstitiële longziekten (waaronder pneumonitis en longfibrose), waarvan sommige een fatale afloop hadden.
Gastro-intestinale perforatie
Tijdens de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies was het totale aantal gastro-intestinale perforaties 0,26 voorvallen per 100 patiëntjaren bij behandeling met tocilizumab. Bij de populatie met langdurige blootstelling was het totaal aantal gastro-intestinale perforaties 0,28 voorvallen per 100 patiëntjaren. Gastro-intestinale perforaties bij behandeling werden voornamelijk gemeld als complicaties van diverticulitis, waaronder gegeneraliseerde purulente peritonitis, lage gastro-intestinale perforaties, fistels en abcessen.
Infusiegerelateerde reacties
In de 6 maanden durende gecontroleerde studies zijn infusiegerelateerde bijwerkingen (specifieke gebeurtenissen die voorkomen gedurende of binnen 24 uur na infusie) bij 6,9% van de patiënten in de tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD-groep en bij 5,1% van de patiënten in de placebo plus DMARD-groep gemeld. Bijwerkingen die tijdens de infusie zijn gemeld waren voornamelijk episoden van hypertensie; bijwerkingen die binnen 24 uur na de infusie zijn gemeld waren hoofdpijn en huidreacties (uitslag en urticaria). Deze gebeurtenissen hadden geen gevolgen voor de behandeling.
Het aantal anafylactische reacties (die voorkwamen bij in totaal 8 van de 4009 patiënten, 0,2%) was verscheidene malen hoger bij de 4 mg/kg dosering vergeleken met de 8 mg/kg dosering. Klinisch significante overgevoeligheidsreacties geassocieerd met tocilizumab waarbij staken van de behandeling noodzakelijk was, zijn bij in totaal 56 van de 4009 (1,4%) patiënten gemeld die tijdens de gecontroleerde en open-label klinische studies werden behandeld. Deze reacties werden over het algemeen bij de 2e tot aan de 5e infusie van tocilizumab waargenomen (zie rubriek 4.4). Anafylaxie met fatale afloop is gemeld tijdens behandeling met tocilizumab intraveneus na het toekennen van de handelsvergunning (zie rubriek 4.4).
Immunogeniciteit
In de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies zijn in totaal 2876 patiënten getest op anti-tocilizumabantilichamen. Van de 46 patiënten (1,6%) die anti-tocilizumabantilichamen ontwikkelden, hadden 6 patiënten een geassocieerde medisch significante overgevoeligheidsreactie, wat leidde tot het permanent staken van de behandeling bij 5 van hen. Dertig patiënten (1,1%) ontwikkelden neutraliserende antilichamen.
Neutrofielen
Bij de 6 maanden durende gecontroleerde studies werd een afname van het neutrofielenaantal onder 1 × 109/l gezien bij 3,4% van de patiënten die behandeld werden met tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD’s vergeleken met ˂ 0,1% van de patiënten die behandeld werden met placebo plus DMARD’s. Bij ongeveer de helft van de patiënten die een absoluut neutrofielenaantal van ˂ 1 × 109/l, ontwikkelde, gebeurde dit binnen 8 weken na het starten van de therapie. Afname onder de 0,5 × 109/l is gemeld bij 0,3% van de patiënten die tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD’s kregen. Infecties met neutropenie zijn gemeld.
Tijdens de dubbelblinde gecontroleerde periode en bij langdurige blootstelling bleven het patroon en de incidentie van de daling van het aantal neutrofielen gelijk aan wat werd waargenomen bij de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies.
Trombocyten
In de 6 maanden durende gecontroleerde studies daalde het aantal trombocyten onder 100 × 103/μl bij 1,7% van de patiënten die behandeld werden met tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD’s vergeleken met ˂ 1% bij de patiënten di behandeld werden met placebo plus DMARD’s. Deze afname ging niet gepaard met geassocieerde bloedingen.
Tijdens de dubbelblinde gecontroleerde periode en bij langdurige blootstelling bleven het patroon en de incidentie van de daling van het aantal trombocyten gelijk aan wat werd waargenomen bij de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies.
Na het in de handel brengen zijn zeer zelden gevallen van pancytopenie voorgekomen.
Stijging van levertransaminasen
Tijdens de 6 maanden durende gecontroleerde studies is een kortstondige stijging van ALAT/ASAT > 3 × ULN waargenomen bij 2,1% van de patiënten die behandeld werden met tocilizumab 8 mg/kg vergeleken met 4,9% van de patiënten die behandeld werden met MTX en bij 6,5% van de patiënten met 8 mg/kg tocilizumab plus DMARD vergeleken met 1,5% van de patiënten die behandeld werden met placebo plus DMARD.
Toevoeging van potentieel hepatotoxische geneesmiddelen (bijv. MTX) aan tocilizumab monotherapie resulteerde in een toename van de frequentie van deze stijgingen. Stijging van ALAT/ASAT > 5 × ULN werd gezien bij 0,7% van de patiënten die behandeld werden met tocilizumab monotherapie en bij 1,4% van de patiënten die behandeld werden met tocilizumab plus DMARD. Het merendeel van hen staakte de behandeling met tocilizumab definitief. Gedurende de dubbelblinde gecontroleerde periode is de incidentie van indirect bilirubine die hoger is dan de ULN, verzameld als routinematige laboratoriumparameter, 6,2% bij patiënten die behandeld werden met tocilizumab 8 mg/kg plus DMARD werden behandeld. Een totaal van 5,8% van de patiënten had een verhoging van indirect bilirubine van > 1 tot 2 × ULN en 0,4% had een verhoging van > 2 × ULN.
Tijdens de dubbelblinde gecontroleerde periode en bij langdurige blootstelling bleven het patroon en de incidentie van de stijging van ALAT/ASAT gelijk aan wat werd waargenomen tijdens de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies.
Lipideparameters
Tijdens de 6 maanden durende gecontroleerde onderzoeken, is een toename van de lipideparameters zoals totaal cholesterol, triglyceriden, LDL-cholesterol en/of HDL-cholesterol vaak gemeld. Met routinematige controles in het laboratorium werd waargenomen dat ongeveer 24% van de patiënten die bij klinische studies tocilizumab kregen, een aanhoudende stijging van de totaal cholesterol ≥ 6,2 mmol/l had, waarvan 15% een aanhoudende stijging van LDL-cholesterol tot ≥ 4,1 mmol/l ervaarde. Stijgingen van lipideparameters reageerden op behandeling met lipideverlagende middelen.
Tijdens de dubbelblinde gecontroleerde periode en bij langdurige blootstelling bleven het patroon en de incidentie van de stijging van de lipideparameters gelijk aan wat werd waargenomen tijdens de 6 maanden durende gecontroleerde klinische studies.
Huidreacties
Na het in de handel brengen is zelden melding gedaan van stevens-johnsonsyndroom.
COVID-19-patiënten
Infecties
In de gepoolde, op veiligheid evalueerbare populatie van de onderzoeken ML42528, WA42380 en WA42511 waren de aantallen infecties/ernstige infecties in evenwicht tussen de COVID-19-patiënten die tocilizumab kregen (30,3%/18,6%, n = 974) en de placebogroep (32,1%/22,8%, n = 483).
Het veiligheidsprofiel dat is waargenomen bij de behandelgroep met systemische corticosteroïden op baseline kwam overeen met het veiligheidsprofiel van tocilizumab voor de totale populatie, zoals weergegeven in tabel 2. In deze subgroep traden infecties en ernstige infecties respectievelijk op bij 27,8% en 18,1% van de patiënten die werden behandeld met intraveneus tocilizumab en bij 30,5% en 22,9% van de patiënten die werden behandeld met placebo.
Afwijkingen in laboratoriumonderzoek
De incidentie van afwijkingen in laboratoriumonderzoek was over het algemeen, met een paar uitzonderingen, vergelijkbaar tussen patiënten met COVID-19 die een of twee doses intraveneus tocilizumab kregen en patiënten die placebo kregen in de gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken. Dalingen van het aantal trombocyten en neutrofielen en stijgingen van ALAT en ASAT kwamen vaker voor bij patiënten die intraveneus tocilizumab kregen dan bij patiënten die placebo kregen (zie rubriek 4.2 en 4.4).
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen bij pJIA-patiënten
Het veiligheidsprofiel van intraveneus tocilizumab bij pJIA is onderzocht bij 188 patiënten van 2 tot 17 jaar oud. De totale blootstelling van de patiënt was 184,4 patiëntjaren. De frequentie van bijwerkingen bij pJIA-patiënten wordt weergegeven in tabel 3. De bijwerkingen bij pJIA-patiënten waren vergelijkbaar met die waargenomen bij RA- en sJIA-patiënten. Voorvallen van nasofaryngitis, hoofdpijn, misselijkheid en verlaagd aantal neutrofielen werden vaker gemeld bij de pJIA-populatie dan bij de volwassen RA-populatie. Voorvallen van verhoogd cholesterol werden minder vaak gemeld bij de pJIA-populatie dan bij de volwassen RA-populatie.
Infecties
Het aantal infecties in de tocilizumab-populatie (patiënten die ten minste één dosis tocilizumab ontvingen) was 163,7 per 100 patiëntjaren. De meest waargenomen bijwerkingen waren nasofaryngitis en bovensteluchtweginfecties. Het aantal ernstige infecties was numeriek hoger bij patiënten met een lichaamsgewicht ˂ 30 kg die werden behandeld met 10 mg/kg tocilizumab (12,2 per 100 patiëntjaren) vergeleken met patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 30 kg die werden behandeld met 8 mg/kg tocilizumab (4,0 per 100 patiëntjaren). De incidentie van infecties waarbij dosisonderbrekingen noodzakelijk waren, was ook numeriek hoger bij patiënten met een lichaamsgewicht ˂ 30 kg die werden behandeld met 10 mg/kg tocilizumab (21,4%) vergeleken met patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 30 kg die werden behandeld met 8 mg/kg tocilizumab (7,6%).
Infusiegerelateerde reacties
Bij pJIA-patiënten zijn infusiegerelateerde reacties gedefinieerd als alle voorvallen die optreden tijdens of binnen 24 uur na een infusie. In de tocilizumab-populatie (patiënten die ten minste één dosis tocilizumab ontvingen) kregen 11 patiënten (5,9%) infusiegerelateerde reacties tijdens de infusie en kregen 38 patiënten (20,2%) een voorval binnen 24 uur na de infusie. De meest voorkomende voorvallen tijdens de infusie waren hoofdpijn, misselijkheid en hypotensie en binnen 24 uur na de infusie duizeligheid en hypotensie. Over het algemeen waren de bijwerkingen die waargenomen werden tijdens of binnen 24 uur na de infusie vergelijkbaar met die gezien bij RA- en sJIA-patiënten, zie rubriek 4.8.
Er werden geen klinisch significante overgevoeligheidsreacties, geassocieerd met tocilizumab, gemeld waarvoor staken van de behandeling nodig was.
Immunogeniciteit
Eén patiënt in de 10 mg/kg ˂ 30 kg groep ontwikkelde positieve anti-tocilizumabantilichamen zonder dat er een overgevoeligheidsreactie optrad. Deze patiënt heeft zich vervolgens uit de studie teruggetrokken.
Neutrofielen
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de tocilizumab-populatie (patiënten die ten minste één dosis tocilizumab ontvingen) trad een daling in het aantal neutrofielen tot onder de 1 × 109/l op bij 3,7% van de patiënten.
Trombocyten
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de tocilizumab-populatie (patiënten die ten minste één dosis tocilizumab ontvingen) had 1% van de patiënten een daling in het aantal trombocyten tot ≤ 50 × 103/µl zonder geassocieerde bloedingen.
Stijging van levertransaminasen
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de tocilizumab-populatie (patiënten die ten minste één dosis tocilizumab ontvingen) trad een stijging in ALAT of ASAT van ≥ 3× ULN op bij respectievelijk 3,7% en ˂ 1% van de patiënten.
Lipideparameters
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in het intraveneus tocilizumab -onderzoek WA19977 trad bij respectievelijk 3,4% en 10,4% van de patiënten een post-baseline stijging op van hun LDL-cholesterol tot ≥ 130 mg/dl en totaal cholesterol tot ≥ 200 mg/dl op enig moment gedurende de behandeling.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen bij sJIA-patiënten
Het veiligheidsprofiel van intraveneus tocilizumab bij sJIA is onderzocht bij 112 patiënten van 2 tot 17 jaar oud. Tijdens de 12-weekse dubbelblinde gecontroleerde fase kregen 75 patiënten een behandeling met tocilizumab (8 mg/kg of 12 mg/kg op basis van lichaamsgewicht). Na 12 weken of bij het overgaan van placebo op tocilizumab vanwege verergering van de ziekte, werden patiënten behandeld in de open-label-extensiefase.
In het algemeen waren de bijwerkingen bij sJIA-patiënten vergelijkbaar met die gezien bij RA-patiënten. De frequentie van bijwerkingen bij sJIA-patiënten wordt weergegeven in tabel 3. Patiënten met sJIA hadden vaker nasofaryngitis, een verlaagd aantal neutrofielen, verhoogde levertransaminasen en diarree vergeleken met de volwassen RA-populatie. Voorvallen van verhoogd cholesterol werden minder vaak gemeld bij de sJIA-populatie dan bij de volwassen RA-populatie.
Infecties
In de 12-weekse gecontroleerde fase was het aantal infecties in de intraveneus tocilizumab-groep 344,7 per 100 patiëntjaren en 287,0 per 100 patiëntjaren in de placebogroep. In de open-label-extensiefase (deel II) bleef het aantal infecties in totaal vergelijkbaar, met 306,6 per 100 patiëntjaren.
In de 12-weekse gecontroleerde fase was het aantal ernstige infecties in de intraveneus tocilizumab-groep 11,5 per 100 patiëntjaren. Na één jaar in de open-label-extensiefase bleef het totale aantal ernstige infecties stabiel op 11,3 per 100 patiëntjaren. Gemelde ernstige infecties waren vergelijkbaar met die gezien bij RA-patiënten met toevoeging van varicella en otitis media.
Infusiegerelateerde reacties
Infusiegerelateerde reacties zijn gedefinieerd als alle voorvallen die optreden tijdens of binnen 24 uur na een infusie. In de 12-weekse gecontroleerde fase kreeg 4% van de patiënten uit de tocilizumabgroep een voorval dat optrad tijdens de infusie. Eén voorval (angio-oedeem) werd als ernstig en levensbedreigend beschouwd en de patiënt kreeg geen verdere studiebehandeling.
In de 12-weekse gecontroleerde fase kreeg 16% van de patiënten in de tocilizumabgroep en 5,4% van de patiënten in de placebogroep een voorval binnen 24 uur na de infusie. In de tocilizumabgroep omvatten de voorvallen (maar waren deze niet beperkt tot) huiduitslag, urticaria, diarree, epigastrisch ongemak, artralgie en hoofdpijn. Eén van deze voorvallen, urticaria, werd als ernstig beschouwd.
Klinisch significante overgevoeligheidsreacties geassocieerd met tocilizumab, waarvoor staken van de behandeling nodig was, werden gemeld bij 1 van de 112 patiënten (˂ 1%) die met tocilizumab waren behandeld tijdens de gecontroleerde en tot en met de open-label klinische studie.
Immunogeniciteit
Alle 112 patiënten werden getest op anti-tocilizumabantilichamen op baseline. Twee patiënten ontwikkelden positieve anti-tocilizumabantilichamen en één van deze patiënten had een overgevoeligheidsreactie die leidde tot terugtrekking uit de studies. Het is mogelijk dat de incidentie van het vormen van anti-tocilizumabantilichamen onderschat wordt, door interferentie van tocilizumab met de assay en doordat bij kinderen hogere tocilizumab concentraties zijn waargenomen dan bij volwassenen.
Neutrofielen
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de 12-weekse gecontroleerde fase trad een daling in het aantal neutrofielen tot onder de 1 × 109/l op bij 7% van de patiënten in de tocilizumabgroep en geen daling bij de placebogroep.
In de open-label-extensiefase trad een daling in het aantal neutrofielen tot onder de 1 × 109/l op bij 15% van de tocilizumabgroep.
Trombocyten
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de 12-weekse gecontroleerde fase had 3% van de patiënten in de placebogroep en 1% in de tocilizumabgroep een daling in het aantal trombocyten tot ≤ 100 × 103/µl.
In de open-label-extensiefase trad een daling in het aantal trombocyten tot onder de 100 × 103/µl op bij 3% van de patiënten in de tocilizumabgroep, zonder geassocieerde bloedingen.
Stijging van levertransaminasen
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de 12-weekse gecontroleerde fase trad een stijging in ALAT of ASAT van ≥ 3 × ULN op bij resp. 5% en 3% van de patiënten in de tocilizumabgroep en 0% in de placebogroep.
In de open-label-extensiefase trad een stijging in ALAT of ASAT van ≥ 3 × ULN op bij resp. 12% en 4% van de patiënten in de tocilizumabgroep.
Immunoglobuline-G
Het gehalte IgG daalde tijdens de behandeling. Een afname tot de ondergrens van normaal trad gedurende enig moment van de studie op bij 15 patiënten.
Lipideparameters
Tijdens routinelaboratoriumonderzoek in de 12-weekse gecontroleerde fase (onderzoek WA18221) trad bij respectievelijk 13,4% en 33,3% van de patiënten een post-baseline stijging op van hun LDL-cholesterol tot ≥ 130 mg/dl en totaal cholesterol tot ≥ 200 mg/dl op enig moment gedurende de behandeling.
In de open-label-extensiefase (onderzoek WA18221) trad bij respectievelijk 13,2% en 27,7% van de patiënten een post-baseline stijging op van hun LDL-cholesterol tot ≥ 130 mg/dl en totaal cholesterol tot ≥ 200 mg/dl op enig moment gedurende de behandeling.
CRS-patiënten
De veiligheid van tocilizumab bij CRS is beoordeeld in een retrospectieve analyse van gegevens uit klinische onderzoeken, waarbij 51 patiënten werden behandeld met 8 mg/kg intraveneus tocilizumab (12 mg/kg bij patiënten die minder dan 30 kg wogen) met of zonder additionele hoge doseringen van corticosteroïden voor ernstige of levensbedreigende CAR-T-cel-geïnduceerde CRS. Een mediaan van 1 dosis tocilizumab (bereik: 1-4 doses) werd toegediend.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden (zie hieronder voor details).
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Roche Registration GmbH
Emil-Barell-Strasse 1
79639 Grenzach-Wyhlen
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/492/001
EU/1/08/492/002
EU/1/08/492/003
EU/1/08/492/004
EU/1/08/492/005
EU/1/08/492/006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
8 januari 2025
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2573129 | ROACTEMRA 20 MG/ML SOL PERF 4 FL X 400 MG/20 ML | L04AC07 | - | € 2063,77 | Ja | - | - |
2573145 | ROACTEMRA 20 MG/ML SOL PERF 4 FL X 80 MG/4 ML | L04AC07 | - | € 412,59 | Ja | - | - |
2573178 | ROACTEMRA 20 MG/ML SOL PERF 4 FL X 200 MG/10 ML | L04AC07 | - | € 1031,82 | Ja | - | - |