1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 5 mg ambrisentan.
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 10 mg ambrisentan.
Hulpstoffen met bekend effect:
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat ongeveer 95 mg lactose (als monohydraat), ongeveer 0,25 mg lecithine (soja) (E322) en ongeveer 0,11 mg allurarood AC aluminiumlak (E129).
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat ongeveer 90 mg lactose (als monohydraat), ongeveer 0,25 mg lecithine (soja) (E322) en ongeveer 0,45 mg allurarood AC aluminiumlak (E129).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
Elke tablet bevat 5 mg ambrisentan.
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat 10 mg ambrisentan.
Hulpstoffen met bekend effect:
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat ongeveer 95 mg lactose (als monohydraat), ongeveer 0,25 mg lecithine (soja) (E322) en ongeveer 0,11 mg allurarood AC aluminiumlak (E129).
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Elke tablet bevat ongeveer 90 mg lactose (als monohydraat), ongeveer 0,25 mg lecithine (soja) (E322) en ongeveer 0,45 mg allurarood AC aluminiumlak (E129).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet (tablet).
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Lichtroze, vierkante, convexe, filmomhulde tablet met aan de ene zijde de markering “GS” en aan de andere zijde “K2C”.
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Dieproze, ovale, convexe, filmomhulde tablet met aan de ene zijde de markering “GS” en aan de andere zijde “KE3”.
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
Lichtroze, vierkante, convexe, filmomhulde tablet met aan de ene zijde de markering “GS” en aan de andere zijde “K2C”.
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
Dieproze, ovale, convexe, filmomhulde tablet met aan de ene zijde de markering “GS” en aan de andere zijde “KE3”.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Volibris is geïndiceerd voor de behandeling van pulmonale arteriële hypertensie (PAH) bij volwassen patiënten geclassificeerd als WHO functionele klasse (FC) II of III, waaronder gebruik in een combinatietherapie (zie rubriek 5.1).
De werkzaamheid is aangetoond bij idiopathische PAH (IPAH) en bij met PAH geassocieerde bindweefselaandoening.
De werkzaamheid is aangetoond bij idiopathische PAH (IPAH) en bij met PAH geassocieerde bindweefselaandoening.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De behandeling dient ingesteld te worden door een arts die ervaring heeft met de behandeling van PAH.
Dosering
Ambrisentan als monotherapie
Volibris dient oraal te worden ingenomen in een startdosering van 5 mg eenmaal daags. Deze startdosering mag worden verhoogd tot 10 mg eenmaal daags, op basis van de klinische respons en de verdraagbaarheid.
Ambrisentan in combinatie met tadalafil
Indien het in combinatie met tadalafil wordt gebruikt, moet Volibris getitreerd worden tot 10 mg eenmaal daags.
In het AMBITION-onderzoek kregen patiënten gedurende de eerste acht weken 5 mg ambrisentan per dag, waarna dit werd getitreerd tot 10 mg, op basis van verdraagbaarheid (zie rubriek 5.1). Indien het in combinatie met tadalafil werd gebruikt, kregen patiënten als startdosering 5 mg ambrisentan en 20 mg tadalafil. Op basis van de verdraagbaarheid werd de dosis tadalafil na 4 weken getitreerd naar 40 mg en werd de dosis ambrisentan na 8 weken getitreerd naar 10 mg. Dit werd bij meer dan 90% van de patiënten bereikt. De doses konden ook worden verlaagd, op basis van verdraagbaarheid.
Er zijn beperkte gegevens die erop duiden dat plotseling stoppen van ambrisentan niet geassocieerd kan worden met een rebound verergering van PAH.
Indien ambrisentan wordt toegediend in combinatie met ciclosporine A moet de dosering worden beperkt tot 5 mg eenmaal daags en moet de patiënt goed gecontroleerd worden (zie rubrieken 4.5 en 5.2).
Bijzondere populaties
Oudere patiënten
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten vanaf 65 jaar (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2). Er is beperkte ervaring met ambrisentan bij personen met een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring <30 ml/min); bij deze subgroep dient de behandeling met de nodige voorzichtigheid gestart te worden en dient men bijzonder voorzichtig te zijn als de dosering wordt verhoogd tot 10 mg ambrisentan.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Ambrisentan is niet onderzocht bij personen met een afgenomen leverfunctie (met of zonder cirrose). De belangrijkste klaringsroutes van ambrisentan zijn glucuronidatie en oxidatie met de daarop volgende eliminatie in de gal. Daarom kan bij een verminderde leverfunctie verwacht worden, dat de blootstelling (Cmax en AUC) aan ambrisentan verhoogd zou kunnen zijn. Vandaar dat niet met ambrisentan gestart moet worden bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie, of met klinisch significant verhoogde leveraminotransferasen (hoger dan driemaal de normaalwaarde bovengrens (>3xBGN); zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ambrisentan bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.3 voor beschikbare gegevens in jonge dieren).
Wijze van toediening
Het wordt aanbevolen de tablet in zijn geheel door te slikken; de tablet kan met of zonder voedsel ingenomen worden. Het wordt aanbevolen de tablet niet te breken, vermalen of erop te kauwen.
Dosering
Ambrisentan als monotherapie
Volibris dient oraal te worden ingenomen in een startdosering van 5 mg eenmaal daags. Deze startdosering mag worden verhoogd tot 10 mg eenmaal daags, op basis van de klinische respons en de verdraagbaarheid.
Ambrisentan in combinatie met tadalafil
Indien het in combinatie met tadalafil wordt gebruikt, moet Volibris getitreerd worden tot 10 mg eenmaal daags.
In het AMBITION-onderzoek kregen patiënten gedurende de eerste acht weken 5 mg ambrisentan per dag, waarna dit werd getitreerd tot 10 mg, op basis van verdraagbaarheid (zie rubriek 5.1). Indien het in combinatie met tadalafil werd gebruikt, kregen patiënten als startdosering 5 mg ambrisentan en 20 mg tadalafil. Op basis van de verdraagbaarheid werd de dosis tadalafil na 4 weken getitreerd naar 40 mg en werd de dosis ambrisentan na 8 weken getitreerd naar 10 mg. Dit werd bij meer dan 90% van de patiënten bereikt. De doses konden ook worden verlaagd, op basis van verdraagbaarheid.
Er zijn beperkte gegevens die erop duiden dat plotseling stoppen van ambrisentan niet geassocieerd kan worden met een rebound verergering van PAH.
Indien ambrisentan wordt toegediend in combinatie met ciclosporine A moet de dosering worden beperkt tot 5 mg eenmaal daags en moet de patiënt goed gecontroleerd worden (zie rubrieken 4.5 en 5.2).
Bijzondere populaties
Oudere patiënten
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten vanaf 65 jaar (zie rubriek 5.2).
Patiënten met een verminderde nierfunctie
Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een verminderde nierfunctie (zie rubriek 5.2). Er is beperkte ervaring met ambrisentan bij personen met een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring <30 ml/min); bij deze subgroep dient de behandeling met de nodige voorzichtigheid gestart te worden en dient men bijzonder voorzichtig te zijn als de dosering wordt verhoogd tot 10 mg ambrisentan.
Patiënten met een verminderde leverfunctie
Ambrisentan is niet onderzocht bij personen met een afgenomen leverfunctie (met of zonder cirrose). De belangrijkste klaringsroutes van ambrisentan zijn glucuronidatie en oxidatie met de daarop volgende eliminatie in de gal. Daarom kan bij een verminderde leverfunctie verwacht worden, dat de blootstelling (Cmax en AUC) aan ambrisentan verhoogd zou kunnen zijn. Vandaar dat niet met ambrisentan gestart moet worden bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie, of met klinisch significant verhoogde leveraminotransferasen (hoger dan driemaal de normaalwaarde bovengrens (>3xBGN); zie rubrieken 4.3 en 4.4).
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van ambrisentan bij kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar (zie rubriek 5.3 voor beschikbare gegevens in jonge dieren).
Wijze van toediening
Het wordt aanbevolen de tablet in zijn geheel door te slikken; de tablet kan met of zonder voedsel ingenomen worden. Het wordt aanbevolen de tablet niet te breken, vermalen of erop te kauwen.
4.3 Contra-indicaties
• Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel, voor soja, of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
• Zwangerschap (zie rubriek 4.6)
• Vrouwen in de vruchtbare leeftijd die geen betrouwbare anticonceptiemethode gebruiken (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
• Borstvoeding (zie rubriek 4.6)
• Ernstig verminderde leverfunctie (met of zonder cirrose) (zie rubriek 4.2)
• Uitgangswaarden van leveraminotransferasen (aspartaat aminotransferasen (AST) en/of alanine aminotransferasen (ALT)) >3xBGN (zie rubrieken 4.2 en 4.4)
• Idiopathische pulmonale fibrose (IPF), met of zonder secundaire pulmonale hypertensie (zie rubriek 5.1)
• Zwangerschap (zie rubriek 4.6)
• Vrouwen in de vruchtbare leeftijd die geen betrouwbare anticonceptiemethode gebruiken (zie rubrieken 4.4 en 4.6).
• Borstvoeding (zie rubriek 4.6)
• Ernstig verminderde leverfunctie (met of zonder cirrose) (zie rubriek 4.2)
• Uitgangswaarden van leveraminotransferasen (aspartaat aminotransferasen (AST) en/of alanine aminotransferasen (ALT)) >3xBGN (zie rubrieken 4.2 en 4.4)
• Idiopathische pulmonale fibrose (IPF), met of zonder secundaire pulmonale hypertensie (zie rubriek 5.1)
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het bijwerkingenprofiel
De veiligheid van ambrisentan is geëvalueerd als monotherapie en/of in combinatie in klinische onderzoeken bij meer dan 1.200 patiënten die behandeld werden voor PAH (zie rubriek 5.1). Geneesmiddelenbijwerkingen die in een 12 weken durend placebo-gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vastgesteld, zijn hieronder opgenomen gerangschikt naar systeemorgaanklasse en frequentie.
Informatie uit langer lopende niet-placebogecontroleerde onderzoeken (ARIES-E en AMBITION (combinatie met tadalafil)) is eveneens hieronder opgenomen. Er zijn geen eerder niet-bekende bijwerkingen geïdentificeerd bij langdurige behandeling of bij de combinatie van ambrisentan met tadalafil. Met een langere observatie in ongecontroleerde studies (gemiddelde observatie van 79 weken) was het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met het profiel, dat werd waargenomen in kortdurende studies. Routinematige farmacovigilantiegegevens zijn eveneens opgenomen.
Perifeer oedeem, vochtretentie en hoofdpijn (waaronder sinushoofdpijn en migraine) waren de meest vaak voorkomende bijwerkingen die met ambrisentan zijn waargenomen. De hogere dosis (10 mg) werd in verband gebracht met een hogere incidentie van deze bijwerkingen, en perifeer oedeem neigt bij patiënten van 65 jaar en ouder ernstiger te zijn in kortdurende klinische onderzoeken (zie rubriek 4.4).
Tabel met bijwerkingen
De frequentiegroepen zijn gedefinieerd als: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100 tot <1/10), soms (≥1/1.000 tot <1/100), zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Voor dosisgerelateerde bijwerkingen geeft de frequentiegroep de hogere dosering van ambrisentan weer. De frequentiegroepen houden geen rekening met andere factoren zoals variërende onderzoeksduur, reeds bestaande toestanden en de basis patiëntkenmerken. Het is mogelijk dat de bijwerkingen frequentiecategorieën, die zijn toegekend op basis van klinische onderzoekservaring, niet de bijwerkingenfrequentie weergeven die voorkomt in de normale klinische praktijk. Binnen elke frequentiecategorie worden de bijwerkingen weergegeven naar afnemende ernst.
NG – niet gemeld
1 Zie rubriek Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
2 De frequentie van hoofdpijn leek hoger met 10 mg ambrisentan.
3 Gegevens uit routinematige farmacovigilantie en frequenties gebaseerd op ervaring in placebogecontroleerde klinische onderzoeken.
4 Gegevens afkomstig uit routinematige farmacovigilantie
5 De meeste gevallen waarin hartfalen werd gemeld gingen gepaard met vochtretentie. Gegevens zijn verkregen uit routinematige farmacovigilantie, frequenties zijn gebaseerd op statistische modelvorming van gegevens uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken.
6 Gevallen van verergering van dyspneu met een onduidelijke oorsprong zijn gemeld kort na het starten van de behandeling met ambrisentan.
7 Het optreden van nasale verstopping was dosisgerelateerd tijdens de behandeling met ambrisentan.
8 Gevallen van auto-immuun hepatitis, waaronder gevallen van exacerbatie van een auto-immuun hepatitis, en leverschade zijn gemeld tijdens de behandeling met ambrisentan.
9 Rash omvat erythemateuze rash, gegeneraliseerde rash, papulaire rash en pruritische rash.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Verlaagde hemoglobine
In de postmarketing periode zijn gevallen van anemie gemeld waarvoor een bloedtransfusie nodig was (zie rubriek 4.4). De frequentie van verlaagde hemoglobine (anemie) was hoger met 10 mg ambrisentan. Tijdens de 12 weken durende placebo-gecontroleerde fase 3 klinische onderzoeken namen de gemiddelde hemoglobineconcentraties bij patiënten in de ambrisentan-groepen af; deze werden al in week 4 waargenomen (afgenomen met 0,83 g/dl). De gemiddelde veranderingen ten opzichte van de beginwaarden leken zich te stabiliseren tijdens de volgende acht weken. In totaal kwamen bij 17 patiënten (6,5%) in de ambrisentan behandelgroepen verlagingen van de hemoglobine voor van ≥15% ten opzichte van de beginwaarden, en die onder de normaalwaarde ondergrens vielen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem.
De veiligheid van ambrisentan is geëvalueerd als monotherapie en/of in combinatie in klinische onderzoeken bij meer dan 1.200 patiënten die behandeld werden voor PAH (zie rubriek 5.1). Geneesmiddelenbijwerkingen die in een 12 weken durend placebo-gecontroleerd klinisch onderzoek zijn vastgesteld, zijn hieronder opgenomen gerangschikt naar systeemorgaanklasse en frequentie.
Informatie uit langer lopende niet-placebogecontroleerde onderzoeken (ARIES-E en AMBITION (combinatie met tadalafil)) is eveneens hieronder opgenomen. Er zijn geen eerder niet-bekende bijwerkingen geïdentificeerd bij langdurige behandeling of bij de combinatie van ambrisentan met tadalafil. Met een langere observatie in ongecontroleerde studies (gemiddelde observatie van 79 weken) was het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met het profiel, dat werd waargenomen in kortdurende studies. Routinematige farmacovigilantiegegevens zijn eveneens opgenomen.
Perifeer oedeem, vochtretentie en hoofdpijn (waaronder sinushoofdpijn en migraine) waren de meest vaak voorkomende bijwerkingen die met ambrisentan zijn waargenomen. De hogere dosis (10 mg) werd in verband gebracht met een hogere incidentie van deze bijwerkingen, en perifeer oedeem neigt bij patiënten van 65 jaar en ouder ernstiger te zijn in kortdurende klinische onderzoeken (zie rubriek 4.4).
Tabel met bijwerkingen
De frequentiegroepen zijn gedefinieerd als: zeer vaak (≥1/10), vaak (≥1/100 tot <1/10), soms (≥1/1.000 tot <1/100), zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000), zeer zelden (<1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Voor dosisgerelateerde bijwerkingen geeft de frequentiegroep de hogere dosering van ambrisentan weer. De frequentiegroepen houden geen rekening met andere factoren zoals variërende onderzoeksduur, reeds bestaande toestanden en de basis patiëntkenmerken. Het is mogelijk dat de bijwerkingen frequentiecategorieën, die zijn toegekend op basis van klinische onderzoekservaring, niet de bijwerkingenfrequentie weergeven die voorkomt in de normale klinische praktijk. Binnen elke frequentiecategorie worden de bijwerkingen weergegeven naar afnemende ernst.
Ambrisentan (ARIES-C en post marketing) | Ambrisentan (AMBITION en ARIES-E) | Combinatie met tadalafil (AMBITION) | |
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | |||
Anemie (verlaagde hemoglobinewaarde, verlaagde hematocrietwaarde) 1 | vaak1 | zeer vaak | zeer vaak |
Immuunsysteemaandoeningen | |||
Overgevoeligheidsreacties (bijv. angio-oedeem, rash, pruritus) | soms | vaak | vaak |
Zenuwstelselaandoeningen | |||
Hoofdpijn (waaronder sinushoofdpijn, migraine) | zeer vaak2 | zeer vaak | zeer vaak |
Duizeligheid | vaak3 | zeer vaak | zeer vaak |
Oogaandoeningen | |||
Wazig zien, afgenomen gezichtsvermogen | niet bekend4 | vaak | vaak |
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen | |||
Tinnitus | NG | NG | vaak |
Plotseling gehoorverlies | NG | NG | soms |
Hartaandoeningen | |||
Hartfalen | vaak5 | vaak | vaak |
Palpitaties | vaak | zeer vaak | zeer vaak |
Bloedvataandoeningen | |||
Hypotensie | vaak3 | vaak | vaak |
Blozen | vaak | vaak | zeer vaak |
Syncope | soms3 | vaak | vaak |
Ademhalingsstelsel, borstkas- en mediastinumaandoeningen | |||
Epistaxis | vaak3 | vaak | vaak |
Dyspneu | vaak3,6 | zeer vaak | zeer vaak |
Verstopping van de bovenste luchtwegen (bijv. nasaal, sinus), sinusitis, nasofaryngitis, rinitis | vaak7 | ||
Nasofaryngitis | zeer vaak | zeer vaak | |
Sinusitis, rinitis | vaak | vaak | |
Neusverstopping | zeer vaak | zeer vaak | |
Maagdarmstelselaandoeningen | |||
Misselijkheid, braken, diarree | vaak3 | ||
Misselijkheid | zeer vaak | zeer vaak | |
Braken | vaak | zeer vaak | |
Diarree | zeer vaak | zeer vaak | |
Buikpijn | vaak | vaak | vaak |
Obstipatie | vaak | vaak | vaak |
Lever- en galaandoeningen | |||
Leverschade (zie rubriek 4.4) | soms3, 8 | NG | NG |
Auto-immuunhepatitis (zie rubriek 4.4) | soms3,8 | NG | NG |
Levertransaminasen verhoogd | vaak3 | NG | NG |
Huid- en onderhuidaandoeningen | |||
Rash | NG | vaak9 | Vaak9 |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | |||
Perifeer oedeem, vochtretentie | zeer vaak | zeer vaak | zeer vaak |
Pijn/ongemak op de borst | vaak | vaak | zeer vaak |
Asthenie | vaak3 | vaak | vaak |
Vermoeidheid | vaak3 | zeer vaak | zeer vaak |
NG – niet gemeld
1 Zie rubriek Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
2 De frequentie van hoofdpijn leek hoger met 10 mg ambrisentan.
3 Gegevens uit routinematige farmacovigilantie en frequenties gebaseerd op ervaring in placebogecontroleerde klinische onderzoeken.
4 Gegevens afkomstig uit routinematige farmacovigilantie
5 De meeste gevallen waarin hartfalen werd gemeld gingen gepaard met vochtretentie. Gegevens zijn verkregen uit routinematige farmacovigilantie, frequenties zijn gebaseerd op statistische modelvorming van gegevens uit placebogecontroleerde klinische onderzoeken.
6 Gevallen van verergering van dyspneu met een onduidelijke oorsprong zijn gemeld kort na het starten van de behandeling met ambrisentan.
7 Het optreden van nasale verstopping was dosisgerelateerd tijdens de behandeling met ambrisentan.
8 Gevallen van auto-immuun hepatitis, waaronder gevallen van exacerbatie van een auto-immuun hepatitis, en leverschade zijn gemeld tijdens de behandeling met ambrisentan.
9 Rash omvat erythemateuze rash, gegeneraliseerde rash, papulaire rash en pruritische rash.
Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Verlaagde hemoglobine
In de postmarketing periode zijn gevallen van anemie gemeld waarvoor een bloedtransfusie nodig was (zie rubriek 4.4). De frequentie van verlaagde hemoglobine (anemie) was hoger met 10 mg ambrisentan. Tijdens de 12 weken durende placebo-gecontroleerde fase 3 klinische onderzoeken namen de gemiddelde hemoglobineconcentraties bij patiënten in de ambrisentan-groepen af; deze werden al in week 4 waargenomen (afgenomen met 0,83 g/dl). De gemiddelde veranderingen ten opzichte van de beginwaarden leken zich te stabiliseren tijdens de volgende acht weken. In totaal kwamen bij 17 patiënten (6,5%) in de ambrisentan behandelgroepen verlagingen van de hemoglobine voor van ≥15% ten opzichte van de beginwaarden, en die onder de normaalwaarde ondergrens vielen.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem.
België Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie EUROSTATION II Victor Hortaplein, 40/40 B-1060 Brussel Website: www.fagg.be e-mail: adversedrugreactions@fagg-afmps.be | Luxemburg Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments Villa Louvigny – Allée Marconi L-2120 Luxembourg Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html |
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GlaxoSmithKline (Ireland) Limited
12 Riverwalk
Citywest Business Campus
Dublin 24
Ierland
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Volibris 5 mg filmomhulde tabletten
EU/1/08/451/001
EU/1/08/451/002
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
EU/1/08/451/003
EU/1/08/451/004
EU/1/08/451/001
EU/1/08/451/002
Volibris 10 mg filmomhulde tabletten
EU/1/08/451/003
EU/1/08/451/004
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
31/10/2018 (versie 32)
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Voorschriftplichtig |
---|---|---|---|---|
2501286 | VOLIBRIS 5 MG COMP 30 X 5 MG | C02KX02 | - | Ja |