1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
NovoMix 30 Penfill 100 eenheden/ml suspensie voor injectie in een patroon
NovoMix 30 FlexPen 100 eenheden/ml suspensie voor injectie in een voorgevulde pen
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
NovoMix 30 Penfill
1 ml van de suspensie bevat 100 eenheden opgeloste insuline aspart*/insuline aspart* protamine in kristallijne vorm in de verhouding 30/70 (equivalent aan 3,5 mg). 1 patroon bevat 3 ml equivalent aan 300 eenheden.
NovoMix 30 FlexPen
1 ml van de suspensie bevat 100 eenheden opgeloste insuline aspart*/insuline aspart* protamine in kristallijne vorm in de verhouding 30/70 (equivalent aan 3,5 mg). 1 voorgevulde pen bevat 3 ml equivalent aan 300 eenheden.
*Insuline aspart wordt geproduceerd in Saccharomyces cerevisiae met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Suspensie voor injectie.
De suspensie is troebel, wit en waterig.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
NovoMix 30 is geïndiceerd voor de behandeling van diabetes mellitus bij volwassenen, adolescenten en kinderen vanaf 10 jaar.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De sterkte van insuline-analogen, waaronder insuline aspart, wordt uitgedrukt in eenheden, terwijl de sterkte van humane insuline uitgedrukt wordt in internationale eenheden.
De dosering van NovoMix 30 is per persoon verschillend en wordt bepaald in overeenstemming met de behoeften van de patiënt. Bloedglucosecontrole en aanpassingen van de insulinedosis worden aanbevolen om een optimale controle van de glykemie te bereiken.
Bij patiënten met diabetes type 2 kan NovoMix 30 als monotherapie worden gebruikt. NovoMix 30 kan ook in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen en/of GLP-1-receptoragonisten. Bij patiënten met diabetes type 2 is de aanbevolen startdosis van NovoMix 30 bij het ontbijt 6 eenheden en bij het avondeten 6 eenheden. NovoMix 30 kan ook gestart worden met eenmaal daags 12 eenheden bij het avondeten. Wanneer NovoMix 30 eenmaal daags wordt gebruikt, wordt het gewoonlijk aanbevolen vanaf 30 eenheden naar twee injecties per dag over te schakelen door de dosis in twee gelijke doses te verdelen bij het ontbijt en het avondeten. Indien het gebruik van NovoMix 30 tweemaal daags herhaaldelijk hypoglykemieën in de loop van de dag tot gevolg heeft, kan de ochtenddosis in een ochtend- en een middagdosis verdeeld worden (driemaaldaagse dosering).
De volgende titratiestappen voor de dosisaanpassingen worden aanbevolen:
Preprandiale bloedglucosespiegel | Aanpassing van de NovoMix 30 dosis | |
< 4,4 mmol/l | < 80 mg/dl |
|
4,4–6,1 mmol/l | 80–110 mg/dl | 0 |
6,2–7,8 mmol/l | 111–140 mg/dl | + 2 eenheden |
7,9–10 mmol/l | 141–180 mg/dl | + 4 eenheden |
> 10 mmol/l | > 180 mg/dl | + 6 eenheden |
De laagste preprandiale bloedglucosewaarde van de drie voorafgaande dagen moet gebruikt worden. De dosis mag niet verhoogd worden indien er hypoglykemie tijdens die dagen optrad. De dosis kan eenmaal per week aangepast worden tot de HbA1c streefwaarde wordt bereikt.
De bloedglucosespiegel vóór de maaltijd moet gebruikt worden om in te schatten of de vorige dosis toereikend was.
Als er bij patiënten met diabetes type 2 een GLP-1-receptoragonist wordt toegevoegd aan NovoMix 30, is een dosisverlaging van 20% aanbevolen bij patiënten met een HbA1c lager dan 8%. Dit om het risico op hypoglykemie te minimaliseren. Bij patiënten met een HbA1c hoger dan 8% moet een dosisverlaging worden overwogen. Vervolgens moet de dosering individueel worden aangepast.
Bij patiënten met diabetes type 1 ligt de individuele insulinebehoefte in het algemeen tussen 0,5 en 1,0 eenheden/kg/dag. NovoMix 30 kan in deze behoefte geheel of gedeeltelijk voorzien.
Aanpassing van de dosis kan noodzakelijk zijn wanneer patiënten hun lichamelijke activiteit vergroten, hun gebruikelijke dieet wijzigen of bij bijkomende ziekten.
Speciale doelgroepen
Ouderen (≥ 65 jaar)
NovoMix 30 kan bij oudere patiënten gebruikt worden; er is echter beperkte ervaring met het gebruik van NovoMix 30 in combinatie met orale bloedglucoseverlagende geneesmiddelen bij patiënten ouder dan 75 jaar. Bij oudere patiënten moet de bloedglucosespiegel vaker gecontroleerd worden en de dosis insuline aspart individueel aangepast worden.
Nier- en leveraandoeningen
De insulinebehoefte van de patiënt kan afnemen door nier- of leveraandoeningen.
Bij patiënten met nier- of leveraandoeningen moet de bloedglucosespiegel vaker gecontroleerd worden en de dosis insuline aspart individueel aangepast worden.
Pediatrische patiënten
NovoMix 30 kan bij adolescenten en kinderen vanaf 10 jaar gebruikt worden wanneer voorgemengde insuline de voorkeur heeft. Er is beperkte klinische ervaring met NovoMix 30 bij kinderen van 6 tot 9 jaar oud (zie rubriek 5.1).
Er zijn geen gegevens beschikbaar van NovoMix 30 bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Overschakelen van andere geneesmiddelen met insuline
Wanneer een patiënt wordt overgeschakeld van een bifasische humane insuline naar NovoMix 30, moet worden gestart met dezelfde dosis en hetzelfde schema. Daarna moet de dosis worden aangepast volgens de individuele behoeften (zie de titratiestappen voor de dosisaanpassingen in de tabel hierboven).
Nauwgezette controle van de bloedglucosespiegel wordt aanbevolen tijdens de overschakeling en gedurende de eerste weken daarna (zie rubriek 4.4).
Wijze van toediening
NovoMix 30 is een bifasische suspensie van de insuline-analoog, insuline aspart. De suspensie bevat snelwerkend en middellangwerkend insuline aspart in de verhouding 30/70.
NovoMix 30 is uitsluitend bestemd voor subcutane toediening.
NovoMix 30 wordt subcutaan toegediend door middel van een injectie in de dij of de buikwand. Indien gewenst mag het gluteale gebied of het deltoïdeus gebied gebruikt worden. Injectieplaatsen moeten altijd binnen eenzelfde gebied afgewisseld worden om het risico op lipodystrofie en cutane amyloïdose te beperken (zie rubriek 4.4 en 4.8). De invloed van de verschillende injectieplaatsen op de absorptie van NovoMix 30 is niet onderzocht. De werkingsduur varieert afhankelijk van de dosis, injectieplaats, doorbloeding, temperatuur en mate van lichamelijke activiteit.
De werking van NovoMix 30 treedt sneller in dan bij bifasische humane insuline en moet in het algemeen direct voor een maaltijd worden toegediend. Indien nodig kan NovoMix 30 ook kort na een maaltijd worden toegediend.
Zie voor gedetailleerde gebruiksaanwijzingen de bijsluiter.
NovoMix 30 Penfill
Toediening met een insulinetoedieningssysteem
NovoMix 30 Penfill is ontworpen voor gebruik met Novo Nordisk insulinetoedieningssystemen en NovoFine of NovoTwist naalden. NovoMix 30 Penfill is alleen geschikt voor subcutane injecties uit een herbruikbare pen. Als toediening met een injectiespuit noodzakelijk is, moet een injectieflacon worden gebruikt.
NovoMix 30 FlexPen
Toediening met FlexPen
NovoMix 30 FlexPen is een voorgevulde pen (met kleurcodering), ontworpen voor gebruik met NovoFine of NovoTwist naalden. FlexPen geeft 1–60 eenheden in stappen van 1 eenheid. NovoMix 30 FlexPen is alleen geschikt voor subcutane injecties. Als toediening met een injectiespuit noodzakelijk is, moet een injectieflacon worden gebruikt.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Bijwerkingen, die waargenomen zijn bij patiënten die met NovoMix worden behandeld, zijn voornamelijk gebaseerd op het farmacologische effect van insuline aspart.
De meest frequent gemelde bijwerking tijdens de behandeling is hypoglykemie. De frequentie van het optreden van hypoglykemie varieert afhankelijk van de patiëntenpopulatie, dosisregimes en mate van glykemische controle, zie ‘Beschrijving van bepaalde bijwerkingen’ hieronder.
Bij het begin van de insulinebehandeling kunnen refractie-anomalieën, oedeem en reacties op de injectieplaats (pijn, roodheid, urticaria, ontsteking, blauwe plekken, zwelling en jeuk op de injectieplaats) voorkomen. Deze symptomen zijn meestal van voorbijgaande aard. Een snelle verbetering van de bloedglucoseregulatie kan gepaard gaan met acute pijnlijke neuropathie, die meestal reversibel is. Intensivering van de insulinebehandeling met een abrupte verbetering in de glykemische regulatie kan gepaard gaan met tijdelijke verergering van diabetische retinopathie. Een verbeterde glykemische regulatie over een langdurige periode vermindert echter het risico op progressie van diabetische retinopathie.
Tabel met een lijst van de bijwerkingen
De hierna vermelde bijwerkingen zijn gebaseerd op gegevens van klinische studies en geclassificeerd volgens MedDRA frequentie en systeem/orgaanklasse. Frequentiecategorieën zijn gedefinieerd aan de hand van de volgende regel: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Immuunsysteemaandoeningen | Soms – urticaria, rash, huiduitslag |
Zeer zelden – anafylactische reacties* | |
Stofwisselings- en voedingsstoornissen | Zeer vaak – hypoglykemie* |
Zenuwstelselaandoeningen | Zelden – perifere neuropathie (pijnlijke neuropathie) |
Oogaandoeningen | Soms – refractieaandoeningen |
Soms – diabetische retinopathie | |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Soms – lipodystrofie* |
Niet bekend – Cutane amyloïdose*† | |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Soms – oedeem |
Soms – reacties op de injectieplaats |
* zie ‘Beschrijving van bepaalde bijwerkingen’
† ADR (Adverse Drug Reaction) afkomstig van postmarketing bronnen.
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
Anafylactische reacties:
Gegeneraliseerde overgevoeligheidsreacties (gegeneraliseerde huiduitslag, jeuk, transpireren, gastro-intestinale klachten, angioneurotisch oedeem, ademhalingsproblemen, hartkloppingen en een verlaging van de bloeddruk) komen zeer zelden voor maar kunnen levensbedreigend zijn.
Hypoglykemie:
De meest frequent gemelde bijwerking is hypoglykemie. Hypoglykemie kan optreden wanneer de insulinedosis te hoog is ten opzichte van de insulinebehoefte. Ernstige hypoglykemie kan leiden tot bewustzijnsverlies en/of convulsies en kan een tijdelijke of permanente beschadiging van de hersenfunctie of zelfs overlijden tot gevolg hebben. De symptomen van hypoglykemie treden meestal plotseling op. Deze symptomen kunnen zijn: koud zweet, een koude en bleke huid, vermoeidheid, zenuwachtigheid of beven, angstgevoelens, ongewone vermoeidheid of zwakte, verwardheid, concentratiestoornissen, sufheid, overmatig hongergevoel, visusstoornissen, hoofdpijn, misselijkheid en hartkloppingen.
In klinische studies varieerde de frequentie van hypoglykemie met de patiëntenpopulatie, dosisregimes en mate van glykemische controle. Tijdens klinische studies waren er geen verschillen in de mate waarin hypoglykemie optrad tussen patiënten die werden behandeld met insuline aspart in vergelijking met humane insuline.
Huid- en onderhuidaandoeningen:
Lipodystrofie (waaronder lipohypertrofie, lipoatrofie) en cutane amyloïdose kunnen optreden op de injectieplaats en kunnen de plaatselijke insuline-absorptie vertragen. Het continue afwisselen van de injectieplaats binnen eenzelfde gebied kan helpen deze reacties te verminderen of te voorkomen (zie rubriek 4.4).
Pediatrische patiënten
Op basis van post-marketinggegevens en klinische studies werd geen verschil in frequentie, type en ernst van bijwerkingen waargenomen bij pediatrische patiënten in vergelijking met de uitgebreidere ervaring in de algemene populatie.
Andere speciale doelgroepen
Op basis van post-marketinggegevens en klinische studies werd geen verschil in frequentie, type en ernst van bijwerkingen waargenomen bij oudere patiënten en bij patiënten met nier- of leveraandoeningen in vergelijking met de uitgebreidere ervaring in de algemene populatie.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem:
België
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
Afdeling VigilantiePostbus 97
B-1000 Brussel Madou
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg.be
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Novo Nordisk A/S
Novo Allé
DK-2880 Bagsværd
Denemarken
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
NovoMix 30 Penfill
EU/1/00/142/004
EU/1/00/142/005
NovoMix 30 FlexPen
EU/1/00/142/009
EU/1/00/142/010
EU/1/00/142/023
EU/1/00/142/024
EU/1/00/142/025
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
05/2023
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2071694 | NOVOMIX 30 PENFILL 5 X 3 ML 100 U/ML | A10AD05 | € 36,11 | - | Ja | - | - |
2074102 | NOVOMIX 30 FLEXPEN 5 X 3 ML 100 U/ML | A10AD05 | € 41,2 | - | Ja | - | - |