SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Farmorubicine 10 mg CytoVial oplossing voor injectie
Farmorubicine 20 mg CytoVial oplossing voor injectie
Farmorubicine 50 mg CytoVial oplossing voor injectie
Farmorubicine 200 mg CytoVial oplossing voor injectie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Het werkzame bestanddeel is epirubicinehydrochloride.
Hulpstoffe met bekend effect :
Farmorubicine bevat natrium (zie rubriek 4.4)
Farmorubicine 20 mg, 50 mg en 200 mg Cytovial oplossing voor injectie bevatten respectievelijk 35,4 mg, 88,5 mg en 354 mg natrium per injectieflacon.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Farmorubicine 10, 20, 50 mg en 200 mg CytoVial oplossing voor injectie
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Farmorubicine intraveneus in monotherapie vertoont een antitumorale activiteit bij mammacarcinomen, maagcarcinomen en sarcomen van de weke weefsels.
Bovendien konden bij bepaalde andere tumoren (pancreas, ovaria, non‑Hodgkin lymfoom) objectieve responses worden waargenomen bij een kleiner aantal behandelde patiënten. Farmorubicine kan opgenomen worden in schema's van polychemotherapie en vertoont een verlaagde cardiotoxiteit ten opzichte van doxorubicine.
De intravesicale toediening van epirubicine heeft positieve resultaten opgeleverd bij oppervlakkige tumoren van de blaas, zowel bij therapeutisch gebruik als bij profylactisch gebruik na transurethrale resectie. Een intravesicale instillatie is evenwel tegenaangewezen als behandeling van een invasieve blaastumor welke door de blaaswand is gepenetreerd.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Aanbevolen dosering en duur van de behandeling
De dosis Farmorubicine wordt doorgaans berekend op basis van de lichaamsoppervlakte. De aanbevolen dosis Farmorubicine voor monotherapie bedraagt 75 tot 90 mg/m² voor volwassenen. Dezelfde dosis wordt om de 21 dagen toegediend. De totale dosis per cyclus kan ook over twee opeenvolgende dagen worden verdeeld.
Aanpassing van dosering
- naargelang de hematologische toestand
Bij het behandelingsschema moet rekening worden gehouden met de hematologische toestand van de patiënt. Met name wordt een lagere dosis aanbevolen bij patiënten met een verminderde beenmergfunctie door chemotherapie of een vroegere radiotherapie. - in geval van leverinsufficiëntie
Aangezien het hepatobiliaire systeem de voornaamste eliminatieweg vormt, dient bij patiënten met een verminderde leverfunctie de dosis verminderd te worden teneinde een toename van de algemene toxiciteit te vermijden. In geval van een matige vermindering van de leverfunctie (bilirubine 1,2 tot 3 mg/100 ml) moet de dosis met 50% verminderd worden. In geval van een ernstige vermindering (bilirubine > 3 mg/100 ml) moet de dosis met 75% verminderd worden. - associatie met andere antitumorale producten
De dosis dient eveneens te worden aangepast als Farmorubicine in combinatie met andere antitumorale producten wordt gebruikt. In geval van een polychemotherapie mag Farmorubicine niet met andere geneesmiddelen worden gemengd. - bij bejaarde patiënten
Lagere doses worden aanbevolen bij bejaarde patiënten.
Intravesicale toediening
Voor de intravesicale toediening kan, hoewel verschillende doseringen werden gebruikt, het volgende schema worden gevolgd:
- bij therapeutisch gebruik, wekelijkse toedieningen van 50 mg Farmorubicine in 50 ml fysiologische oplossing of water voor injecteerbare bereidingen gedurende 8 weken (25 ml Farmorubicine CytoVial verdund in 25 ml fysiologische oplossing of water voor injecteerbare bereidingen) .
Bij lokale toxiciteit (chemische cystitis) is een verlaging van de dosis tot 30 mg/50 ml aanbevolen.
- bij profylactisch gebruik is het gebruikelijke doseringsschema 50 mg/50 ml één keer per week gedurende 4 weken en dan verder één keer per maand gedurende 11 maanden.
De oplossing dient gedurende 1 uur in de blaas te blijven. Om verdunning met de urine te vermijden, moet aan de patiënt gevraagd worden niet te drinken gedurende de 12 laatste uren voor de instillatie. Gedurende de instillatie moet de patiënt zich omdraaien en op het einde van de instillatietijd moet de blaas geledigd worden.
Wijze van toediening
Voor de intraveneuze toediening dient de oplossing in 3 tot 5 minuten te worden ingespoten via de catheter van een vrij lopend intraveneus infuus van een fysiologische zoutoplossing. Deze methode vermindert het gevaar op trombose en op extravasatie die kan leiden tot ernstige cellulitis en weefselnecrose. Injectie in kleine venen en herhaalde injecties in dezelfde venen kunnen leiden tot veneuze sclerose.
Wanneer Farmorubicine wordt toegediend in een systeem met ingeplante catheter, dient het systeem tussen de toediening van heparine en die van Farmorubicine met fysiologisch serum te worden gespoeld.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor epirubicine of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen, voor andere anthracyclines of anthracenedionen (zie rubriek 4.4).
Zwangerschap en borstvoeding
Intraveneus gebruik:
- persisterende myelosuppressie of ernstige stomatitis ten gevolge van een voorafgaande cytotoxische behandeling;
- aanwezigheid van veralgemeende infecties;
- ernstige leverfunctiestoornis
- voorgeschiedenis van ernstige aritmieën en myocardinsufficiëntie; voorafgaand myocardinfarct;
- ernstige myocardinsufficiëntie
- recent myocardinfarct
- ernstige aritmieën
- eerdere behandeling met maximale cumulatieve doses epirubicine en/of andere anthracyclines en anthracenedionen (zie rubriek 4.4)
- patiënten met acute systemische infecties
- instabiele angina pectoris
- myocardiopathie
Intravesicaal gebruik:
- infecties van de urinewegen
- blaasontsteking
- hematurie
- invasieve tumoren die de blaas penetreren
- catheterisatieproblemen
4.8 Bijwerkingen
Tijdens behandeling met Farmorubicine zijn de volgende bijwerkingen waargenomen en gemeld met de volgende frequenties: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100 tot < 1/10); soms (≥ 1/1.000 tot ≤ 1/100); zelden (≥ 1/10.000 tot ≤ 1/1.000); zeer zelden (≤ 1/10.000), niet bekend (kan niet worden geschat op basis van de beschikbare gegevens).
Meer dan 10 % van de te behandelen patiënten kan bijwerkingen verwachten. De meest voorkomende bijwerkingen zijn myelosuppressie, gastro-intestinale bijwerkingen, anorexie, alopecie en infecties.
Systeem/Orgaanklasse | Zeer vaak | Vaak
| Soms
| Zelden | Zeer zelden | Frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Infectie, Conjunctivitis |
| Sepsis*, |
|
| Cellulitis |
Neoplasmata, benigne, maligne en niet-gespecificeerd (inclusief cysten en poliepen) |
|
| Acute myeloïde leukemie, Acute lymfocytaire leukemie |
|
|
|
Bloed- en lymfestelselaandoeningen | Anemie, Leukopenie, Neutropenie, Trombocytopenie, |
|
|
|
|
|
Immuunsysteemaandoeningen |
|
|
| Anafylactische reactie* |
|
|
Voedings- en stofwisselingsstoornissen |
| Verminderde eetlust |
| Hyperuricemie* |
|
|
Oogaandoeningen | Keratitis |
|
|
|
|
|
Hartaandoeningen |
| Ventriculaire tachycardie, Atrioventriculair blok, Bundeltakblok, Bradycardie, Congestief hartfalen |
|
|
|
|
Bloedvataandoeningen | Warmteopwellingen, Flebitis* | Hemorragie*, Blozen* | Embolie, |
|
| Shock* |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen |
|
| Longembolie* |
|
| Hypoxie |
Zenuwstelselaandoeningen |
|
|
| Duizeligheid |
|
|
Maagdarmstelselaandoeningen | Nausea, Braken, Stomatitis, Slijmvliesontsteking, Diarree | Gastro-intestinale pijn*, Gastro-intestinale erosie*, Gastro-intestinale ulcer* | Gastro-intestinale bloeding* |
|
| Abdominaal ongemak, Pigmentatie van mondslijmvlies * |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Alopecia, Huidtoxiciteit, Onderbreking van de baardgroei | Rash/pruritus, Pigmentatie van de nagels*, Huidaandoening, Hyperpigmentatie van de huid | Urticaria*, Erythema*, |
|
| Fotosensitiviteitsreactie* |
Nier- en urinewegaandoeningen | Chromaturie†* |
|
| Pollakisurie§ |
|
|
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen | Amenorroe |
|
| Azoöspermie |
|
|
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Malaise, Pyrexie* | Koude rillingen* | Asthenie |
|
|
|
Onderzoeken | Transaminasen abnormaal | Ejectiefractie verlaagd |
|
|
|
|
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Chemische cystitis* § |
|
|
|
| Recall-fenomeen* |
*Bijwerkingen die na het op de markt brengen, werden geïdentificeerd. |
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, Postbus 97, 1000 BRUSSEL, Madou (website: www.eenbijwerkingmelden.be; e-mail: adr@fagg.be).
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Pfizer NV/SA
Pleinlaan 17
1050 Brussel, België
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Farmorubicine 10 mg CytoVial oplossing voor injectie: BE192464
Farmorubicine 20 mg CytoVial oplossing voor injectie: BE192455
Farmorubicine 50 mg CytoVial oplossing voor injectie: BE192446
Farmorubicine 200 mg CytoVial oplossing voor injectie: BE225373
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
03/2023
22G28
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig |
---|---|---|---|---|---|
1405224 | FARMORUBICINE CYTOVIAL 10 MG | L01DB03 | - | € 6,28 | Ja |
1405232 | FARMORUBICINE CYTOVIAL 50 MG | L01DB03 | - | € 31,41 | Ja |
2222941 | FARMORUBICINE CYTOVIAL 200 MG | L01DB03 | - | € 125,65 | Ja |