SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
SEROXAT 20 mg filmomhulde tabletten
SEROXAT 30 mg filmomhulde tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke filmomhulde tablet bevat 20 mg of 30 mg paroxetine (als paroxetinehydrochloridehemihydraat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet.
20 mg tablet
Witte, filmomhulde tablet met een biconvexe, ovale vorm en met op één zijde ‘SEROXAT 20’ of ‘20’ en op de andere zijde een breukstreep.
De 20 mg tablet kan worden verdeeld in gelijke doses.
30 mg tablet
Blauwe, filmomhulde tablet met een biconvexe ovale vorm en met op één zijde ‘SEROXAT 30’ of ‘30’ en op de andere zijde een breukstreep. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat het inslikken makkelijker gaat en niet om de tablet in gelijke doses te verdelen.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van:
- Majeure depressieve episode
- Obsessieve-compulsieve stoornissen
- Paniekstoornissen met of zonder agorafobie
- Sociale angststoornis / Sociale fobie
- Veralgemeende angststoornis
- Posttraumatische stress stoornis
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
MAJEURE DEPRESSIEVE EPISODE
De aanbevolen dosis bedraagt 20 mg per dag. Doorgaans begint de patiënt na één week behandeling te verbeteren maar dit kan pas duidelijk worden vanaf de tweede week.
Zoals met alle antidepressiva moet de dosis herzien en indien nodig aangepast worden binnen 3 tot 4 weken na het aanvangen van de behandeling en daarna als dat klinisch gerechtvaardigd geacht wordt. Bij bepaalde patiënten met een onvoldoende reactie op 20 mg, mag de dosering geleidelijk verhoogd worden met stappen van 10 mg tot maximaal 50 mg per dag afhankelijk van de individuele therapeutische respons.
Patiënten met een depressie moeten gedurende een voldoende lange periode van minstens 6 maanden behandeld worden om er zeker van te zijn dat ze symptoomvrij zijn.
OBSESSIEVE–COMPULSIEVE STOORNISSEN
De aanbevolen dosis bedraagt 40 mg per dag. De patiënten moeten hun behandeling aanvatten met 20 mg per dag en deze dosis kan geleidelijk verhoogd worden met stappen van 10 mg tot de aanbevolen dosis. In het geval dat een onvoldoende respons wordt waargenomen na meerdere weken behandeling met de aanbevolen dosis, kunnen bepaalde patiënten baat hebben bij een geleidelijke dosisverhoging tot maximaal 60 mg per dag.
Patiënten met obsessieve-compulsieve stoornissen moeten gedurende een voldoende lange periode behandeld worden om er zeker van te zijn dat ze symptoomvrij zijn. Deze periode kan meerdere maanden of zelfs langer duren (zie rubriek 5.1).
PANIEKSTOORNIS
De aanbevolen dosis bedraagt 40 mg per dag. De patiënten moeten hun behandeling aanvatten met 10 mg per dag en deze dosis kan afhankelijk van de therapeutische respons geleidelijk verhoogd worden met stappen van 10 mg tot de aanbevolen dosis.
Het is aanbevolen om met een lage dosis te starten om mogelijke verergering van de symptomen van de paniekstoornis tot een minimum te herleiden, wat doorgaans vroegtijdig tijdens de behandeling van deze stoornis voorkomt. In het geval dat een onvoldoende respons wordt waargenomen na meerdere weken behandeling met de aanbevolen dosis, kunnen bepaalde patiënten baat hebben bij een geleidelijke dosisverhoging tot maximaal 60 mg per dag.
Patiënten met paniekstoornis moeten gedurende een voldoende lange periode behandeld worden om er zeker van te zijn dat ze symptoomvrij zijn. Deze periode kan meerdere maanden of zelfs langer duren (zie rubriek 5.1).
SOCIALE ANGSTSTOORNIS/SOCIALE FOBIE
De aanbevolen dosis bedraagt 20 mg per dag. In het geval dat een onvoldoende respons wordt waargenomen na meerdere weken behandeling met de aanbevolen dosis, kunnen bepaalde patiënten baat hebben bij een geleidelijke dosisverhoging met stappen van 10 mg tot maximaal 50 mg per dag. Langdurig gebruik moet regelmatig geëvalueerd worden (zie rubriek 5.1).
VERALGEMEENDE ANGSTSTOORNIS
De aanbevolen dosis bedraagt 20 mg per dag. In het geval dat een onvoldoende respons wordt waargenomen na meerdere weken behandeling met de aanbevolen dosis, kunnen bepaalde patiënten baat hebben bij een geleidelijke dosisverhoging met stappen van 10 mg tot maximaal 50 mg per dag. Langdurig gebruik moet regelmatig geëvalueerd worden (zie rubriek 5.1).
POSTTRAUMATISCHE STRESS STOORNIS
De aanbevolen dosis bedraagt 20 mg per dag. In het geval dat een onvoldoende respons wordt waargenomen na meerdere weken behandeling met de aanbevolen dosis, kunnen bepaalde patiënten baat hebben bij een geleidelijke dosisverhoging met stappen van 10 mg tot maximaal 50 mg per dag. Langdurig gebruik moet regelmatig geëvalueerd worden (zie rubriek 5.1).
ONTWENNINGSVERSCHIJNSELEN DIE WORDEN WAARGENOMEN BIJ HET STOPZETTEN VAN PAROXETINE
Plotse stopzetting van de behandeling moet vermeden worden (zie rubriek 4.4, 4.8). Het afbouwschema van paroxetine, dat gebruikt werd tijdens klinische studies, voorziet in een geleidelijke stopzetting van de behandeling, met afbouwen van de dagdosissen met wekelijkse stappen van 10 mg.
Als bij de dosisafbouw of bij het stoppen van de behandeling voor de patiënt ondraaglijke symptomen optreden, kan overwogen worden om de eerder voorgeschreven dosis te hernemen. Vervolgens kan de arts het afbouwen van de behandeling op een trager ritme voortzetten.
Kinderen en adolescenten (7-17 jaar)
Paroxetine dient niet gebruikt te worden bij kinderen en adolescenten. Gecontroleerde klinische studies toonden namelijk aan dat paroxetine gepaard gaat met een toegenomen risico op zelfmoordgedrag en vijandelijkheid. Bovendien werd de doeltreffendheid van paroxetine in deze studies onvoldoende aangetoond (zie rubriek 4.4, 4.8).
Kinderen jonger dan 7 jaar
Het gebruik van paroxetine werd niet bestudeerd bij kinderen jonger dan 7 jaar. Paroxetine mag niet gebruikt worden zolang zijn doeltreffendheid en gebruiksveiligheid bij deze leeftijdsgroep niet werden aangetoond.
Oudere patiënten
Bij ouderen kan een verhoging van de plasmaconcentraties van paroxetine voorkomen, maar deze blijft binnen de grenzen die werden waargenomen bij jongere patiënten. De aanvangsdosis is deze die gebruikt wordt bij volwassenen. Bij bepaalde patiënten kan een dosisverhoging nuttig zijn, maar de maximale dagdosis mag niet hoger zijn dan 40 mg.
Lever-/nierinsufficiëntie
Zowel bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30 ml/min) als bij patiënten met leverinsufficiëntie werd een stijging van de plasmaconcentraties van paroxetine waargenomen. Daarom moet de dosering worden beperkt tot de laagste dosissen binnen het therapeutisch venster.
Wijze van toediening
Het is aanbevolen om paroxetine toe te dienen in één inname per dag, ’s ochtends met voedsel.
De tabletten moeten bij voorkeur zonder kauwen worden doorgeslikt.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Paroxetine is gecontra-indiceerd in combinatie met monoamineoxydaseremmers (MAO-remmers). In uitzonderlijke omstandigheden mag linezolide (een antibioticum en reversibele, niet-selectieve MAO-remmer) gecombineerd worden met paroxetine, op voorwaarde dat er mogelijkheid is tot nauwkeurige observatie van de symptomen van serotoninesyndroom en monitoring van de bloeddruk (zie rubriek 4.5).
Behandeling met paroxetine mag worden opgestart:
- 2 weken na stopzetting van een irreversibele MAO-remmer, of
- minstens 24 uur na stopzetting van een reversibele MAO-remmer (bijv.: moclobemide, linezolide, methylthioninumchloride (methyleenblauw, een reversibele niet-selectieve MAO-remmer gebruikt voor pre-operatieve visualisatie)).
Minstens één week moet verstrijken tussen de stopzetting van paroxetine en het aanvatten van een behandeling met een MAO-remmer.
Paroxetine is gecontra-indiceerd in combinatie met thioridazine of met pimozide (zie rubriek 4.5).
4.8 Bijwerkingen
Bepaalde hieronder vermelde bijwerkingen kunnen in intensiteit en frequentie afnemen bij voortzetting van de behandeling en geven meestal geen aanleiding tot stopzetting van de behandeling.
De bijwerkingen zijn hieronder per orgaanstelsel en per frequentie opgenomen. De frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1000, < 1/100); zelden (≥ 1/10000, < 1/1000); zeer zelden (< 1/10000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Soms: abnormale bloedingen voornamelijk ter hoogte van de huid en de slijmvliezen (zoals ecchymosen en gynaecologische bloedingen), leukopenie.
Zeer zelden: trombocytopenie
Immuunsysteemaandoeningen
Zeer zelden: ernstige en mogelijk fatale allergische reacties (waaronder anafylactoïde reacties en angio-oedeem).
Endocriene aandoeningen
Zeer zelden: syndroom van inadequate uitscheiding van antidiuretisch hormoon (SIADH).
Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Vaak: verhoogd cholesterolgehalte, verminderde eetlust.
Soms: een gestoorde glycemiecontrole is gerapporteerd bij patiënten met diabetes (zie rubriek 4.4).
Zelden: hyponatriëmie.
De meeste gevallen werden beschreven bij ouderen en zijn soms te wijten aan een syndroom van inadequate uitscheiding van antidiuretisch hormoon (SIADH).
Psychische stoornissen
Vaak: slaperigheid, slapeloosheid, agitatie, abnormale dromen (inclusief nachtmerries).
Soms: verwardheid, hallucinaties.
Zelden: manische reacties, angst, depersonalisatie, paniekaanvallen, acathisie (zie rubriek 4.4).
Niet bekend: zelfmoordgedachten, zelfmoordgedrag, agressiviteit, bruxisme.
Er werden gevallen van zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag gemeld tijdens behandeling met paroxetine of kort na stopzetting van de behandeling (zie rubriek 4.4).
In post-marketingstudies werden gevallen van agressiviteit geobserveerd.
Deze symptomen kunnen ook te wijten zijn aan de onderliggende aandoening.
Zenuwstelselaandoeningen
Vaak: draaierigheid, tremor, hoofdpijn, verminderde concentratie.
Soms: extrapiramidale syndromen.
Zelden: convulsies, rusteloze benen syndroom (RBS)
Zeer zelden: serotoninesyndroom (als symptomen kunnen agitatie, verwardheid, transpiratie, hallucinaties, hyperreflexie, myoclonus, rillingen, tachycardie en tremor voorkomen).
De extrapiramidale syndromen, waaronder orofaciale dystonie, werden gemeld bij patiënten met soms onderliggende bewegingsstoornissen of bij patiënten die met neuroleptica behandeld worden.
Oogaandoeningen
Vaak: troebel zicht.
Soms: mydriasis (zie rubriek 4.4).
Zeer zelden: acuut glaucoom.
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen
Niet bekend: tinnitus.
Hartaandoeningen
Soms: sinustachycardie.
Zelden: bradycardie.
Bloedvataandoeningen
Soms: voorbijgaande bloeddrukstijgingen of –dalingen, posturale hypotensie.
Er werden gevallen van voorbijgaande bloeddrukstijgingen of -dalingen gemeld ten gevolge van een behandeling met paroxetine, doorgaans bij patiënten met vooraf bestaande hypertensie of angst.
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Vaak: geeuwen.
Maagdarmstelselaandoeningen
Zeer vaak: nausea.
Vaak: constipatie, diarree, braken, droge mond.
Zeer zelden: gastro-intestinale bloedingen.
Niet bekend: microscopische colitis
Lever- en galaandoeningen
Zelden: stijging van de leverenzymen.
Zeer zelden: leveraantasting (zoals hepatitis, soms samen met icterus en/of leverfalen).
Er werden gevallen gemeld van stijging van de leverenzymen. Zeer zelden zijn na het op de markt brengen ook meldingen van leveraandoeningen (zoals hepatitis, soms geassocieerd met geelzucht en/of leverfalen) ontvangen. Het stopzetten van paroxetine moet worden overwogen in geval van langdurig verhoogde leverfunctiewaarden.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: transpiratie.
Soms: huiduitslag, pruritus.
Zeer zelden: ernstige huidreacties (waaronder erythema multiforme, syndroom van Stevens-Johnson en toxische epidermale necrolyse), urticaria, fotosensibilisatiereacties.
Nier- en urinewegaandoeningen
Soms: urineretentie, urine incontinentie.
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen
Zeer vaak: seksuele disfunctie.
Zelden: hyperprolactinemie/galactorree, menstruatiestoornissen (zoals menorragie, metrorragie, amenorroe, achterstel van de menstruatie en onregelmatige menstruatie).
Zeer zelden: priapisme
Niet bekend: postpartumbloeding*
*Dit voorval is gemeld voor de therapeutische groep van SSRI’s/SNRI’s (zie rubriek 4.4, 4.6).
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen
Zelden: artralgie, myalgie.
Epidemiologische studies, vooral bij patiënten van 50 jaar en ouder, wijzen op een verhoogd fractuurrisico bij patiënten die SSRI’s en TCA’s krijgen. Het onderliggende mechanisme is niet bekend.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak: asthenie, gewichtstoename.
Zeer zelden: perifeer oedeem.
ONTWENNINGSVERSCHIJNSELEN BIJ STOPZETTING VAN DE BEHANDELING MET PAROXETINE
Vaak: duizeligheid, sensoriële stoornissen, slaapstoornissen, angst, hoofdpijn.
Soms: agitatie, nausea, beven, verwardheid, transpiratie, emotionele instabiliteit, gezichtstoornissen, palpitaties, diarree, prikkelbaarheid.
Stopzetting van een behandeling met paroxetine, (in het bijzonder plotse stopzetting), veroorzaakt vaak ontwenningsverschijnselen. Duizeligheid, sensoriële stoornissen (waaronder paresthesie, gevoel van elektrische shock en tinnitus), slaapstoornissen (waaronder intensieve dromen), agitatie of angst, nausea, tremor, verwardheid, zweten, hoofdpijn, diarree, palpitaties, emotionele instabiliteit, prikkelbaarheid en visuele stoornissen werden gemeld.
Doorgaans zijn deze symptomen mild tot matig en verdwijnen ze spontaan. Bij bepaalde patiënten kunnen ze echter ernstig en/of langdurig zijn. Het is dus aanbevolen om de dosissen paroxetine geleidelijk af te bouwen als de behandeling niet meer nodig is (zie rubriek 4.2, 4.4).
BIJWERKINGEN IN PEDIATRISCHE KLINISCHE STUDIES
De volgende bijwerkingen werden waargenomen:
Toegenomen zelfmoordgebonden gedrag (waaronder zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten), gedrag van autoagressie en toegenomen vijandigheid. Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen werden hoofdzakelijk waargenomen in klinische studies bij adolescenten met majeure depressie. Toegenomen vijandigheid trad vooral op bij kinderen met obsessieve-compulsieve stoornis en in het bijzonder bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Andere waargenomen effecten waren: verminderde eetlust, tremor, zweten, hyperkinesie, agitatie, emotionele labiliteit (waaronder huilbuien en stemmingsschommelingen), bloedinggebonden bijwerkingen, vooral van de huid en slijmvliezen.
Effecten waargenomen na stopzetting / afbouwen van paroxetine zijn: emotionele labiliteit (waaronder huilbuien, stemmingsschommelingen, autoagressie, zelfmoordgedachten en zelfmoordpoging), nervositas, duizeligheid, nausea en buikpijn (zie rubriek 4.4).
Zie rubriek 5.1 voor meer informatie over pediatrische klinische studies.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem:
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
Afdeling Vigilantie
Postbus 97
1000 Brussel
Madou
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
GlaxoSmithKline Pharmaceuticals s.a./n.v.
Avenue Fleming, 20
B-1300 Wavre
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
SEROXAT 20 mg filmomhulde tabletten:
Blisterverpakkingen in PVC/Al BE159774
Flessen BE285354
SEROXAT 30 mg filmomhulde tabletten:
Blisterverpakkingen in PVC/Al BE285363
Flessen BE285372
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
12/2023
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig |
---|---|---|---|---|---|
0321471 | SEROXAT COMP 28 X 20 MG | N06AB05 | € 13,94 | - | Ja |
1684265 | SEROXAT GLAXOSMITHKLINE COMP 28 X 30 MG | N06AB05 | € 16,98 | - | Ja |
1755123 | SEROXAT COMP 56 X 20 MG | N06AB05 | € 16,66 | - | Ja |